De skyline van de ondergrond, vorm en iconisch denken: een ontwerpende benadering van de ondergrond is dé oplossing om verloedering van het landschap door de energietransitie en de verdozing tegen te gaan. Met een ontwerpende benadering en scenario-denken zijn drie scenario’s voor het omgaan met de Twentse ondergrond ontwikkeld. Deze scenario’s zijn bedoeld om een regionaal debat te initiëren door de Twentse ondergrond te koppelen aan het ruimtelijk debat over urgente maatschappelijke opgaven. Een debat tussen regionale beleidsmakers, economische experts, en onderzoekers, waarbij de ontwerpende disciplines de verbindende factor kunnen zijn voor mogelijke oplossingen.
Een ontwerpende benadering van de ondergrond kan helpen bij het verbinden van de boven- en ondergrond en zo de potentie van de ondergrond een betere plek geven in de ruimtelijke ontwikkeling, zie onder meer Hooijmeier en Maring (2013) en Roovers (2016). In Twente loopt reeds enkele jaren ontwerpend onderzoek naar de ruimtelijke kansen en dilemma’s van ondergrondse ingrepen onder regie van Saxion hogeschool en ontwerpbureau CB5 (CroonenBuro5). In de Twentse ondergrond bevindt zich een ‘skyline’ van industrieel erfgoed vanuit het mijnbouwverleden. De urgentie van de energietransitie levert grote ruimtelijke druk – denk aan zonneweides en windmolens – met risico op verloedering en verdozing van het landschap. Uitgeproduceerde zoutcavernes en gaswinningslocaties bieden kansen voor de energietransitie en ondergrondse opslag met ruimtelijke kwaliteit en landschappelijke beleving als uitgangspunt. In het Twentse onderzoek zijn we op zoek gegaan naar deze kansen. Met de verdozing bedoelen we de grote distributiecentra, vaak robotgestuurd, en datacenters. De vraag is waarom dergelijke activiteiten niet in de ondergrond zouden kunnen plaatsvinden. In één van de scenario’s komt deze grootschalige opslag aan de orde, maar er is meer.
Zichtbaar en beleefbaar
In het artikel Ruimelijke ontwikkeling bij ondergrondse ingrepen schreven wij al over dit onderzoek. Wij concludeerden dat ondergrondse ingrepen in Twente kansen bieden voor urgente maatschappelijke opgaven. Het benutten van deze kansen vraagt om het bezien van de ondergrondse ingrepen in hun ruimtelijke samenhang. Deze samenhang overstijgt het lokale schaalniveau en de grenzen van eigendom en gemeenten. Daarnaast concludeerden wij dat het belangrijk is om bij het initiële ontwerp van een winning op een volgend leven te anticiperen, bijvoorbeeld door de vorm van de zoutcavernes die tijdens de winning ontstaat zodanig te ontwerpen dat opslag van bijvoorbeeld energie later mogelijk is. Tenslotte hielden wij een pleidooi voor het ‘exposerend’ ontwerpen van ondergrondse ingrepen. Dit betekent het bovengronds zichtbaar en beleefbaar maken van ondergrondse ingrepen.
In dit artikel schets ik hoe we – vanuit deze aangrijpingspunten – scenario-denken en ruimtelijke scenario’s hebben gebruikt om de rol van de ondergrond in het ruimtelijk debat te positioneren. De ondergrond wordt namelijk vaak vergeten als mogelijke oplossing in het ruimtelijke debat over verrommeling van het landschap. Dit denken in scenario’s zoekt de grenzen van het haalbare op en zet de discussie op scherp. Vanuit een reflectie op de scenario’s formuleren we een nieuwe ontwikkelstrategie voor oude, bestaande én nieuwe locaties van ondergrondse ingrepen. De scenario’s zijn onderdeel van het boek ‘Naar een nieuw Twents Productielandschap’ dat we binnenkort vanuit Saxion hogeschool en CB5 publiceren. Dit artikel geeft een tipje van de sluier en bespreekt de scenario’s op hoofdlijnen. De onderbouwing en context zijn in het boek uitvoerig beschreven.
Over het onderzoek
Ons onderzoek in Twente is gestart met de vraag ‘Welke rol kan ruimtelijk ontwerp in de transitie naar een duurzame leefomgeving spelen, en hoe gaan we van agenda, kennis en plannen naar effectieve ruimtelijke transformatie?’. We hebben deze vraag vertaald naar de ondergrond met Twente als concrete experimenteerruimte. We hebben ontwerpers (studenten én professionals) aan het werk gezet om nieuwe invalshoeken te onderzoeken die bijdragen aan het vraagstuk van de energietransitie, opslag en de rol van de ondergrond daarin. We hebben dit uiteindelijk vormgegeven en vastgelegd in scenario’s met de energietransitie als vertrekpunt. De energietransitie speelt een belangrijke rol op regionale schaal. We wilden hiermee verder kijken dan zonnepanelen en windturbines. Warmte is heel belangrijk in de energietransitie als het gaat over de ondergrond: meer dan de helft van ons energiegebruik is warmte met water en bodem als bron. Met warmte denken we aan geothermie, maar ook het transport van warmte. Ondergrondse warmtenetten vragen veel ruimte in de ondergrond, met name in de stad.
Scenario-denken is het ontwikkelen, vergelijken en anticiperen op mogelijke toekomstscenario’s. Bij scenario-denken over de toekomst zijn er drie communicerende vaten: de maatschappij, de technische ontwikkeling, en de vormgeving. Soms loopt de techniek vooruit en komen ontwerpers met denkbeelden over hoe de maatschappij hierop zal reageren. Soms vraagt een maatschappelijk vraagstuk om een nieuwe technologische vondst en kunnen ontwerpers hieraan bijdragen door er een denkbeeld over te scheppen. Het belangrijkste bij scenario-denken is om een debat uit te lokken en daar dan op te reageren.
Scenario-denken benut de kracht van het ontwerpen met de ondergrond. We zoomen in en uit in plaats en schaal, maar ook in tijd. Met ontwerpend onderzoek laten wij een rijkheid van hypothesen zien die als ontwerp zijn uitgewerkt en getoetst. Het doel van het ontwerpend onderzoek was om vormen van hergebruik van ondergrondse mijnbouwlocaties te onderzoeken ten behoeve van onder andere de energietransitie. Gaandeweg is gebleken dat de kansen voor zowel boven- als ondergrond breder zijn dan alleen de energietransitie. Het ontwerpend onderzoek in relatie tot het ondergrondse mijnbouwerfgoed willen wij vatten in drie sterk thematisch van elkaar verschillende scenario’s. Wij hebben gebruik gemaakt van drie belangrijke elementen: ‘de skyline van de ondergrond’, vorm, en iconisch denken.
Vorm en netwerk
We kunnen ondergrondse ingrepen beschouwen als cultuurhistorisch erfgoed. Erfgoed dat een belangrijke drager kan zijn van herinneringen en een anker voor identiteit. Archetypische huisjes zoals de bovengrondse zouthuisjes van oude zoutwinningslocaties tonen sympathie voor het landschap. Dit betekent dat het landschap niet wordt verstoord, maar dat er subtiel wordt verwezen naar de ondergrond. Als een vlaggetje op een cocktailprikker verwijzen de zouthuisjes naar iets dat zich in de ondergrond afspeelt. De zouthuisjes zijn een architectonische verschaling van historische Twentse boerderijen. De ontwerpprincipes van de historische boerderijkap, en de verhoudingen ervan, zijn op zorgvuldige manier verkleind naar het zouthuisje van ongeveer drie bij drie meter. Daarmee dringt zich de vergelijking op met de Cabanon, een iconisch vakantiehuisje ontworpen door Le Corbusier. Het vakantiehuisje kent vele ontwerpprincipes die we in de grote gebouwen en ontwerpen van de architect terug zien.
Even fascinerend als de vorm is het netwerk waarin de zouthuisjes staan. Het patroon van deze ondergrondse stedenbouw doet denken aan het spreidingsmodel van Christaller. Deze Duitse geograaf uit de vorige eeuw formuleerde zijn ‘centrale-plaatsen’-theorie naar aanleiding van studie naar vestigingspatronen in Zuid-Duitse stadjes. Hij trachtte de ontwikkeling en spreiding van deze plaatsen ten opzichte van elkaar te verklaren door zich de vraag te stellen of er regels konden worden opgesteld die het aantal, de grootte en de ruimtelijke spreiding van deze steden bepalen.
De Twentse ondergrond is ook te beschouwen als een skyline. Een skyline is een stadssilhouet. Het wordt gebruikt om een stad te profileren. Bewoners zijn trots op de stad, de skyline verschijnt op T-shirts, borden en boeken. Een skyline krijgt zo iconische waarde. De analogie met Le Corbusier, Christaller en een skyline laat de stedenbouwkundige en architectonische dimensie van de Twentse zouthuisjes zien, als cocktailprikkers in de ondergrond: samenhangend en bewust vormgegeven. Door deze benadering ontstaan beelden die buiten de huidige kaders van het omgaan met deze ondergrond vallen. We brengen de ondergrond in het domein van ontwerpers en ruimtelijke ontwikkelaars.
Drie scenario’s voor de Twentse ondergrond
We hebben drie scenario’s voor de Twentse ondergrond uitgewerkt, uitgaande van de 278 zoutwinningslocaties en circa zestien gaswinningslocaties. Hieraan gingen verschillende workshops vooraf. Vanuit één team van studenten, lokale en provinciale overheid, bedrijven, adviseurs en experts werd in de eerste instantie gewerkt aan diverse concrete casestudies. Hierdoor ontstond meer inzicht in de facts and figures van gas- en zoutwinning, maar ook in het ontwerpproces. Nadat vervolgens de parameters werden bepaald ontstond gaande weg met het team een eenduidig beeld wat de scenario’s moesten worden in vorm en inhoud.
De ruimtelijke samenhang van de ondergrondse ingrepen vormt de hiermee basis. We anticiperen op drie ontwerp-aspecten: (1) de zichtbaarheid en beleving van ondergrondse ingrepen. Ruimtelijk ontwerp kan ondergrondse ingrepen zichtbaar en beleefbaar maken ten gunste van bewustwording onder bewoners, recreanten en ondernemers van de aanwezigheid en potentie van deze ingrepen. De 2) kansrijke verbinding van ondergrondse ingrepen met lokale opgaven, bijvoorbeeld de energiewinning, stadslandbouw of recreatie in Twente. En (3) de kansen voor een tweede leven. Winningen en hun locaties zijn – nadat de winning tot een einde is gekomen – kansrijk om nieuwe initiatieven in en op te ontplooien.
Met de scenario’s tasten we het speelveld af. Het visualiseren van tegenstellingen ligt hieraan ten grondslag. Werken we lokaal, regionaal of zelfs internationaal? Zijn de ingrepen groot of juist subtiel? Exposeren we de ondergrond of stoppen we het juist weg? In de eerste twee scenario’s anticiperen we op de energietransitie en opslag in Twente. De Twentse regionale energiestrategie (op dit moment nog een concept) focust de komende periode met name op zonnepanelen en windturbines. Wij kijken verder en leggen de link met de bijdragen van de ondergrond. In het eerste scenario doen we dit bottom-up, gericht op een groeiend decentraal netwerk van lokale energievoorziening. In het tweede scenario denken we juist macro – buiten de grenzen van Twente. We gaan uit van duurzame maximale opslag in de Twentse ondergrond, die (inter)nationaal van dienst is. In het derde scenario staat het exposerend ontwerpen maximaal centraal.
Scenario 1: energiecentrale van decentraal energienetwerk
De Twentse ondergrond als energiecentrale van het decentraal energienetwerk, gebaseerd op de koppeling van het tweede leven van ondergrondse ingrepen met de Twentse energietransitie. Dit scenario gaat uit van het bottom-up ontwikkelen vanuit individuele ingrepen. De schaal is van lokaal naar regionaal: we vertrekken vanuit de bijdrage van individuele ingrepen aan regionale opgaven, met samenhang van individuele ingrepen in ruimte en tijd. Concreet is bekeken wat lokaal de mogelijkheden van een oude gaswinningslocatie zijn voor de opwekking van duurzame energie, eveneens is dit voor oude zoutwinningslocaties gedaan.
In dit scenario werken we naar een volledig duurzame energievoorziening voor alle huishoudens in Twente door hergebruik van lokale ondergrondse ingrepen. Door deze ingrepen te koppelen ontstaat een zelfvoorzienend netwerk. Opslag van duurzame energie in zoutcavernes en winning van (onder meer) biogas en windenergie op afgebouwde gaslocaties zorgen voor een zelfvoorzienend Twente. Dit scenario gaat uit van het bottom-up ontwikkelen vanuit individuele ingrepen.
Scenario 2: Safe Storage Hub XXL
De Twentse ondergrond als Safe Storage XXL, waarin de grootschalige opslag van duurzame energie leidend is voor het gebruik ervan. Dit scenario gaat uit van macro-ontwikkelen vanuit de bovenregionale potentie van de Twentse ondergrond. De schaal is internationaal.
In dit scenario benutten we de ondergrond van Twente voor grootschalige opslag van met name duurzame energie voor héél Nederland en delen van Duitsland. Alle vrijkomende ondergrondse ruimte in gasvelden en zoutcavernes wordt hiervoor gebruikt. Deze opslagcapaciteit is namelijk anderhalf keer zo groot als de opslagcapaciteit van de haven van Rotterdam. Dit scenario sluit naadloos aan op de visie voor het internationaal bundelen van krachten in de vorm van een Tristate City. In dat denkbeeld wordt Nederland samen met België en een deel van Duitsland één grote metropoolregio.
Scenario 3: Landschap als etalage van zijn ondergrond
Het landschap als etalage van de Twentse ondergrond, waarin zichtbaarheid en beleving van de ondergrond centraal staan, als bijdrage aan bewustwording van de rol van de ondergrond voor de energietransitie. Dit scenario gaat uit van het architectonisch ontwikkelen en werkt met bewustwording, symboliek, educatie van het ondergrondse en het bovengrondse landschap. De schaal is lokaal: een samenhangende bovengrondse belevingslaag van ondergrondse ingrepen.
In dit scenario wordt de ondergrond bovengronds zichtbaar en beleefbaar gemaakt, door het benutten, zichtbaar en beleefbaar maken van de ingrepen zelf én van de effecten daarvan. Ook wordt in dit scenario gebruik gemaakt van kunstobjecten en landschappelijke ‘follies’ die dialoog over de ondergrond uitlokken.
Reflectie
Een ontwerpende benadering, scenario-denken, en scenario’s brengen de ondergrond in het ruimtelijk domein. De scenario’s kunnen naast elkaar dan wel gelijktijdig en verweven worden ingezet. En generiek, want we zijn ervan overtuigd dat de drie verschillende thema’s van de scenario’s ook toepasbaar zijn bij andere ondergrondse opgaven, zoals het gebruik van geothermie en waterwinning in de ondergrond. De scenario’s in dit artikel zijn in ons boek ‘Naar een nieuw Twents productielandschap’ concreter uitgewerkt.
Of de scenario’s ook echt concreet uitvoerbaar zijn is nu nog de vraag, maar ze helpen om de discussie op scherp te zetten en het ruimtelijk debat te starten. Zij vragen ook om een reflectie op de ontwikkelstrategie van ondergrondse ingrepen. De traditionele mijnbouw gaat uit van de ingreep zelf, ontwikkeld door mijnbouwbedrijven en het Rijk. Het scenario-denken zet hier een strategie tegenover die gebiedsgericht is, met verbinding van opgaven, co-creatie en een ruime dialoog. Een ontwikkelstrategie die past bij het ruimtelijk domein. Of de mijnbouwwet op het gebied van abandonment zal worden aangepast in re-use is nog maar de vraag, het schrijven van het boek en de totstandkoming hiervan heeft in ieder geval de mindset van de bedrijven, overheden en betrokkenen hiervoor geopend.
Tot slot: de scenario’s werken door op het zichtbaar maken van de potentie van de ondergrond voor de transitie, het profileren van Twente en haar ondergrond als icoon voor de regio en het kiezen van positie door de regio. Daarmee helpen ze de ook om de regio regie te laten nemen over hun eigen ondergrond.
Het onderzoek voor dit artikel werd mede met behulp van studenten uitgevoerd onder regie van een coalitie van Saxion hogeschool, ontwerpbureau CroonenBuro5, Twentse gemeenten, NAM, Nouryon en provincie Overijssel in het kader van de Internationale Architectuur Biënnale 2018-2020.
Dit artikel is onderdeel van het themanummer ‘Ruimte en ondergrond’, zie het inleidende artikel ‘De ondergrond terug op de ruimtelijke agenda‘.
Mark is stedenbouwkundige en architect. Binnen CroonenBuro5 is hij commercieel verantwoordelijk voor het team stedenbouw + landschap vanuit de rol van projectmanager (mark.vanderpoll@croonenburo5.com).
0 reacties