Los van groei: diepgewortelde duurzaamheid voor de planologie?

Nieuwe ruimtelijke initiatieven, zoals ecodorpen, stadslandbouw, en coöperatief wonen, ageren tegen het dominante economische groei-denken. Zij proberen op een andere manier invulling te geven aan de kwaliteit van leven. Deze initiatieven zijn vaak geworteld in ‘ontgroei’. Ze dagen de planologie uit om kritisch te kijken naar economische groei. Maar wat kan de planologie precies met het ontgroei-denken? Deze themareeks zoekt naar antwoorden vanuit verschillende perspectieven: vanuit onderzoek en vanuit de praktijk; over voedsel, stedelijke ontwikkeling en de interne strijd van planologen die proberen anders te denken. Dit stuk biedt een introductie over ontgroei en over de reeks.

Minder is meer

Zoals De Klerk en Van der Wouden (2021) tonen in hun recente uitgave over de geschiedenis van de Nederlandse ruimtelijke ordening: deze is een kind van haar tijd. In het huidige neoliberale tijdperk, ingezet vanaf de jaren ’80, is de focus komen te liggen op economische groei (Ferreira & von Schönfeld, 2020). Veel gemeenten zijn bijvoorbeeld voor hun inkomsten afhankelijk van de grondwaarde: stijgende grondprijzen (WOZ-waarden) zijn daarom noodzakelijk. De aanname is dat zulke ontwikkelingen de economie ten goede komen en de kwaliteit van leven in brede zin door economische groei verhoogd wordt. Krimp wordt geassocieerd met een afname in de kwaliteit van leven en verloedering. Exponentiële economische groei wordt gezien als het mechanisme dat duurzaamheid via kapitaalintensieve investeringen in technologische innovaties mogelijk maakt en sociale ongelijkheid aanpakt via het ‘trickle down‘ effect (dwz., wanneer genoeg kapitaal bestaat dat de rijken hun potje vullen en door hun gebruik van het geld uiteindelijk ook armere mensen geld en kapitaal ontvangen (en dus hun situatie relatief gelijk blijft maar feitelijk verbetert), of profiteren van de planologische effecten die voor de rijken gecreëerd worden, zoals publieke ruimte of infrastructuur die theoretisch door iedereen gebruikt kan worden).

De donut: een binnen en een buitengrens. (foto: La Pájara Azul via Unsplash)

Echter bestaat een groeiend besef dat ons huidige economische systeem piept en kraakt. De Club van Rome was in 1972 al kritisch over de logica van economische groei, maar recente publicaties tonen dat enerzijds meer aandacht bestaat voor de menselijke maat, zodat een halt wordt toegeroepen aan het altijd maar meer willen. Dit komt bijvoorbeeld naar voren in de donuteconomie van Raworth (2017) (zij definieert met haar donuteconomie een sociale ondergrens en ecologische bovengrens waarbinnen economische ontwikkeling kan plaatsvinden) en ‘The Good Life Beyond Growth’ van Rosa en Henning (2018). Anderzijds groeit het besef dat we het draagvermogen van onze planeet (flink) overschrijden, zodat we onze leefstijl drastisch moeten veranderen om nog langer dan een paar decennia als mensen goed te kunnen leven. Initiatieven zoals Ecodorp Boekel, tinyhouses, en de toename van collectief particulieropdrachtgeverschap, laten zien dat het ontgroei-gedachtegoed wordt omarmd in stad en regio.

Hoewel kritisch denken over economische groei dus niet nieuw is (zie ook auteurs zoals Ernest F. Schumacher, Serge Latouche en Tim Jackson), zien we wel nieuwe geluiden opkomen in dit debat. Eén van die geluiden komt van de internationale degrowth beweging. Deze beweging stelt de huidige focus op economische groei ter discussie en biedt een alternatief paradigma. De degrowth-beweging probeert mensen na te laten denken over duurzaamheid en leefbaarheid (of ‘het goede leven’ in breedste zin) op een manier die niet afhankelijk is van economische groei. De hoofdkritiek aan economische groei vanuit de degrowth beweging is dat economische groei afhankelijk is van een destructieve, duurzaamheid onmogelijk makende, logica van exponentiële groei in productie en consumptie. Ze beoogt daarom tot een betere kwaliteit van leven te komen door een vermindering van productie en consumptie, en van de maatschappelijke focus hierop. Groei van het Bruto Nationaal Product (BNP) en winstmaximalisatie zouden niet meer centraal moeten staan. Eén van de oplossingsrichtingen wordt gezocht in zelfvoorzienendheid, meer autonomie en coöperatieve structuren, bijvoorbeeld door vastgoed te deprivatiseren en inwoners zelf te laten voorzien in hun voedsel- en energiebehoeften (Savini, 2021).

Verschillende planologen hebben recentelijk getracht deze ideeën te vertalen naar de ruimtelijke ordening, te zien in wetenschappelijke publicaties over de “post-groei stad” (Postwachtumsstadt; Brokow-Laga & Eckhardt, 2020) en de roep om ontgroei-proeftuinen in krimpregio’s (Degrowth Daily, 2021). Ondanks deze eerste handreikingen toont een recent overzichtsartikel van Xue (2021) aan hoe de degrowth beweging en planologie grotendeels gescheiden werelden zijn van elkaar, terwijl ze veel voor elkaar kunnen betekenen. Aan de ene kant zou de degrowth beweging meer aandacht moeten hebben voor de ruimtelijke en planologische implicaties van hun denken. Aan de andere kant kunnen voor de planologie de ideeën uit de degrowth beweging worden gebruikt om stappen te zetten richting een duurzame stad.

Rooilijn grijpt de 8e internationale degrowth conferentie (Den Haag, 24-28 augustus 2021) aan om het ontgroei-denken voor te stellen aan planologen in een speciale themareeks. Wat kunnen planologen leren van de degrowth beweging om duurzame en rechtvaardige steden te creëren? In deze themareeks wordt vanuit de planologische praktijk en onderzoek vanuit verschillende perspectieven gereflecteerd op ontgroei-denken en de relevantie voor de (Nederlandse) planningspraktijk. Er wordt gekeken naar voedselgemeenschappen (Van der Valk, Revilla en Essbai), nieuwe rollen voor planologen (Lamker), en naar de relatie van ontgroei met de huidige manier van ontwikkelen (Markus). Ook wordt degrowth als startpunt genomen om te herzien hoe de planologie een sterkere maatschappelijke impact kan hebben (Ferreira). Tenslotte bespreken Roemers en Giezen hoe principes uit het ontgroei-denken toegepast kunnen worden in duurzame stedelijke planning. Op die manier proberen we het ontgroei-denken begrijpelijker te maken buiten de “elitaire academische en creatieve bubbel” waar het nu vaak verkeert (Degrowth Daily, 2021: 2).

Deze introductie van de themareeks begint met een korte inleiding op het ontgroei-denken. Vervolgens worden de belangrijkste inzichten uit de reeks gepresenteerd.

De opkomst van ‘ontgroei’

Ontgroei wordt op heel veel manieren geïnterpreteerd. Het is daarom moeilijk een korte en bondige definitie te geven. De internationale degrowth beweging bestaat al ten minste sinds de jaren 1960. In de tussentijd spraken veel academici en activisten door over dit onderwerp, maar waren ook velen overtuigd van het idee van duurzame groei (‘Sustainable Development’) zoals voorgesteld door de VN. Pas in 2008, met de economische crisis, kreeg het ontgroei-denken weer meer aandacht met de oprichting van een internationaal academisch Degrowth netwerk. Dit netwerk gebruikt een vrij nauwe definitie van ontgroei, met de nadruk op afnemende productie en consumptie, die leidt tot betere ecologische condities, leefbaarheid voor de mens, en meer ‘equity’ (billijkheid). Hierbij zou de afhankelijkheid van economische groei afnemen, zodat het hedendaagse cultureel dominante paradigma niet meer gericht is op materiële accumulatie. De maatschappij zou moeten worden gericht op ‘sufficiency‘ (‘genoeg’) in plaats van efficiëntie. De beweging legt vaak nadruk op coöperatie en de positie van de mens in ecosystemen (Research & Degrowth 2021). Degrowth is anders dan ‘green growth‘, en ook anders dan een recessie (krimp) – het gebeurt wanneer “sociale en ecologische condities verbeteren en het BNP onvermijdelijk afneemt als gevolg” (Kallis 2018, p.9, vrije vertaling). In 2019 heeft de ‘Ontgroei’-beweging in Nederland gekozen een formeel platform te creëren, in de vorm van een stichting, en bestaat er een online hub waar iedereen die in ontgroei geïnteresseerd is zich kan aansluiten (zie website). ‘Ontgroei’ sluit zich aan bij de definitie van het internationale academische degrowth netwerk. Maar wat onder ‘ontgroei’ wordt verstaan – binnen en buiten deze bewegingen om – kent sterke variaties. Sommigen gebruiken de term ‘degrowth’ anders: soms breder (bijvoorbeeld als alleen een afname van de focus op het BNP), soms nóg specifieker (bijvoorbeeld bijna synoniem met ‘commoning‘). Sommigen spreken liever van ‘post-groei’ (post-growth) of gebruiken andere termen, zoals ‘agnostic about growth’, ‘buen vivir’, ‘het goede leven’, et cetera (vergelijk bronnen zoals Kallis, 2018; Raworth 2017; Rosa & Henning 2018). Centraal in deze begrippen is dat duurzaamheid en leefbaarheid (of algemener: het goede leven) onafhankelijk worden van economische groei. Deze ideeën kunnen worden gekoppeld aan ‘brede welvaart’ (zie CPB) of ‘green new deals‘ (zie EU), maar er zit een verschil in de nadruk, waarbij voor degrowth echt centraal staat dat ook ‘nee’ gezegd moet worden tegen (bepaalde vormen van) groei.

Ontgroei staat sinds de jaren zeventig met de publicatie van het Limits to Growth rapport van de Club of Rome (1972) op de politieke agenda. Sinds de economische crisis van 2007/08 heeft het idee opnieuw aandacht gekregen, met jaarlijkse ontgroei-conferenties, die steeds in aandacht zijn gegroeid. In september 2018 heeft de Europese Unie een conferentie in Brussel (binnen het Europese Parlement) over post-groei mede-georganiseerd. Ondertussen bestaat ook in Nederland steeds meer politieke en bestuurlijke aandacht voor dit onderwerp en vinden regelmatig publieke debatten hierover plaats (zie bijvoorbeeld evenementen bij Pakhuis de Zwijger, zoals deze of deze). Dit jaar vindt de internationale degrowth conferentie in Den Haag plaats. Politiek en maatschappelijk is het dus opgepakt, met name in de zoektocht naar strategieën om de duurzaamheidsdoelen te halen, door bijvoorbeeld de economie circulair te organiseren. Maar vraagtekens blijven bestaan en vaak blijft het samenkomen tussen ontgroei en daadwerkelijke politieke besluitvorming oppervlakkig.

Betekent ‘ontwikkelen’ altijd meer bouwen? (foto: Ricardo Gomez Angel, via Unsplash)

Ontgroei in de planologie

De planologie houdt in vele opzichten nog sterk vast aan economische groei omdat ons huidig begrip van planologie ‘ontwikkelen’ begrijpt als meer productie van huizen, infrastructuur, etc; en daardoor minder kijkt naar herstructurering, circulariteit en vermindering van consumptie en mobiliteit zonder welzijn op het spel te zetten (Ferreira & von Schönfeld 2020; en met name de bijdragen van Christian Lamker en António Ferreira voor deze reeks). Maar steeds meer mensen merken dat ook veel kansen ontstaan als ontgroei in de planningspraktijk een realiteit zou worden: dit zou helpen om meer aandacht te geven aan kwaliteit boven kwantiteit, en voor het realiseren van duurzaamheids- en inclusivieitsdoelen die binnen het kader van economische groei niet haalbaar blijken. Vanuit het ontgroei-denken blijkt namelijk dat sociale inclusie binnen de logica van economische groei alleen mogelijk is door alsmaar meer te produceren en consumeren – iets wat de planeet niet aankan. Nelson en Schneider (2019) schrijven bijvoorbeeld over hoe het wonen anders ingericht kan worden zodat er via kleinschalige coöperaties samengewerkt kan worden om goedkoop, gemengd en met duurzame oplossingen voor energie, water, afval wonen mogelijk te maken. Een voorbeeld zijn ‘eco-dorpen’ die volgens Xue (2014) geïdealiseerd worden als dé ruimtelijke oplossing om degrowth te laten functioneren. De ontgroei-beweging heeft echter te weinig oog voor de ruimtelijke implicaties van deze eco-dorpen door bijvoorbeeld te negeren wat zou gebeuren met bestaande urbanisatie. Xue argumenteert daarom dat oplossingen ook nodig zijn op een hoger schaalniveau. Savini (2021) pleit in dat opzicht voor regionale en poly-centrische autonomie, voor een paradigma van eindigheid (‘finity’) in ontwikkeling, en voor aandacht voor leefbaarheid of ‘woonbaarheid’ (‘habitability’) als principe voor ruimtelijke organisatie.

Ontgroei oppakken

Bovenstaande voorbeelden komen uit academische reflecties, die voor veel planologen abstract of onrealistisch blijven – handelingsperspectieven kunnen pas ontstaan als meer concrete voorbeelden besproken worden en via de rollen van planologen in een ontgroei-context nieuwe vormen krijgen. In onze reeks reflecteert Lamker hierover – waarom vinden planologen het moeilijk om in deze richting te handelen? Met als basis breed veldwerk onder planologen en academici in Duitsland, laat hij zien dat post-groei een belangrijke kans biedt voor planologen om de confrontatie aan te gaan met hun eigen wensen, waarden en emoties, en hoe deze zich verhouden tot hun werk. Roemers en Giezen bespreken praktische toepassingen van ontgroei-ideeën in de context van duurzame stedelijke planning, zoals het definiëren van absolute planetaire grenzen voor stad en regio. Van der Valk, Pineda Revilla en Essbai laten in hun artikel over voedselgemeenschappen in Amsterdam zien hoe ontgroei in de praktijk kan worden toegepast, en tot welk nieuw (voedsel)landschap dit leidt. Markus geeft voorbeelden vanuit de huizenmarkt in Duitsland en Nederland en gebruikt een interpretatie van ontgroei als niet-onduurzaam-ontwikkelen om ontgroei vatbaarder te maken voor huidige ontwikkelaars. Ten slotte geeft Ferreira een kritisch betoog over hoe de planologie haar maatschappelijke impact sterker kan maken door zich los te koppelen van economische groei.

Met deze themareeks beogen we de discussie over ontgroeien uit de vandaag nog relatief kleine academische en culturele context te halen. De reeks biedt inspiratie voor hoe de planologie zich kan loskoppelen van het idee dat economische groei nodig is om duurzaamheid en welzijn te behalen. Door een aantal concrete voorbeelden te tonen en expliciet te reflecteren op de toepasbaarheid van ontgroei in de planningspraktijk worden handvatten gegeven voor planologen voor hoe dit praktisch mogelijk kan zijn. Tegelijkertijd kunnen ‘ontgroeiers’ inspiratie opdoen om hun ideeën letterlijk een plek te geven. We nodigen de lezers – vanuit welke achtergrond dan ook – uit om bij te dragen via commentaren onderaan de artikelen of graag ook met een eigen artikel. Neem daarvoor contact op met de redactie via info@rooilijn.nl.

Artikel 1: Voedselgemeenschappen in Amsterdam, door Arnold van der Valk, Beatriz Pineda Revilla en Sarah Essbai

Artikel 2: The spirit and purpose of planning: challenging urban growth?, door António Ferreira (taal Engels)

Artikel 3: Een degrowth perspectief voor woningbouw, door Maarten Markus

Artikel 4: Becoming a post-growth planner, door Christian Lamker (taal Engels)

Artikel 5: Plannen binnen planetaire grenzen, door Gerard Roemers en Mendel Giezen

Artikel 6: Beperkte bruikbaarheid van ontgroei in stedelijke ontwikkeling, door Maurice Hermans

Author profile
Kim is gepromoveerd onderzoekster in Planologie, gebaseerd in Portugal, en redacteur bij Rooilijn

Kim Carlotta von Schönfeld (kcvschoenfeld@posteo.net) is recent gepromoveerd aan de Wageningen Universiteit. Haar promotieonderzoek ging over sociaal leren en innovatie in co-creatieve planning. Kim is geïnteresseerd in leren als drijvende kracht voor zowel verandering als de behouding van de status-quo; in de relaties tussen macht, politiek en participatie (in planning);  politieke economie en politieke ecologie, met name in relatie tot 'degrowth' en 'post-growth' (zie ook 'ontgroei' netwerk Nederland); kritiek op de dualiteit van 'het Globale Zuiden' en 'het Globale Noorden'; en in Latijnsamerika en Europa in het bijzonder. Verder is Kim redacteur van Rooilijn.

Author profile
Jannes is universitair docent planologie aan de Universiteit van Amsterdam en redacteur bij Rooilijn en InPlanning

Als universitair docent planologie verzorgt Jannes (j.j.willems@uva.nl) onderwijs in de bachelors Sociale Geografie & Planologie en Future Planet Studies.

Centraal in zijn onderzoek staat de rol die infrastructuur- en waterbeheerders spelen in ruimtelijke transformaties. Jannes onderzoekt bijvoorbeeld hoe stedelijke waterbeheerders nieuwe blauwgroene infrastructuren realiseren om de stad klimaatbestendig te maken, en welke nieuwe samenwerkingen beheerders hiervoor opzetten met bedrijven, bewoners en andere organisaties. Daarnaast onderzoekt hij hoe de renovatie en vervanging van verouderde infrastructuur kan worden gecombineerd met andere ruimtelijke vraagstukken.

Eerder was Jannes werkzaam aan de Erasmus Universiteit als postdoc (afdeling Bestuurskunde). Hij promoveerde in 2018 aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Literatuur

Brokow-Laga, A., & F. Eckhardt (2020). Postwachstumsstadt: Konturen einer solidarischen Stadtpolitik. Oekom, München
Degrowth Daily (2021). Krant over Ontgroei-en-de-Stad
Ferreira, A., & von Schönfeld, K. C. (2020). Interlacing Planning and Degrowth Scholarship: A Manifesto for an Interdisciplinary Alliance. DisP – The Planning Review, 56(1), 53–64
Kallis, G. (2018). Degrowth. Newcastle Upon Tyne: Agenda Publishing Limited
Nelson, A., Schneider, F., & Gauquelin, F. (Eds.). (2019). Housing for degrowth: Principles, models, challenges and opportunities. New York and London: Routledge, Earthscan
Raworth, K. (2017). Doughnut Economics: Seven Ways to Think Like a 21st-Century Economist. London: Penguin Random House UK.
Research & Degrowth (2021). Definition. Online op: https://degrowth.org/definition-2/
Rosa, H., & Henning, C. (Eds.). (2018). The Good Life Beyond Growth. New York and London: Routledge
Savini, F. (2021). Towards an urban degrowth: Habitability, finity and polycentric autonomism. Environment and Planning A: Economy and Space 53(5): 1076-1095
Xue, J. (2014). Is eco-village/urban village the future of a degrowth society? An urban planner’s perspective. Ecological Economics, 105, 130–138
Xue, J. (2021). Urban planning and degrowth: a missing dialogue. Local Environment, 1-19

Author profile
Kim is gepromoveerd onderzoekster in Planologie, gebaseerd in Portugal, en redacteur bij Rooilijn

Kim Carlotta von Schönfeld (kcvschoenfeld@posteo.net) is recent gepromoveerd aan de Wageningen Universiteit. Haar promotieonderzoek ging over sociaal leren en innovatie in co-creatieve planning. Kim is geïnteresseerd in leren als drijvende kracht voor zowel verandering als de behouding van de status-quo; in de relaties tussen macht, politiek en participatie (in planning);  politieke economie en politieke ecologie, met name in relatie tot 'degrowth' en 'post-growth' (zie ook 'ontgroei' netwerk Nederland); kritiek op de dualiteit van 'het Globale Zuiden' en 'het Globale Noorden'; en in Latijnsamerika en Europa in het bijzonder. Verder is Kim redacteur van Rooilijn.

Author profile
Jannes is universitair docent planologie aan de Universiteit van Amsterdam en redacteur bij Rooilijn en InPlanning

Als universitair docent planologie verzorgt Jannes (j.j.willems@uva.nl) onderwijs in de bachelors Sociale Geografie & Planologie en Future Planet Studies.

Centraal in zijn onderzoek staat de rol die infrastructuur- en waterbeheerders spelen in ruimtelijke transformaties. Jannes onderzoekt bijvoorbeeld hoe stedelijke waterbeheerders nieuwe blauwgroene infrastructuren realiseren om de stad klimaatbestendig te maken, en welke nieuwe samenwerkingen beheerders hiervoor opzetten met bedrijven, bewoners en andere organisaties. Daarnaast onderzoekt hij hoe de renovatie en vervanging van verouderde infrastructuur kan worden gecombineerd met andere ruimtelijke vraagstukken.

Eerder was Jannes werkzaam aan de Erasmus Universiteit als postdoc (afdeling Bestuurskunde). Hij promoveerde in 2018 aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Artikel gegevens:
Artikelnummer: jaartal/nummering

24 augustus 2021

De tekst en tabellen in deze bijdrage zijn gepubliceerd onder een CC BY-NC-ND licentie. Voor hergebruik van foto’s en illustraties dient u contact op te nemen met Rooilijn.
Whatsapp

Reageer op dit artikel

0 reacties

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Themareeks ‘Degrowth’