Overschakelen op warmtenet! Maar hoe?

Gemeenten willen van het gas af, maar missen de financiële en juridische instrumenten om de aanleg van warmtenetten te stimuleren. Tegelijkertijd ervaren huishoudens niet de noodzaak om over te stappen op het duurzamere warmtenet. Zolang de juridische en financiële bevoegdheden van gemeenten niet worden uitgebreid, zullen gemeenten hun toevlucht moeten nemen tot innovatieve instrumenten om huishoudens te overtuigen zich aan te sluiten bij een warmtenet. Werken deze instrumenten? En welke barrières zijn daarbij aanwezig?

De krantenkop Amsterdam wil voor 2050 aardgasloze stad zijn is één in een reeks artikelen over het klimaatbeleid in Nederland (Van Weezel, 2016). Nederlandse gemeenten streven steeds vaker naar klimaatneutraliteit en gebruiken hier verschillende strategieën voor. Een veelgebruikte duurzaamheidsstrategie is de inzet op verduurzaming van de elektriciteitsinfrastructuur en het verminderen van broeikasgassen zoals CO2. De laatste jaren is echter ook de verduurzaming van het warmtenetwerk een agendapunt geworden. Het gebruik van fossiele brandstoffen in de warmtevoorziening heeft haar grenzen bereikt en zal op den duur de Nederlandse huishoudens niet voldoende van warmte kunnen voorzien. Daarom is in het onlangs gesloten regeerakkoord de ambitie gesteld alle woningen in Nederland uiterlijk in 2050 van het gasnetwerk los te koppelen (Ekker, 2017).

Eén van de voorgestelde alternatieven voor verwarming met gas is een zogenaamd warmtenet. Voor een leeronderzoek hebben vier studenten planologie aan de Universiteit Utrecht hiernaar onderzoek uitgevoerd. Hierbij is onderzocht welke instrumenten de vijf grootstedelijke Nederlandse gemeenten gebruiken om de consument te stimuleren over te stappen naar een warmtenet. De onderzochte gemeenten in het onderzoek zijn Utrecht, Den Haag, Amsterdam, Enschede en Eindhoven. Deze gemeenten zijn ten eerste gekozen omdat de uitdaging om warmtenetten aan te leggen het grootst is in grootstedelijke gemeenten, aangezien deze veel bestaande bebouwing binnen hun grenzen hebben die de aanleg van een warmtenet moeilijker maakt. Ten tweede hebben de onderzochte gemeenten al stappen gezet wat betreft de aanleg van warmtenetten. De focus binnen dit onderzoek ligt voornamelijk op de vraag welk type instrumenten die een gemeente tot haar beschikking heeft het beste werkt om deze transitie te stimuleren of te versnellen.

Warmtenetten: het vraagstuk

Bij een warmtenet wordt restwarmte uit de industrie, afvalverbranding of aardwarmte (geothermie) gebruikt om water centraal te verwarmen. Een ondergronds netwerk van leidingen transporteert het water van de verwarmingscentrale naar de huizen of bedrijven waar het gebruikt wordt voor de centrale verwarming of het sanitair. Een centrale verwarmingsketel per huishouden is in dit netwerk overbodig geworden en restwarmte, die anders verloren zou gaan, wordt nuttig gebruikt. De leidingnetwerken zijn in beheer van een warmte-exploitant. De aanleg van deze netwerken vereist in verband met het grondbeleid en de invloed op de openbare ruimte, goedkeuring van de gemeente. In sommige gevallen zal een gemeente zelf besluiten tot de aanleg van een dergelijk net, maar het initiatief kan ook vanuit de private sector worden genomen. Of een huishouden aangesloten is op het warmtenetwerk is nu nog vaak een keuze van de bewoner.

De aanleg van warmtenetten stelt gemeenten voor een bestuurs-ruimtelijke kwestie: hoe kan de bestaande warmte-infrastructuur van gemeenten worden omgevormd tot een duurzame infrastructuur? Het
ruimtelijk aspect zit in de aanleg en de infrastructurele opgave. Bij de aanleg van een warmtenet moet bestaande infrastructuur getransformeerd worden om warmtetransport mogelijk te maken. Dit is nodig omdat het transport van warmte, voor temperatuur en volume, andere eisen stelt aan de leidingen dan gas. Dit is een kostbare ingreep in ruimtelijk opzicht en vereist investeringen van zowel huishoudens als gemeenten.

Drempels die transformatie naar een preferabele, duurzamere situatie in de weg staan kunnen worden verklaard aan de hand van de Lock-In theorie (Thompson, 1997). In lock-in situaties, conceptueel weergegeven in figuur 1, moet een verstoring van de status quo plaatsvinden om de transitie van minder efficiënte gasverwarming naar efficiënte warmtenetten te maken. In het geval van warmtenetten is de kostbare ingreep in ruimtelijk opzicht de noodzakelijke verstoring om verandering tot stand te brengen. Thompson (1997) noemt die ook wel de Optimal Perturbation . Het is onwaarschijnlijk dat individuele huishoudens zelf deze investering doen. De investering is te kostbaar en er zijn te weinig prikkels om de overstap zelf te maken. Thompson stelt dan ook dat er voor overheden een taak ligt deze overstap te faciliteren. Gemeenten kunnen hierin gebruik maken van hun instrumentarium. Dit onderzoek richt zich juist op dit instrumentarium.

Klassiek, actief en innovatief

Bij de analyse van de gebruikte instrumenten wordt onderscheid gemaakt tussen drie verschillende categorieën: klassieke instrumenten, het actief warmtebeleid en innovatieve instrumenten. Gemeenten hebben historisch gezien drie soorten klassieke instrumenten om de aanleg van warmtenetten voor elkaar te krijgen. Deze klassieke indeling wordt ook wel de ‘peen, zweep en preek’ (Spit & Zoete, 2015) genoemd en omvat respectievelijk financiele, wettelijke en communicatieve instrumenten. Deze instrumenten functioneren vooral faciliterend, maar de vraag is of het juridisch en financieel mogelijk maken van warmtenetten voldoende is om huishoudens te motiveren de overstap naar een warmtenet te maken. Uit gesprekken met gemeenten blijkt dat alleen financiële prikkels en informatie verschaffen huishoudens niet genoeg motiveert om over te stappen op warmtenetten. Een van de gemeenten gaf het gemis aan van instrumenten om mensen te dwingen de overstap te maken. Bij nieuwbouw kunnen wel eisen worden gesteld aan de bouw, maar de grootste uitdaging ligt bij de bestaande bouw.

Alle onderzochte gemeenten maken gebruik van minimaal één van de drie klassieke instrumenten (tabel 1). Geen van de gemeenten geeft echter aan dat deze klassieke instrumenten voldoende zijn. Om deze reden zijn door de jaren heen nieuwe bestuurlijke instrumenten gevormd. We zullen zien dat ook in deze casus gemeenten hier gebruik van weten te maken.

Naast de klassieke instrumenten beschikken gemeenten over het actief warmtebeleid, vrijwel hetzelfde als het actief grondbeleid (Van Buuren, 2014). In dit geval koopt een gemeente grond, waarna ze tijdens het bouwrijp maken van de grond een warmtenet kan laten aanleggen. Een tweede optie is dat tijdens de verkoop contractuele afspraken worden gemaakt met de ontwikkelaar over de aanleg en aansluiting op het warmtenet. Hierbij gaat het vaak wel over nieuwbouwwijken waar de aanleg van een warmtenet minder complex is als bij bestaande bouw. Dit gebeurt onder andere in Eindhoven, waar de gemeente bij de wijken Meerhoven en Strijp het initiatief heeft genomen en ervoor heeft gezorgd dat alle woningen automatisch op een warmtenet zijn aangesloten.

De derde categorie zijn de ‘innovatieve instrumenten’. Het gaat hier om instrumenten die op een gedragswetenschappelijke manier kunnen worden ingezet als beleidssturingsinstrument. Dit soort instrumenten kan ervoor zorgen dat informatie over gewenst duurzaam gedrag bij burgers terechtkomt, positief wordt beoordeeld, wordt begrepen en onthouden. Het doel is dat de burger tot actie komt en zich in dit geval aansluit op een warmtenet. Binnen deze categorie is een drietal instrumenten waarneembaar die in het geval van warmtenetten een grote rol zijn gaan spelen.

Als eerste nudging; hierbij wordt de omgeving zo ingericht dat mensen (on) bewust het gewenste duurzame gedrag gaan vertonen (Thaler e.a., 2014). Zo zou bijvoorbeeld een energiemeter per wijk of straat ervoor kunnen zorgen dat mensen beter gaan letten op hun warmteverbruik en vervolgens de overstap maken op een duurzaam alternatief. Huishoudens zijn zo gemakkelijker te overtuigen zich aan te sluiten op een warmtenet, omdat deze handeling voor hen aantrekkelijker is gemaakt. Een voorbeeld van deze praktijk is het platform ‘040goedbezig’ van de gemeente Eindhoven, waarin de overheid gewenst duurzaam gedrag van burgers toonbaar maakte en zo deze burgers beloonde voor hun duurzaam gedrag. Door het platform werd het door de gemeente aantrekkelijk en gemakkelijker gemaakt voor Eindhovenaren om mee te doen in elkaars duurzame projecten en om zelf nieuwe initiatieven op te starten.

Een tweede instrument is de social norm feedback (Marteau e.a., 2011). Zo kan publieksgerichte voorlichting worden gegeven waarin de aantrekkelijkheid en het gemak van warmtenetten wordt onderstreept. De social norm feedback verschilt van het klassieke instrument de preek doordat hierbij een beloning van goed gedrag wordt geboden. Door dit duurzame goede gedrag als voorbeeld te stellen, is de kans groter dat andere burgers dit gedrag overnemen. Dat was zichtbaar in Den Haag waar via het platform ‘Hou van je Huis’ burgers voorbeelden met elkaar delen om hun huis duurzamer te maken met de aansluiting op een warmtenet. De gemeente moedigde in het platform, samen met woningeigenaren en bedrijven, duurzaam woningonderhoud aan: ‘Waarom wachten als u vandaag uw wooncomfort kunt verhogen en uw energieverbruik kunt verlagen?’ (Gemeente Den Haag, 2018). De verduurzaming van de woning werd als goed gedrag voorgesteld.

Het laatste instrument lijkt enigszins op de voorgaande. Met social diffusion wordt bepaalde informatie verschaft aan actieve of bekende leden van subgroepen in de samenleving, deze geven de informatie dan weer door aan hun achterban (McKenzieMohr, 2011). Het blijkt belangrijk om duurzaam gedrag te verspreiden binnen en via het netwerk van burgers. Burgers beoordelen informatie die ze binnen hun eigen netwerk hebben gekregen namelijk als betrouwbaarder (Darley & Beninger, 1981). Een voorbeeld van deze praktijk zijn de open huizen van de ‘Groene Regentes’ in Den Haag, waarbij burgers elkaar hun duurzaam gedrag laten zien. Dit is een succesvol praktijkvoorbeeld van hoe burgers energiebesparende maatregelen met elkaar in de buurt delen. Zo werd een gezamenlijk project opgezet om collectief warmtepompen in te kopen waarbij de maatregel via lokale netwerken werd verspreid.

De drie bovenstaande categorieën worden niet los van elkaar gebruikt. In tabel 1 is te zien dat gemeenten meerdere instrumenten gebruiken en uit de interviews blijkt dat de verschillende instrumenten door en in combinatie met elkaar gebruikt worden.

Tabel 1 Overschakelen op een warmtenet

Tabel 1, Gebruikte gemeentelijke instrumenten bij de stimulering tot het overschakelen naar een warmtenet.

Gemeenten vergeleken

Opvallend is dat alle onderzochte gemeenten gebruik maken van de klassieke instrumenten zweep en preek. Den Haag en Amsterdam zijn de enige die gebruik maken van de peen, oftewel subsidies. Andere gemeenten geven aan niet de middelen te hebben om een financieel impuls te geven. Gemeenten hebben daarom baat bij innovatieve instrumenten om meer huishoudens te laten overstappen op een warmtenet. De gemeenten zetten de eerste stappen al om huishoudens op nieuwe manieren te bereiken en over te halen zich bij een warmtenet aan te sluiten. Bij het gebruik van de bovengenoemde instrumenten blijkt internet en vooral sociale media een grote rol te spelen. De verschillende gemeenten hebben websites en facebookpagina’s waar zij informatie op zetten voor degenen die daarnaar op zoek zijn.

Daarnaast organiseren gemeenten zoals Eindhoven verschillende platformen en bijeenkomsten waar informatie, meningen en plannen met elkaar kunnen worden gedeeld en bekritiseerd. De gemeente Eindhoven nuanceert het succes van sociale media en platforms als innovatieve instrumenten: deze instrumenten bereiken, zo leert de ervaring, slechts de geïnteresseerde burger. De efficiëntie van dit soort instrumenten is daarom een interessant onderzoeksonderwerp voor een mogelijk vervolgonderzoek.

Barrières

Ondanks alle inspanningen van gemeenten komt de overstap naar warmtenetten maar langzaam op gang. De drempel tot aansluiting blijkt nog steeds te hoog te zijn voor bewoners. Gemeenten zien obstakels op de weg naar aardgasloze steden. De grootste barrière bedraagt de kosten. Veel huishoudens die al aangesloten zijn op een warmtenet geven aan dat de kosten hoger zijn dan bij een gasaansluiting, terwijl de wetgeving dat zou moeten voorkomen. Niet alleen voor huishoudens spelen de kosten een rol; ook gemeenten hebben vaak niet de middelen om een warmtenet aan te leggen.

Als oplossing voor dit probleem wordt concurrentie op het warmtenet voorgesteld. Op dit moment is een warmtenet vaak in beheer van het bedrijf dat de warmte levert. Als het beheer gescheiden wordt van de leverancier kunnen meerdere warmteleveranciers gebruik maken van het net en zal concurrentie plaatsvinden. Dit zou de prijzen omlaag kunnen stuwen. Daarnaast geeft Eindhoven aan dat de consument een keuze moet hebben tussen leveranciers die nu niet bestaat. Dit zou de bereidheid om over te schakelen kunnen vergroten.

Figuur 1 Overschakelen op een warmtenet

Figuur 1 Schematische weergave lock-in situatie

Een tweede barrière komt voort uit het gebrek aan informatie en het probleem dat veel informatie alleen het deel van de burgers bereikt dat al geïnteresseerd is in verduurzaming. Daarnaast noemen gemeenten ook als probleem dat een deel van de informatie die de burger bereikt gekleurd is door de omgeving waarin de burger zich bevindt. Zo zullen tegenstanders van een warmtenet via hun netwerk vooral negatieve informatie ontvangen, waardoor de informatie die bij de burgers komt incompleet kan zijn. Dit is een gegeven dat niet verholpen kan worden, omdat informatie altijd gekleurd is. Nederlandse gemeenten zouden er wel goed aan doen meer grip te krijgen op de informatieverspreiding. Dit kan gedaan worden door het organiseren van voorlichtingsbijeenkomsten, het uitdelen van informatie in de vorm van brochures en flyers en actieve communicatie via sociale media.

Ten derde geven gemeenten aan gebrek te hebben aan juridische middelen. Gemeenten kunnen de consument niet dwingen, maar de wetgeving om te sturen ontbreekt ook. Met het verdwijnen van de aansluitingsplicht op gas zou deze barrière verminderd kunnen worden. Dan kunnen leveranciers en gemeente ‘nee’ zeggen als een huishouden vraagt om aansluiting op gas. Ook een aangescherpte Energie Prestatie Coëfficiënt zou gemeenten meer juridisch houvast kunnen geven.

Volgende stappen

Dit onderzoek heeft inzichtelijk gemaakt welke innovatieve instrumenten gemeenten gebruiken om inwoners te interesseren voor een aansluiting op het lokale warmtenet. Een vervolgonderzoek naar de efficiëntie van dit beleid in hoogstedelijke gebieden en landelijke gemeenten zou een interessante bijdrage kunnen leveren.

In het streven naar klimaatneutraliteit zijn veel Nederlandse gemeenten bezig met het verduurzamen van de warmtevoorziening. Warmtenetten behoren tot een veel voorkomend alternatief voor de huidige onduurzame verwarming met gas. Gemeenten hebben echter te weinig juridische en financiële instrumenten om de aanleg van warmtenetten door te zetten. Het feit dat de aansluitingsplicht op gas vervalt is al één stap die gemeenten meer ruimte biedt om op juridisch vlak de aanleg van warmtenetten door te voeren.

Totdat gemeenten meer juridisch houvast krijgen om warmtenetten aan te leggen, zijn ze aangewezen tot het gebruik van innovatieve instrumenten. Door duurzaam gedrag aan burgers te tonen en te zorgen dat deze informatie via eigen netwerken wordt verspreid, kunnen individuele huishoudens worden overgehaald tot aansluiting op een warmtenet.

(Dit artikel verscheen in Rooilijn 51(2), p.132-139)

Author profile
Anne werkt als project en omgevingsmanager bij 
Author profile
Maurits Paauwe
Maurits is Msc student Real Estate Studies aan de Rijksuniversiteit Groningen. bij 

Maurits is Msc student Real Estate Studies aan de Rijksuniversiteit Groningen en bestuurslid van de Real Estate Club Groningen.

Author profile
Gerard Verweij
Gerard is stagiair Energie en Klimaat bij Over Morgen bij 

Gerard Verweij is opgeleid als sociaal geograaf en planoloog (Bsc, Universiteit Utrecht) en heeft een master in Ruimtelijke Ordening (Radboud Universiteit).

Author profile
Jelle Wiersma
Jelle is Tax Trainee bij PwC. bij 

Jelle Wiersma studeerde Sociale Geografie en Planologie aan de Universiteit Utrecht (Bsc) waar hij ook het honourscollege Geosciences volgede. In 2019 behaalde hij zijn master in de Politieke Wetenschappen aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Tegenwoordig werkt Jelle als Tax Trainee bij PwC.

Literatuur

Buuren, P.J.J. van, A.A.J. Gier, de, A.G.A. Nijmeijer, & J. Robbe (2014) Hoofdlijnen ruimtelijk bestuursrecht, Negende druk, Kluwer,

Deventer Darley, J. M. & J. R. Beninger (1981) ‘Diffusion of energyconserving innovations’, Journal of Social Issues , jg. 37, nr. 2, p. 150-171

Ekker, H. (2017) Alle huizen gasloos maken ‘gigantische maar haalbare’ opgave , NOS, www.nos.nl, 17-11-2017

Gemeente Den Haag (2018) Den Haag, Hou van je Huis, Gemeente Den Haag, www.woonwijzerwinkel.nl,, 07-02-2018

Marteau, T., D. Ogilvie, M. Roland, M. Suhrcke & M. Kelly (2011) ‘Judging nudging: can nudging improve population health’, British Medical Journal , jg. 342, nr. 25, p. 263-265

McKenzie-Mohr, D. (2011) Fostering sustainable behavior: An introduction to community-based social marketing, New society publishers, Gabriola Island

Spit, T. & P. Zoete (2015) Planologie: een wetenschappelijke introductie in de ruimtelijke ordening in Nederland, InPlanning, Groningen

Thaler, R. H., C. R. Sunstein & J. P. Balz (2014) ‘Choice architecture’, E. Shafir (red.), The behavioral foundations of public policy, Princeton Univerity Press, Princton & Oxford, p. 428-439

Thompson, M. (1997) ‘Rewriting the precepts of policy analyses’, R.J. Ellis & M. Thompson (red.), Culture matters, Westview press, Boulder, Colorado, p. 203-216

Weezel, T.G. van (2016) Amsterdam wil voor 2050 aardgasloze stad zijn, Volkskrant, www.volkskrant.nl, 17-11-2017

Author profile
Anne werkt als project en omgevingsmanager bij 
Author profile
Maurits Paauwe
Maurits is Msc student Real Estate Studies aan de Rijksuniversiteit Groningen. bij 

Maurits is Msc student Real Estate Studies aan de Rijksuniversiteit Groningen en bestuurslid van de Real Estate Club Groningen.

Author profile
Gerard Verweij
Gerard is stagiair Energie en Klimaat bij Over Morgen bij 

Gerard Verweij is opgeleid als sociaal geograaf en planoloog (Bsc, Universiteit Utrecht) en heeft een master in Ruimtelijke Ordening (Radboud Universiteit).

Author profile
Jelle Wiersma
Jelle is Tax Trainee bij PwC. bij 

Jelle Wiersma studeerde Sociale Geografie en Planologie aan de Universiteit Utrecht (Bsc) waar hij ook het honourscollege Geosciences volgede. In 2019 behaalde hij zijn master in de Politieke Wetenschappen aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Tegenwoordig werkt Jelle als Tax Trainee bij PwC.

31 mei 2018

De tekst en tabellen in deze bijdrage zijn gepubliceerd onder een CC BY-NC-ND licentie. Voor hergebruik van foto’s en illustraties dient u contact op te nemen met Rooilijn.
Whatsapp

Reageer op dit artikel

0 reacties

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

13385