Nederland prijst zichzelf gelukkig met een van de beste zorgsystemen ter wereld. Deze trots gaat echter gepaard met een keerzijde. Al geruime tijd staat het zorgstelsel voor grote uitdagingen. Denk aan toenemende personeelstekorten, hoge werkdruk, ziekteverzuim onder personeel, lange wachttijden, buitensporige bureaucratie en toenemende kosten. Deze uitdagingen worden nog eens versterkt door de vergrijzing. In diverse rapporten en reportages wordt gesteld dat we in Nederland afstevenen op een ‘zorginfarct’. Is de opkomst van zorgcoöperaties een reactie op deze ontwikkelingen of hebben we als burgers intussen andere voorkeuren als het om zorg gaat?
In tijden van crises, veranderingen en onzekerheid wordt de moderne verzorgingsstaat geconfronteerd met uitdagingen voor het bieden van duurzame sociale bescherming en het anticiperen op nieuwe sociaaleconomische ontwikkelingen (Van Gestel e.a., 2009). Vergeleken met andere Europese landen wordt de Nederlandse verzorgingsstaat vaak beschouwd als een verzorgingsstaat met een hybride karakter die zich bevindt op het snijvlak tussen corporatisme en de sociale democratie. Dit hybride karakter is in de loop der jaren verder versterkt door de integratie van liberale principes die de aard van sociale steun en bescherming hebben veranderd (Van Oorschot, 2006). Hierdoor is er in Nederland sprake van een verschuiving van een ‘redelijk sociaal-democratisch’ naar een ‘spaarzaam corporatistisch’ systeem (Vrooman, 2021, p. 323). Binnen deze context zien we een toename van zorgcoöperaties. Maar wat verklaart nou precies de opkomst van zelforganisatie en wat zijn de gevolgen van deze trend voor de institutionele organisatie van het zorgsysteem?
Beleidskoers naar individuele verantwoordelijkheid
De verschuiving naar een spaarzaam corporatitisch systeem in de Nederlandse zorg komt voort uit het streven naar een forse vermindering van publieke uitgaven en de verhoging van arbeidsmarktparticipatie. Dit leidt tot hervormingen die individuele verantwoordelijkheid aanmoedigen en de afhankelijkheid van overheidssteun doen afnemen (Van Oorschot, 2006). Deze trend zal zich naar alle waarschijnlijkheid voortzetten in het nieuwe politiek tijdperk (Vrooman, 2021). Tegelijkertijd wordt onze verzorgingsstaat geconfronteerd met diverse uitdagingen, zoals een vergrijzende bevolking, toenemende sociale ongelijkheid, een veranderende arbeidsmarkt en hoge energiekosten. Dergelijke uitdagingen vereisen een heroverweging van de verzorgingsstaat, gericht op een meer inclusieve en participatieve benadering van beleidsvorming en beleidsuitvoering (Van Oorschot, 2006; Vrooman, 2021).
De overheid heeft een uitgebreid systeem opgezet binnen de Nederlandse gezondheidszorg, bestaande uit zowel publieke als private voorzieningen. In eerste instantie omvat dit systeem het voorschrift van een solidariteitsgericht zorgverzekeringsplan voor burgers met lage tot gemiddelde inkomens. In 2006 werd dit plan uitgebreid om ook hogere inkomens op te nemen (Van Oorschot, 2006). De Nederlandse verzorgingsstaat en haar zorgstelsel bestaan echter niet uitsluitend uit het overheidsdomein. Het wordt gekenmerkt door complexe en hybride vormen, waarin zowel publieke als private instanties en partijen betrokken zijn. Dit betreft onder andere zorgverleners (ook vanuit private organisaties en zzp’ers), zorgverzekeraars, zorginstellingen, overheidsinstanties, cliëntorganisaties, lokale gemeenschappen en politici.
Vanwege de uitdagingen in de zorg en de nadruk van de overheid op individuele verantwoordelijkheid, ontstond er een groeiende behoefte onder burgers om zelf zorg te organiseren binnen hun gemeenschap. De Nederlandse overheid streeft naar het bevorderen van een samenleving waarin burgers meer zelfbeschikking hebben en bouwen op hun directe sociale kring (Boumans & Swinkels, 2015). Dergelijke beleidsbenaderingen stimuleren de opkomst van burgerinitiatieven zoals zorgcoöperaties (Boumans & Swinkels, 2015). Recente analyses wijzen op toenemende burgerbetrokkenheid bij het organiseren van zorg en andere diensten in gemeenschappen als reactie op de beperkingen van publieke en private voorzieningen. Termen zoals ‘burgerparticipatie’, ‘cocreatie’, ‘gemeenschapsgericht beleid’ en ‘actief burgerschap’ onderstrepen deze verschuiving (Vriens, 2020).
Zorgcoöperaties als noodzaak of veranderende burgervoorkeuren?
Het onderzoek dat de basis van dit artikel vormt, is uitgevoerd in het kader van de master Public Governance aan de Universiteit van Tilburg. In de scriptie getiteld ‘De opkomst van Nederlandse zorgcoöperaties: geboren uit noodzaak of een kwestie van veranderende voorkeuren van burgers’ is onderzocht of de opkomst van zorgcoöperaties een reactie is op veranderingen in de Nederlandse verzorgingsstaat en de uitdagingen in het zorgsysteem, en/of deze trend een weerspiegeling is van veranderende burgervoorkeuren.
De eerste Nederlandse zorgcoöperaties werden opgericht in de provincie Noord-Brabant en beschikken inmiddels over de nodige kennis en ervaring. Noord-Brabant is een voorloper op het gebied van zorgcoöperaties in Nederland en vormde daarom een passende casus (Boumans & Swinkels, 2015; Van Den Elsen, 2014). In het onderzoek zijn twaalf diepte-interviews afgenomen met experts, oprichters en stakeholders van zorgcoöperaties. Dit leidde tot waardevolle inzichten in de beweegredenen voor het totstandbrengen van zorgcoöperaties.
Verklaringen vanuit de institutionele veranderingstheorie
Om de opkomst van zorgcoöperaties te verklaren, heb ik tijdens mijn onderzoek gebruik gemaakt van twee theorieën die vallen onder de overkoepelende ‘institutionele veranderingstheorie’. De ‘institutionele leegtetheorie’ is in de vraagstelling verwerkt als een potentiële verklaring voor de opkomst van zorgcoöperaties als direct gevolg van de gebreken in de zorg. Daarnaast werd de ‘evolutionaire theorie van institutionele verandering’ toegepast om het groeiende aantal zorgcoöperaties te verklaren als direct gevolg van veranderende burgervoorkeuren.
De institutionele leegtetheorie verwijst naar situaties waarin overheidssteun of sociale diensten ontoereikend zijn en leiden tot een ‘leemte’. Sociale vraagstukken worden urgenter, wat vervolgens de vraag naar sociaal ondernemerschap versterkt (Estrin e.a., 2013; Stephan e.a., 2015). Sociaal ondernemerschap is een “uiting van solidariteit door middel van zakelijke activiteiten” (Folmer e.a., 2016, p. 308). Burgers zetten ondernemerschap in om positieve verandering te verwezenlijken binnen sociale, culturele of milieugerelateerde domeinen, vaak ten behoeve van een achtergestelde groep. Sociaal ondernemerschap combineert conventionele ondernemingsmethoden met welwillende doelstellingen die verder reiken dan financieel rendement (Estrin e.a., 2013). Dit onderzoek wijkt af van de traditionele toepassing van de institutionele leegtetheorie, die voornamelijk van toepassing is op landen met een minder actieve en sociaal ondersteunende overheid en dratischer geconfronteerd worden met sociale uitdagingen en een tekort aan voorzieningen (Estrin e.a., 2013; Stephan e.a., 2015).
De groeiende vraag naar sociaal ondernemerschap komt niet noodzakelijkerwijs voort uit een absoluut gebrek aan voorzieningen van onze verzorgingsstaat, maar is mogelijk een gevolg van het paradigma van individuele verantwoordelijkheid. Dit omvat onder andere het streven naar toenemende zelfbeschikking, bezuinigingen op de overheidsuitgaven en het verminderen van afhankelijkheid van overheidssteun (Boumans & Swinkels, 2015). Het gevoel van solidariteit bij het ondersteunen van sociaal ondernemerschap illustreert de bereidheid en veranderende voorkeuren onder burgers (Folmer e.a., 2016; Stephan e.a., 2015). Naarmate de verzorgingsstaat verandert en nieuwe uitdagingen opduiken, hechten burgers steeds meer waarde aan gemeensschapsgerichte oplossingen voor sociale kwesties (Boumans & Swinkels, 2015; Folmer e.a., 2016).
Deze evolutietheorie is breed toepasbaar op diverse complexe systemen. Hoewel biologische en institutionele evolutie niet als vergelijkbaar kunnen worden beschouwd, biedt de theorie de mogelijkheid tot inzicht in ‘geleidelijke institutionele verandering’ als een evolutionair proces (Lewis & Steinmo, 2012, p. 315). De evolutionaire theorie van institutionele verandering kan bijdragen aan het verklaren van de opkomst van zorgcoöperaties als gevolg van veranderende burgervoorkeuren. Bovendien illustreert dit gezichtspunt dat burgers een cruciale rol spelen door collectieve problemen creatief te benaderen, wat resulteert in nieuwe varianten van instituties (Coccia, 2018; Lewis & Steinmo, 2012). Zorgcoöperaties vormen een voorbeeld daarvan en weerspiegelen mogelijk veranderende gemeenschapsbehoeften en een verschuiving naar meer participatieve oplossingen, gedreven door onderliggende sociale normen en waarden.
Inzichten in de opkomst en diversiteit van zorgcoöperaties
De Nederlandse coöperatieve beweging kent een rijke geschiedenis. Hoewel zorgcoöperaties geen nieuw fenomeen zijn, zien we de afgelopen jaren een opmerkelijke toename van dergelijke initiatieven, mede aangewakkerd door de COVID-19 pandemie (De Moor e.a., 2020). Zorgcoöperaties kiezen regelmatig voor verschillende juridische constructies, zoals die van een vereniging of stichting. Zorgcoöperaties hanteren diverse benaderingen en variëren in de mate van betrokkenheid en afhankelijkheid binnen de gemeenschap (Boumans & Swinkels, 2015).
Het onderzoek brengt diverse bevindingen aan het licht. Het is van belang te benoemen dat Nederland algemeen toegankelijke en hoogwaardige reguliere gezondheidszorg biedt. Desondanks worden er gebreken en leemtes gesignaleerd als gevolg van veranderingen in de verzorgingsstaat en de uitdagingen binnen de zorg. Deze gebreken betreffen de wens van burgers voor een zorgvuldige afstemming op lokale of kleinschalige behoeften, met name in de sociale zorgverlening. De voornaamste bevinding is dat de opkomst van zorgcoöperaties kan worden verklaard door een combinatie van zowel gebreken in het zorgsysteem als veranderende voorkeuren van burgers. Er is dus niet één verklaringsgrond. In lijn met de institutionele leegtetheorie geeft een aanzienlijke meerderheid van de geïnterviewden aan dat de trend een directe reactie is op de tekortkomingen in de zorg, wat op zijn beurt de voorkeuren van burgers kan beïnvloeden en herdefiniëren. Daarnaast ziet de helft van de respondenten veranderende voorkeuren van burgers als een directe drijfveer voor het oprichten van zorgcoöperaties, wat meer in lijn ligt met de evolutionaire theorie van institutionele verandering.
Hieruit kunnen we concluderen dat diverse tekortkomingen in de zorg de opkomst van zorgcoöperaties aanwakkeren, wat op zijn beurt leidt tot veranderingen in de voorkeuren van burgers. De genoemde tekortkomingen zijn onder meer de sluiting van verzorgingshuizen, een gebrek aan zorgfaciliteiten voor zelfstandig wonen, beperkte beschikbaarheid en toegankelijkheid van sociale zorgvoorzieningen (mede door een te grote (reis)afstand) en een tekort aan (thuis)zorgpersoneel. De veranderende burgervoorkeuren worden gekenmerkt door ervaren gebreken in de sociale zorg, het verlangen naar meer nabijheid en behoefte aan persoonlijke zorg.
Naar een gemeenschapsgerichte benadering
Het onderzoek brengt aan het licht dat beleidsbenaderingen die onvoldoende zijn afgestemd op de behoeften van de samenleving, onbedoelde gevolgen kunnen hebben voor sociale gelijkheid en inclusie. Ontoereikend beleid kan met name een onevenredige impact hebben op kleine gemeenschappen waar zorg niet langer binnen handbereik ligt.
Belangrijk is dat de respondenten zorgcoöperaties beschouwen als een middel om de sociale zorg binnen gemeenschappen te verbeteren en niet zien als een alomvattende remedie en compensatie voor de gebreken die worden ervaren in de zorgverlening. De opkomst van zorgcoöperaties weerspiegelt eerder een verschuiving naar een toenemende behoefte aan een gepersonaliseerde en gemeenschapsgerichte benadering van sociale zorg in de betreffende gemeenschappen. Het illustreert een groeiende behoefte aan een participatieve benadering met actieve betrokkenheid van de burger bij het adresseren van sociale behoeften. In contrast met het grootschalig karakter van de zorgverlening is deze behoefte dus prominent aanwezig binnen kleinere gemeenschappen. Dit wijst op een verschuiving naar lokale oplossingen en een versterking van gemeenschapskracht, waarop zorgcoöperaties op sociaal-ondernemende wijze kunnen inspringen.
Laura Verhage is 'trainee underwriter marine' in de grootzakelijke verzekeringen bij de VNAB. Laura rondde zowel haar bachelor- als masteropleiding af in Public Governance aan de Universiteit van Tilburg, waarbij beide scripties werden begeleid door professor Ton Wilthagen. Laura's bachelorscriptie richtte zich op sturingsstrategieën van de Nederlandse centrale overheid inzake het behoud en de werving van zorgpersoneel. Geïnspireerd door dit onderwerp onderzocht Laura de beweegredenen achter de opkomst van zorgcoöperaties voor haar masterscriptie. Haar masterscriptie werd genonimeerd voor de Leonie Janssen-Jansen Scriptieprijs.
0 reacties