In ruimtelijke planvorming wordt de gezonde leefomgeving vaak nauw opgevat. Zo ligt de nadruk vooral op fysieke gezondheid. Als sociaal specialist zie ik dat sociale thema’s zoals mentaal welzijn, cohesie, inclusiviteit en sociale veiligheid vaak ontbreken. Bovendien worden kwetsbare groepen niet of nauwelijks bereikt in participatietrajecten. Om een gezonde leefomgeving voor alle inwoners te realiseren, moeten er maatregelen worden genomen die participatie bevorderen en sociale thema’s meer centraal stellen.
In het buitenland is het verplicht om sociale aspecten en participatie van kwetsbaren op te nemen in grote en complexe ruimtelijke projecten als die internationaal gefinancierd worden (IFC, 2012). In Nederland is dit echter nog geen standaardpraktijk. Sociale thema’s, met uitzondering van gezondheid en cultureel erfgoed, zijn geen verplichte onderdelen in de Nederlandse wetgeving op het gebied van ruimtelijke plannen en milieueffectrapportage (Toets-online, 2021).
De laatste jaren is er veel veranderd op dit gebied. Zo schreven Els Veldhuizen en Arnoud Verhoeff (2018) eerder in Rooilijn dat sociale thema’s als gezondheid en participatie in toenemende mate worden opgenomen in omgevingsvisies en nationale programma’s in aanloop naar de Omgevingswet. Sinds 1 januari verplicht de Omgevingswet dat gezondheid en participatie worden opgenomen in elk nieuw ruimtelijk plan. Daarnaast zien we dat sociale experts in toenemende mate worden betrokken bij de verplichte milieueffectrapportages van omgevingsvisies, programma’s en voorkeursbeslissingen. De Commissie voor de milieueffectrapportage (Commissie mer) adviseert over dergelijke milieubelangen in besluitvormingsprocessen. Zodra een initiatiefnemer sociale ambities heeft, worden sociale experts toegevoegd aan een Commissie mer-adviesgroep.
Toch laten recente voorbeelden nog steeds duidelijke grenzen zien tussen ruimtelijke ordening, sociale thema’s en participatie. Zo bleek de inbreng en betrokkenheid van kwetsbare groepen in het Nationaal Programma Rotterdam Zuid beperkt te zijn, ondanks het feit dat bewonersparticipatie werd gepresenteerd als belangrijk speerpunt (Custers, 2024). Een rapport van de gemeente Sint-Michielsgestel toonde aan dat de dialoog met inwoners vaak tekortschoot bij grote bouwprojecten, wat het vertrouwen van de inwoners schaadde (Brabants Dagblad, 2023a). Bijna een derde van de Nederlanders vindt dat er harder moet worden opgetreden tegen overheden als ze herhaaldelijk niet luisteren naar de inbreng van bewoners in beleids- en planvormingsprocessen (Sociaal en Cultureel Planbureau, 2023). Sociale thema’s en inclusieve participatie moeten dus meer nadruk krijgen, zo adviseer ik en andere sociale deskundigen vanuit hun praktijkervaring (Commissie mer, e.a., 2021).
Maak ruimte voor sociale thema’s en inclusieve participatie
Het belang van participatie en het meewegen van sociale thema’s bij de inrichting van onze leefomgeving is overduidelijk. Nederland staat voor aanzienlijke uitdagingen op het gebied van woningbouw, de opvang van asielzoekers en het behoud van biodiversiteit. Veel mensen ervaren dat de politiek dergelijke problemen niet adequaat aanpakt en onvoldoende luistert naar de burgers, wat resulteert in een gebrek aan vertrouwen in de politiek (Sociaal en Cultureel Planbureau, 2023). Het betrekken van burgers bij het vinden van oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen is dan ook van groot belang.
Helaas blijkt dat initiatiefnemers met hun participatietrajecten vaak kansarme en kwetsbare groepen niet weten te bereiken, terwijl juist hun inbreng essentieel is voor het vinden van oplossingen voor deze problemen en het verbeteren van ruimtelijke plannen. Door in gesprek te gaan met bewoners kunnen we een beter begrip krijgen van de sociale impact, zowel positief als negatief, van voorgestelde plannen. Bewoners hebben waardevolle kennis en ervaringen die kunnen helpen bij het identificeren van problemen en het voorspellen van mogelijke gevolgen voor de leefomgeving. Door deze inzichten te integreren, kunnen initiatiefnemers een meer holistisch beeld krijgen van de uiteenlopende behoeften van bewoners.
Het valt op dat slechts beperkt wordt gekeken naar sociale effecten in milieueffectrapportages voor ruimtelijke plannen (Commissie mer, 2021; Toets-online, 2021). In beleidsprogramma’s zoals het Nationaal Programma Landelijk Gebied blijkt dat het thema gezondheid geen centrale positie inneemt (RIVM, 2023). En waar het thema gezondheid wel een prominente plek heeft, richt het zich voornamelijk op fysieke gezondheidsbescherming en in mindere mate op de bevordering van sociale gezondheid en mentaal welzijn, wat evenzeer van belang is (Commissie mer, 2022).
In huidige beleidsprogramma’s worden slechts een beperkt aantal indicatoren gebruikt om sociale doelen te meten en te bereiken. Zo bevatte bijvoorbeeld een effectenbeoordelingskader voor het beoordelen van het thema sociale inclusiviteit slechts twee indicatoren: afstand tot voorzieningen en eenzaamheid. Dit terwijl meerdere indicatoren ter overweging kunnen worden opgenomen, zoals de mate van diversiteit in woningtypen en bewoners, tevredenheid van kwetsbare personen met publieke ruimtes, hun woningen en nabije voorzieningen, en de mate van participatie bij de inrichting hiervan. Bovendien ontbreekt het vaak aan concreet geformuleerde indicatoren, sturingsafspraken en meetbare doelen (Commissie mer, e.a. 2021).
De samenhang tussen het fysieke en sociale domein
Het blijkt een uitdaging om de samenhang tussen het sociale en fysieke domein in overweging te nemen. Bij de ontwikkeling van nieuwe projecten, zoals bouwprojecten, moeten complexe afwegingen worden gemaakt voor de inrichting van de leefomgeving. Fysieke ingrepen kunnen zowel positieve als negatieve gevolgen hebben voor het sociale domein, dat minder zichtbaar en tastbaar is. Zo vroeg ik in een kleine gemeente in Brabant naar de positieve en negatieve effecten van de komst van nieuwe woningen. Bewoners noemden als positieve effecten de toename in leefbaarheid en woonplezier door de komst van meer kinderopvang, sportvoorzieningen en speeltuinen. Hierdoor nam het gebruik van sport en andere sociale voorzieningen toe. Als negatieve effecten noemden bewoners onder meer dat nieuwe woningbouw leidde tot meer drukte van autoverkeer. Naast de positieve en negatieve effecten die ik hier noem, vraagt een brede opvatting van de gezonde leefomgeving om nog meer aspecten die in ogenschouw genomen moeten worden.
Negatieve sociale effecten van woningontwikkelingen kunnen bijvoorbeeld optreden wanneer diverse groepen, en met name kwetsbare groepen, niet voldoende geïntegreerd worden in de fysiek-sociale structuur van buurten. Zo komt het vaak voor dat gemeenten aparte huisvesting realiseren voor arbeidsmigranten en daklozen aan de rand van steden of dorpskernen, waardoor ontmoeting met andere bewoners bemoeilijkt wordt (Omroep West, 2023; Brabants Dagblad, 2023b). Deze ontwikkeling kan negatieve gevolgen hebben op verschillende sociale domeinen. Zo kan bijvoorbeeld voor de apart geplaatste groepen de afstand tot openbare ruimtes, voorzieningen en sociale netwerken toenemen. Deze toegenomen afstand tot sociale netwerken en ontmoetingsruimten kan leiden tot meer eenzaamheid en hogere lasten door toegenomen vervoerskosten. Mogelijk gaan de apart geplaatste groepen minder vaak naar de stads- of dorpskern en zijn er minder onderlinge sociale interacties en ontmoetingen. Dit kan letterlijk afstand creëren tussen verschillende burgers en begrip voor elkaar bemoeilijken.
Positieve sociale effecten van woningontwikkelingen kunnen worden gezien in gemeenten zoals Meierijstad, waarbij asielzoekers verspreid over de hele gemeente worden opgevangen en geïntegreerd. Door transparante communicatie en kleinschalige opvanglocaties in het centrum tussen de bestaande inwoners te realiseren, zijn er positieve effecten opgetreden, zoals een toename van arbeidskrachten voor lokale bedrijven en integratie van asielzoekers, inclusief taalverwerving (Meierijstad, 2023).
Een boom als metafoor
De impact van fysieke ingrepen zoals woningbouw op het sociale domein kan het beste worden begrepen door een boom als metafoor te gebruiken. Boven de grond is het fysieke domein duidelijk zichtbaar. Ondergronds bevindt zich het sociale domein. Bomen symboliseren kracht en groei; ze kunnen zelfs de zwaarste stormen doorstaan. Maar als de wortels niet diep en stevig genoeg zijn verankerd in de grond, staat de gemeenschap op losse schroeven. De verbindende factor hierbij is participatie. Wanneer mensen vanaf het begin worden betrokken en gehoord, kunnen problemen worden aangepakt. Dit maakt een omgeving zowel fysiek als sociaal veerkrachtiger om hoofd te kunnen bieden aan de uitdagingen van zowel het heden als de toekomst.
Sociale aspecten en inclusieve participatie
In Nederland groeit het bewustzijn dat ruimtelijke ordening, participatie en sociale aspecten nauw met elkaar verweven zijn. De onvrede onder inwoners die naar voren komt in recentelijke rapportages zoals benoemd in de inleiding, onderstreept de behoefte aan een sociale gemeenschap en een luisterend oor vanuit de overheid. Mede door de Omgevingswet nemen initiatiefnemers steeds vaker sociale ambities en participatietrajecten op in hun plannen en projecten. Het is echter nog wel een leerproces over hoe dit het beste kan worden aangepakt (Commissie mer, 2021).
Het Sociaal Cultureel Planbureau wijst op aanzienlijke verschillen in het vertrouwen in de politiek tussen mensen die goed kunnen meekomen in de samenleving en zij die achterblijven. Dit is zorgwekkend omdat het gebrek aan vertrouwen mogelijk verdeeldheid zaait in de samenleving (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2024). Dit benadrukt het belang om ervoor te zorgen dat nieuwe ontwikkelingen in Nederland ten goede komen aan alle inwoners. We streven naar een leefomgeving waarin het voor iedereen prettig is om te wonen, werken en recreëren. Deze intentie hebben initiatiefnemers meestal al, maar de vraag blijft vaak: hoe? Hoe kan een ruimtelijk plan zoveel mogelijk voordelen voor burgers, inclusief kansarmen en kwetsbaren, realiseren?
Handreikingen voor maatregelen
Om dit te kunnen bereiken, heb ik een aantal praktische handreikingen gepresenteerd in Figuur 2. Allereerst is het cruciaal om inclusieve participatie vanaf het begin te bevorderen. Het is belangrijk om al tijdens het planvormingsfase te starten met participatie. Daarnaast moeten bewoners actief betrokken worden tijdens de planuitvoering door middel van tevredenheidsmetingen om monitoring en evaluatiedoeleinden te waarborgen. Proactieve dialoogvoering met bedrijven, (kwetsbare) bewoners, maatschappelijke organisaties en medeoverheden bevordert co-creatie. Het betrekken van belanghebbenden helpt sociale kansen en uitdagingen van plannen boven tafel te krijgen. Dit is van belang om zoveel mogelijk perspectieven van verschillen partijen in beschouwing te nemen. De verkregen inzichten helpen om negatieve sociale effecten te voorzien, voorkomen of verminderen en positieve sociale effecten te versterken. Een goed opgezet participatietraject geeft bewoners het gevoel dat er naar hun stem wordt geluisterd, wat de kans op vertrouwen en steun voor planvorming vergroot.
Daarnaast kan het helpen om verder te gaan dan standaard informatiebijeenkomsten waar, naar mijn idee, vaak dezelfde type (vaak oudere) bewoners naartoe komen. Probeer een andere aanpak te overwegen dan uitsluitend gebruik te maken van enquêtes die vaak tegenvallende responscijfers hebben. Zorg ervoor dat de inbreng van moeilijk bereikbare burgers wordt meegenomen. Denk hierbij aan bewoners met een beperking, migranten en scholieren van de middelbare én basisschool. Deze bewoners proactief opzoeken bij kerken, moskeeën, verzorgingstehuizen, winkelcentra, scholen, buurthuizen en aan de keukentafel lijkt een succesvolle strategie. Wat uit mijn ervaring goed werkt, is om bewoners te interviewen bij een supermarkt en op de markt. Daarnaast bleek het goed te werken om scholieren van groep acht in gesprek te laten gaan met ouderen over elkaars behoeften voor de leefomgeving.
Een andere manier zou kunnen zijn om aan burgers zelf te vragen hoe ze willen participeren (waar, hoe vaak, op welke manier) voorafgaand aan participatietrajecten. Het zou kunnen helpen om vertegenwoordigers van kwetsbare groepen (bijvoorbeeld coördinatoren van zorginstellingen, buurthuizen, centra voor jonge moeders, religieuze leiders, etc.) in te zetten voor het mobiliseren van deze groepen.
Tot slot helpt het om sociaal specialisten vanaf het begin te betrekken. Hun grondige aandacht voor een breed scala aan concrete en diverse sociale aspecten maakt een diepgaande toetsing van het plan en project mogelijk. Zij kunnen helpen om randvoorwaarden, zoals sturing, monitoring en evaluaties, te faciliteren en te investeren in maatregelen om sociale doelen te bereiken. Het koppelen van sociale ambities aan concrete indicatoren, criteria, sturingspercentages, bewonerstevredenheidsmetingen en bestaande openbare beschikbare data (zoals leefbaarheid barometers) biedt mogelijkheden om het succes van ruimtelijke plannen te meten en evalueren.
Dit artikel is onderdeel van de themareeks Gezonde leefomgeving
Sanne Vermeulen (sanne@socialsideup.com) is sociaal specialist en eigenaar van 'Social Side Up'. Social Side Up geeft advies om bewonersparticipatie en de positieve sociale impact van (internationale) ruimtelijke plannen en projecten te bevorderen.
0 reacties