Planning binnen planetaire grenzen

De natuurlijke systemen waarvan we afhankelijk zijn staan steeds verder onder druk. We lopen tegen planetaire grenzen aan. En in sommige gevallen overschrijden we deze al. En dus is er ook een omslag nodig in de manier waarop we de economie en leefomgeving inrichten. Dit artikel is een eerste aanzet voor een planologie en ruimtelijke ordening die de planetaire grenzen als basis neemt, en waarin fysieke en economische groei niet langer vanzelfsprekend zijn.

Planetaire grenzen

De natuurlijke systemen waarvan we afhankelijk zijn om onze planeet bewoonbaar te houden staan onder hoogspanning. De Amazone heeft dit jaar voor het eerst meer CO2 uitgestoten dan opgeslagen. De zeespiegelstijging gaat sneller dan verwacht. De warme golfstroom, die in Europa zorgt voor een gematigd klimaat, lijkt te vertraging of zelfs stil te vallen (Lenton et al., 2019). Kortom: we lopen tegen de grenzen van de draagkracht van onze planeet aan. Het zesde rapport van het IPCC van de Verenigde Naties maakt bovendien expliciet duidelijk dat de mens de enige is die ervoor kan zorgen dat we deze planetaire grenzen niet overschrijden. We hebben inmiddels een dusdanig grote invloed op de planeet dat wetenschappers spreken van een nieuw geologisch tijdperk: het Antropoceen (Steffen et al., 2011).

In recent onderzoek (Rockström et al 2009; Steffen et al 2015) hebben wetenschappers negen planetaire grenzen gedefinieerd (Figuur 1): processen die de stabiliteit van het aardse systeem regelen. Van biodiversiteitsverliezen en landgebruik, tot klimaatverandering en waterschaarste. Zolang we binnen die grenzen blijven kan de mensheid zich veilig blijven ontwikkelen. Overschrijden we ze dan verminderen we de leefbaarheid van de planeet permanent. Sinds 2015 is, met het akkoord van Parijs, bovendien het eerste politieke akkoord gesloten waarin één van deze grenzen (klimaatverandering) wordt bewaakt. In Nederland zijn sindsdien zowel de overheid (Klimaatzaak) als het bedrijfsleven (Milieudefensie vs. Shell) rechtstreeks aangesproken op hun verantwoordelijkheden. Ook voor andere grenzen (door de mens veroorzaakt biodiversiteitsverlies, en in Nederland stikstofuitstoot) worden afspraken gemaakt.

De bestuurlijke opgave is duidelijk: duurzaam samenleven binnen planetaire grenzen. Maar hoe doen we dat? In de rest van het stuk proberen wij een aanzet te geven naar een vertaling van deze grenzen naar stedelijk ruimtelijk beleid.

Figuur 1: De negen planetaire grenzen (beeld: Steffen et al. 2015).

Groei niet de norm

Plannen binnen planetaire grenzen vraagt om nieuwe doelstellingen. Een voorbeeld waarbij de evenwichtsoefening tussen het ‘ecologisch plafond’ van de planetaire grenzen en het ‘sociaal fundament’ van maatschappelijk welzijn expliciet onderdeel van beleid worden gemaakt, is de Stadsdonut van Amsterdam (Figuur 2; Gemeente Amsterdam, 2020). Impliciet (en soms ook expliciet) wordt met dergelijke doelstellingen ook fysieke en economische groei ter discussie gesteld. Vaak wordt de ruimte in en om de stad ontworpen om de groei van productie (bedrijven, fabrieken, en kantoren), consumptie (detailhandel, winkelcentra), en handel en uitwisseling van diensten en goederen te faciliteren (Xue, 2021). Maar als we willen plannen binnen planetaire grenzen, zal een mate van stabilisatie of zelfs ontgroei nodig zijn. Alsmaar op grotere materiële en ruimtelijke voet leven zal anders altijd leiden tot het overschrijden van absolute planetaire grenzen.

Dit betekent niet dat welzijnsgroei en de groei van maatschappelijke waarde gelimiteerd zijn. Steden en regio’s hebben absolute planetaire grenzen waarmee rekening dient te worden gehouden, maar de manieren waarop we kunnen samenleven en waarde creëren binnen die grenzen zijn eindeloos. Het gaat om het optimaal verdelen van ruimte, energie en grondstoffen. Niet ten behoeve van economische groei, maar ten behoeve van een bewoonbare leefomgeving, duurzame voedsel-, water- en energievoorziening, betekenisvol werk, en een leefbaar inkomen voor zoveel mogelijk mensen. Waar de prioriteit wordt gelegd, hoe de ‘donut’ er uit ziet, is voor iedere stad anders.

Figuur 2: De Stadsdonut ontwikkeld voor de gemeente Amsterdam (beeld: Beautiful Minds).

Ecologische budgetten

De mate waarin verschillende planetaire grenzen worden overschreden verschilt van plek tot plek. De acceptatie van absolute planetaire grenzen, betekent dat er moet worden nagedacht over de ecologische ‘budgetten’ die steden en regio’s tot hun beschikking hebben om maatschappelijke doelstellingen te realiseren. Denk aan de hoeveelheid grond die beschikbaar is voor (land)bouw, zoetwatervoorraden, de hoeveelheid broeikasgassen die kan worden uitgestoten zonder de anderhalve graad van Parijs te overschrijden, de beschikbaarheid van grondstoffen, of de uitstoot van stikstofverbindingen naar de omgeving. Sommige budgetten zijn mondiaal van aard, andere zullen per locatie moeten worden bepaald, aangezien de planetaire grenzen klimatologisch en geografisch kunnen verschillen per regio (PBL, 2018).

Een goed voorbeeld van een lokaal budget is de beschikbare hoeveelheid zoet water. Wereldwijd wordt deze grens nog niet overschreden, maar op lokale en regionale schaal wel. In Kaapstad werd in 2017 en 2018 gevreesd voor het aanbreken van “Day Zero”: de dag waarop de gemeentelijke watervoorraad wegens tekorten zou moeten worden afgesloten. Tegelijkertijd kunnen in een stad als Amsterdam verdroging en lage grondwaterstanden voor grote schade zorgen, maar is een drinkwatertekort (nog) ver weg. Twee andere voorbeelden van planetaire grenzen met sterke regionale variatie zijn landgebruik en biodiversiteitsverliezen. De beschikbare hoeveelheid en kwaliteit van gronden voor (land)bouw en natuur is sterk locatie-gebonden. Het ontwikkelen van een nieuwe Indonesische hoofdstad op Borneo zal bijvoorbeeld grotere negatieve gevolgen hebben voor de wereldwijde biodiversiteit (en de wereldwijde capaciteit voor CO2 opname door bossen) dan de uitbreiding van steden buiten mondiale biodiversity hotspots.

Andere planetaire grenzen hebben een mondiaal karakter: waar we ook broeikasgassen uitstoten, de impact wordt over de hele wereld gevoeld in de vorm van klimaatverandering. Bovendien is de indirecte uitstoot die veroorzaakt wordt door het gedrag van consumenten (de uitstoot die gemoeid gaat met het produceren van onze telefoons, laptops en kleding) vaak groter dan de directe uitstoot in steden en regio’s gelieerd aan regionale productie en mobiliteit. Door deze mondiale verwevenheid en complexiteit, is het bepalen en verdelen van deze budgetten zowel een technologische als een politieke uitdaging; wat is mogelijk en wat is eerlijk? De eerste vraag is te bepalen via allerlei analytische methodes. De tweede vraag is echter een ethische waarbij het primaat bij de politiek ligt.

Het stedelijk metabolisme

Tot nu toe hebben we het vooral over negatieve impacts gehad. Positief bekeken is ook de potentie voor duurzame ontwikkeling per locatie verschillend. Steden als Kaapstad en Las Vegas hebben watertekorten, maar de potentie voor energieproductie uit zon is er groot. Wanneer Indonesische regenwouden worden gespaard in plaats van gekapt, levert dit wereldwijd grote CO2 en biodiversiteitswinst op. En dan is er nog de ‘stedelijke mijn’: afvalstromen kunnen worden herwonnen en hergebruikt om nieuw grondstoffengebruik te voorkomen, oude gebouwen kunnen worden ontmanteld in plaats van gesloopt om zo nieuwe bouwmaterialen te winnen, en uit ons afvalwater kunnen ook weer energie en grondstoffen worden gewonnen.

Bij planning binnen planetaire grenzen zullen zowel de lokale en mondiale limieten als de potentie goed in kaart moeten worden gebracht. Door voor de bestaande situatie en de toekomstige plannen in kaart te brengen welk grondstoffen-, energie-, water- en landgebruik te verwachten valt, en welke milieu-impacts en emissies hieruit voortkomen. Pas wanneer planologen en milieuwetenschappers het ‘stedelijk metabolisme’ zo in kaart brengen kunnen plannen worden getoetst aan planetaire grenzen.

NDSM

Figuur 3: NDSM-werf, Amsterdam.

Politieke keuzes

Aangezien iedere stad zijn eigen unieke context, stofwisseling, en planetaire budgetten heeft, zal de manier waarop middels ruimtelijke ordening wordt gestuurd op planetaire grenzen ook verschillen: er is geen blauwdruk. De bepaling van lokale budgetten en materiaalvoorraden en -stromen zijn essentiële stappen om te begrijpen welke beleidsruimte er is met betrekking tot de toekomst van de aarde. Maar om vervolgens te bepalen wat te doen met deze budgetten moeten politieke keuzes worden gemaakt. Dit leidt ook tot beleidsdilemma’s. Ter verduidelijking geven we hier een voorbeeld van enkele dilemma’s met betrekking tot landgebruik.

Om de ecologische impact van de stad in termen van grondgebruik (één van de negen planetaire grenzen) te beperken ligt het voor de hand om de omvang van een stad te beperken: het ideaal van een compacte stad. Zeker als we ook de energie en emissies ten behoeve van gebouwen en mobiliteit willen beperken om klimaatverandering (een tweede planetaire grens) te voorkomen, is een aanvullende verdichtingsdoelstelling logisch. Zo blijft er meer ruimte over voor natuur en biodiversiteit (een derde grens) en landbouw, waardoor voedselzekerheid (één van de sociale doelen van de donut) gerealiseerd kan worden. Maar wanneer we binnen de regionale biodiversiteitsbudgetten willen blijven, kan te veel verdichting en te weinig stedelijk groen een probleem vormen. Bij intensieve landbouw met monoculturen is bestaande biodiversiteit bovendien vaak minimaal, dus is uitbreiding van de stad dan wel zo schadelijk? Met betrekking tot stikstofuitstoot en fosfaatgebruik (planetaire grens nummer vier: biochemische cycli) vanuit (kunst)mest kan het vervangen van landbouwgebieden door een stadsuitbreiding lokaal misschien zelfs positieve verandering teweeg brengen. Kortom: om te bepalen op welke combinatie van ecologische budgetten en planetaire grenzen gestuurd moet worden is een zorgvuldige analyse van de bestaande lokale situatie essentieel.

We moeten deze ecologische budgetten bovendien optimaal (her)verdelen om verschillende sociale doelstellingen te realiseren. Is een uitbreiding van de stad niet onvermijdelijk gezien de huidige wooncrisis? Of moeten we, als we de planetaire grenzen serieus nemen, kijken naar het verminderen van de gemiddelde woonoppervlakte per persoon? Hoe realiseren we die vermindering op een eerlijke wijze? Koppelen we landgebruik aan de planetaire grens klimaatverandering, dan zien we dat niet alleen de grootte van woningen maar ook de materialen waarmee we deze realiseren er toe doen: bij de productie van beton komen broeikasgassen vrij terwijl bij houtbouw (mits herbebossing gegarandeerd wordt) CO2 wordt opgeslagen in de gebouwde omgeving. Moet er, zeker voor steeds schaarser wordende metalen, niet ook worden gekeken naar de eerder genoemde ‘stedelijke mijn’? Deze maatregelen verhogen in veel gevallen echter weer de bouwkosten, en kunnen daarmee de doelstelling voor betaalbare huisvesting (uit het sociaal fundament van de donut) in gevaar brengen.

De op het eerste gezicht technische vertaling van planetaire grenzen naar lokale budgetten legt zo ook hernieuwde aandacht op de politieke keuzes die achter stedelijke en maatschappelijke ontwikkeling liggen. Hierbij zijn de keuzes van de planoloog ook onderdeel van de eerder genoemde ethische afwegingen die gemaakt moeten worden. Belangrijk hierbij is dat de planoloog deze vaak impliciete ethische keuzes expliciteert en daarop reflecteert. De dilemma’s die schuilgaan achter het serieus nemen van duurzame ruimtelijke ontwikkeling worden zichtbaar. Planetaire grenzen betekenen beperkingen voor bedrijven, voor ontwikkelaars, toerisme, en burgers. En het is dan ook de taak van de planoloog om te kijken naar de verschillende belangen en doelstellingen en te laten zien hoe planetaire budgetten (of het nu gaat om uitstoot, grondstoffen of ruimtegebruik) kunnen worden verdeeld om deze te realiseren binnen planetaire grenzen.

Planning binnen grenzen

In dit artikel hebben we een eerste schets proberen te geven van wat de consequenties zijn van de acceptatie van de absolute planetaire grenzen. Hiervoor is een vertaling nodig van grenzen op mondiaal niveau naar lokale planetaire budgetten waarmee stedelijk beleid vorm gegeven kan worden. Dit vergt inzicht in het stedelijk metabolisme. Het gebruik van deze budgetten maakt ook expliciet inzichtelijk welke dilemma’s er spelen bij doelstellingen als ‘ontgroei’ of ‘duurzaamheid’. Daarbij wordt duidelijk dat de planologie zich niet kan blijven richten op het facilitering van groei, maar zich nog nadrukkelijker moet richten op optimale (herverdeling) van beperkte ruimte, energie en grondstoffen om een scala aan welvaarts- en welzijnsdoelstellingen te kunnen realiseren.

Dit artikel is onderdeel van de themareeks ‘Degrowth’, zie het inleidende artikel ‘Los van groei: diepgewortelde duurzaamheid voor de planologie?

Author profile
Gerard is directeur Steden & Gebouwde Omgeving bij Metabolic, een adviesbureau gespecialiseerd in systeemdenken en circulaire economie.

Gerard Roemers is directeur Steden & Gebouwde Omgeving bij Metabolic, een adviesbureau gespecialiseerd in systeemdenken en circulaire economie. Hij ontwikkelt transitie-strategieën om steden te verduurzamen en circulair te maken.

Author profile
Mendel Giezen is universitair docent in duurzame stedelijke ontwikkeling en infrastructuur. Zijn werk focust op klimaatbestendige steden en stedelijke CO2-mitigatie.

Mendel Giezen is universitair docent in duurzame stedelijke ontwikkeling en infrastructuur. Zijn onderzoek- en onderwijsfocus is op klimaatbestendige steden, stedelijke CO2 mitigatie en de integratie van nieuwe technologieën in stedelijke planning. E-mailadres: M.Giezen@uva.nl.

Literatuur

Gemeente Amsterdam (2020) De stadsdonut voor Amsterdam: een instrument voor verandering. (https://www.amsterdam.nl/bestuur-en-organisatie/volg-beleid/coalitieakkoord-uitvoeringsagenda/gezonde-duurzame-stad/amsterdam-circulair-2020-2025/?utm_source=www.amsterdam.nl&utm_medium=internet&utm_campaign=circulair&utm_content=redirect)

Lenton, T.M., Rockström, J., Gaffney, O., Rahmstorf, S., Richardson, K., Steffen, W., & Schellnhuber, H. J. (2019). Klimaat kantelpunten – te riskant om tegen te wedden. https://ore.exeter.ac.uk/repository/bitstream/handle/10871/40141/Lenton_Nature Comment_accepted_version.pdf?sequence=2

Planbureau voor de Leefomgeving (2018). Het gebruik van planetaire grenzen ter ondersteuning van de nationale implementatie van milieugerelateerde duurzame ontwikkelingsdoelen. Den Haag, publicatienummer: 2748

Rockström, J., Steffen, W., Noone, K. et al. Een veilige operatieruimte voor de mensheid. Natuur 461, 472–475 (2009). https://doi.org/10.1038/461472a

Steffen, W., Grinevald, J., Crutzen, P., & McNeill, J. (2011). Het Antropoceen: conceptuele en historische perspectieven. Philosophical Transactions of the Royal Society A: Mathematical, Physical and Engineering Sciences, 369(1938), 842-867. https://doi.org/10.1098/rsta.2010.0327

Steffen, Will & Richardson, Katherine & Rockström, Johan & Cornell, Sarah & Fetzer, Ingo & Bennett, Elena & Biggs, Reinette & Carpenter, Stephen & Vries, Wim & de Wit, Cynthia & Folke, Carl & Gerten, Dieter & Heinke, Jens & Persson, Linn & Ramanathan, Veerabhadran & Reyers, Belinda & Sörlin, Sverker. (2015). ‘Planetary Boundaries: Guiding Human Development on a Changing Planet’. Wetenschap. 10.1126/science.1259855.

Xue, J. (2021): Stedenbouw en degrowth: een ontbrekende dialoog, Local Environment, DOI: 10.1080/13549839.2020.1867840

Author profile
Gerard is directeur Steden & Gebouwde Omgeving bij Metabolic, een adviesbureau gespecialiseerd in systeemdenken en circulaire economie.

Gerard Roemers is directeur Steden & Gebouwde Omgeving bij Metabolic, een adviesbureau gespecialiseerd in systeemdenken en circulaire economie. Hij ontwikkelt transitie-strategieën om steden te verduurzamen en circulair te maken.

Author profile
Mendel Giezen is universitair docent in duurzame stedelijke ontwikkeling en infrastructuur. Zijn werk focust op klimaatbestendige steden en stedelijke CO2-mitigatie.

Mendel Giezen is universitair docent in duurzame stedelijke ontwikkeling en infrastructuur. Zijn onderzoek- en onderwijsfocus is op klimaatbestendige steden, stedelijke CO2 mitigatie en de integratie van nieuwe technologieën in stedelijke planning. E-mailadres: M.Giezen@uva.nl.

Artikel gegevens:

19 oktober 2021

De tekst en tabellen in deze bijdrage zijn gepubliceerd onder een CC BY-NC-ND licentie. Voor hergebruik van foto’s en illustraties dient u contact op te nemen met Rooilijn.
Whatsapp

Reageer op dit artikel

0 reacties

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.