Stedelingen geven de afgelopen jaren steeds vaker zelf vorm aan het publiek domein. Enerzijds door ernaar op zoek te gaan buiten de ruimtelijke grenzen van de openbare ruimte, anderzijds ook door de nadruk geleidelijk te verschuiven van een pure ruimtelijke vorm naar een belevingsvorm. Dat wil zeggen dat het publiek domein zich op het ene moment kan vormen op een bepaalde plek en er daarna weer kan verdwijnen, maar ook dat dit nieuw publiek domein almaar vaker gepaard gaat met regels die het gebruik ondersteunen. De Middenvijver in Antwerpen laat deze dynamiek zien.
Het moet zo’n tien jaar geleden zijn dat ik voor het eerst in aanraking kwam met ‘Op zoek naar nieuw publiek domein’ (2001), het essay van Maarten Hajer en Arnold Reijndorp dat toen reeds tien kaarsjes mocht uitblazen. Ik ontdekte er voor het eerst dat je het publiek domein scherper kan definiëren door het te onderscheiden van de openbare ruimte. De openbare ruimte werd voorheen reeds door anderen, waaronder Lynn Lofland (1998), omschreven als een ruimte die in principe vrij en gelijk toegankelijk moet zijn voor elke burger. Toch zegt deze definitie niets over het daadwerkelijk gedrag in die ruimte. Het contrast met de openbare ruimte wordt juist gevormd door extra eisen te stellen aan het publiek domein. Hier vindt namelijk effectief uitwisseling plaats tussen burgers met verschillende achtergronden en uiteenlopende interesses, die meestal persoonlijk onbekend of slechts categorisch bekend zijn met elkaar (Lofland, 1998; Hajer & Reijndorp, 2001). Helemaal interessant wordt het als de definitie van het publiek domein gevormd wordt vanuit de aanhechting van verschillende parochiale of gelijkgestemde groepen die onderling tot overeenkomst moeten zien te komen. Ruwweg stellen Hajer en Reijndorp dat het publiek domein begint daar waar je het parochiaal domein van een ander betreedt. Dat wil ook zeggen dat er vanuit dit perspectief bepaald moet worden welk gedrag er getolereerd wordt en wie van wie aanpassingen mag verwachten om tot een consensus te kunnen komen. Dat is uiteraard complexer wanneer de belangen van de verschillende groepen verder uit elkaar liggen.
Commons
Twintig jaar na de verschijningsdatum van ‘Op zoek naar nieuw publiek domein’ lijken we opnieuw, of beter gezegd nog steeds, op zoek naar nieuw publiek domein. Maar dan nabijer, in een groenere, veiligere en klimaatbestendigere gedaante. Vandaag de dag wordt deze alternatieve zoektocht naar een publiek domein ook wel eens behandeld onder de weinig vertaalbare term commons of diens minder statische variant commoning. In het algemeen wordt hiermee verwezen naar het gemeenschappelijk beheer van een gedeelde bron (Ostrom, 1990), maar in de context van het publiek domein betreft het voornamelijk vormen van zelforganisatie waarmee burgers de woonkwaliteit van hun leefomgeving op sociaal en ruimtelijk vlak willen verbeteren. Zulke praktijken zijn niet gericht op winst, maar wel op (maatschappelijk) voordeel.
Cruciaal voor een langdurig functioneren, en minder uitgesproken in de definitie van een publiek domein, zijn de instituties (Ostrom, 1990): duidelijke ruimtelijke en sociale grenzen. Ze hebben als doel het huidig en toekomstig gebruik van de eindige bron te garanderen. De bijhorende regels, rechten en sancties worden opgesteld op basis van zelfregulering, waarbij blijvend engagement een cruciaal aspect is. Analoog aan het publiek domein en versterkt door de terminologische verschuiving van commons naar commoning (vgl. Džokić & Neelen, 2015) komt de nadruk hierdoor meer te liggen op de gedeelde ervaring van de plek dan op de ruimte op zichzelf.
De Middenvijver
Eén van de plekken in mijn eigen stad Antwerpen die mij net zoals het essay van Hajer en Reijndorp al langer intrigeert, kwam tijdens de corona pandemie volop in de aandacht: de Middenvijver. Een open en groene ruimte die aan de linkerzijde omsloten wordt door een gelijknamig natuurreservaat en aan de rechterzijde door een residentiële wijk. De uitgestrekte ruimte bevindt zich op Linkeroever, het groenste stadsdistrict van Antwerpen met de laagste bevolkingsdichtheid (Grafe & Decroos, 2017). Bij hondeneigenaars is de plek al jaren bekend omdat het loslopen van honden er oogluikend wordt toegelaten. Interessant, wetende dat honden in België in het openbaar aan de lijn moeten, behalve in daarvoor ingerichte en omheinde openbare ruimtes of hondenloopzones. In strikt juridisch-ruimtelijke zin is de Middenvijver nochtans erkende hondenloopzone noch openbare ruimte. Volgens het gewestplan is de eigendom van De Vlaamse Waterweg NV bestemd als woonuitbreidingsgebied, maar door een gebrek aan duidelijke ruimtelijke grenzen en een leesbare functie is het onderhevig aan ruimtelijke toe-eigening.
Het grote succes van de Middenvijver als informele hondenloopzone laat zich gedeeltelijk verklaren door haar omvang. Met 25 hectare biedt deze open ruimte een speelterrein voor honden dat honderd keer zo groot is dan de oppervlakten van de drie officiële hondenloopzones in Linkeroever opgeteld. Maar er is meer. In vergelijking met de afgebakende, kleine en vlakke officiële hondenloopzones is de Middenvijver een zeer diverse en natuurlijke groenruimte, rijk aan geuren, natuurlijke ondergronden, planten, hoogteverschillen en water. In de ontwikkeling van honden die opgroeien in een stedelijke omgeving is het verkennen van diverse natuurlijke omgevingen namelijk cruciaal. Op deze manier valideren honden en hun eigenaars de open ruimte niet vanuit de eigendomsstructuren en de grondwaarde, maar vanuit de specifieke kwaliteiten van de ruimte en de grond. Vooral de vijver waar honden in kunnen zwemmen, een alleenstaand geval in Antwerpen, is één van de belangrijkste aantrekkingspunten van de Middenvijver voor hondenliefhebbers.
Instituties
Behalve hondenliefhebbers, hier een relatief homogene en dominante groep, benutten ook andere groepen en individuen de Middenvijver precies om bovengenoemde kwaliteiten. Hondeneigenaars, vliegenaars, wandelaars, sporadische wildkampeerders en veelbesproken, maar weinig zichtbare seksdates, moeten onderling tot overeenstemming komen om het gebruik van de open ruimte te organiseren. Dat dit onbestemd terrain vague al ruim tien jaar toegeëigend wordt, toont in eerste instantie de noodzaak van dit soort publieke plekken zonder vooraf bepaalde ruimtelijke invulling in de stad aan. Dat de toe-eigening al ruim tien jaar gedoogd wordt bewijst vervolgens dat het de toe-eigenaars aardig lukt om samen of tenminste naast elkaar de plek op te laden met betekenis. De uitgestrektheid van het terrein speelt hierin zeker een belangrijke rol, maar toch zorgen ook bepaalde informele gebruiken en afspraken voor een optimalisatie van het ruimtegebruik.
Die gedragscode wordt in grote mate bepaald door de hondenliefhebbers. Zij zijn niet alleen het meest aanwezig op het terrein, maar ze wijken door hun honden te laten loslopen, ook af van de algemene gedragsregels in de openbare ruimte. Om dit te faciliteren gebruiken ze, net zoals bij de officiële hondenloopzones, bepaalde regels en afspraken, maar dan geformuleerd vanuit hun eigen noden en wensen. Die instituties worden grotendeels opgesteld, besproken en gesanctioneerd op een openbare Facebook pagina gewijd aan honden op de Middenvijver. De discussies die in de Facebookgroep gevoerd worden zijn langdurig van aard en met voldoende menselijk gevoel om er een netwerk van persoonlijke relaties mee uit te bouwen, we spreken daarom ook wel over een virtuele gemeenschap (Rheingold, 1993), in dit geval gebonden aan één specifieke plek. Bijzonder hieraan is dat de draagkracht van het netwerk zo breed reikt dat discussies doorlopen van cyberspace naar fysieke plek en weer terug.
Publiek domein
De hondenliefhebbers maken elkaar bijvoorbeeld via eenvoudige aanduidingen op de kaart duidelijk binnen welke ruimtelijke grenzen het loslopen van honden getolereerd wordt. Dat wordt immers al jaren oogluikend toegelaten op de open vlakte, maar niet in het naastliggende natuurreservaat dat dienst doet als broedgebied voor vogels. Sociale grenzen ontstaan dan weer wanneer de virtuele gemeenschap bepaalt of een bijtende hond nog welkom is op het terrein of wanneer er afspraken gemaakt worden om bepaalde rassen op vaste tijdstippen te laten socialiseren. Het sociaal en ruimtelijk kader heeft één gemeenschappelijk doel: vermijden dat het loslopen van honden in de toekomst niet langer getolereerd zal worden, door autoriteiten, maar ook door andere toe-eigenaars van de Middenvijver. Als meest dominante groep beseffen de hondenliefhebbers dat ze zorg moeten dragen voor de ruimte en de grond, maar ook moeten weten samen te leven met de andere gebruikers van de plek. De hondenliefhebbers brengen hiermee Hajer en Reijndorp hun definitie van het publiek domein in de praktijk: de dominantie van deze groep hoeft de ervaring van een publiek domein niet uit te sluiten, maar kan ze net produceren. De Middenvijver wordt door een breed publiek ervaren als een publiek domein, omdat men niet tot deze specifieke dominante groep behoort.
Toch loopt de toe-eigening niet altijd zonder slag of stoot. Tijdens de corona periode gingen steeds meer mensen aan het wandelen en door de schaarste aan open en groene plekken in de stad werd de Middenvijver bekend bij een breder publiek. Hieruit ontstonden steeds vaker belangenconflicten over de invulling, veiligheid en netheid van de open ruimte, bijvoorbeeld wanneer wandelaars met kinderen claimen dat spelende honden aan de lijn moeten of wanneer consequent naar een bepaalde groep gewezen wordt om de vervuiling van het terrein aan toe te schrijven – hondenpoepzakjes zijn nu eenmaal makkelijk te herkennen. Ook al treedt er één groep op de voorgrond, wie mag er nu precies van wie gedragsaanpassingen verwachten?
Formaliseren van het informeel ruimtegebruik
Al in 2013 initieerde Stad Antwerpen het proces om een toekomstvisie voor de Middenvijver te ontwikkelen met als doel het braakliggend terrein, tot dan toe bestemd als woonuitbreidingsgebied, te hervormen tot een ‘open park- en recreatiegebied’ (Stad Antwerpen, 2016). Uit de ontwerpwedstrijd volgde in 2014 een plan voor de Middenvijver als park met toegankelijke paden, een stadscamping en een bufferzone tegen de verstoring van het natuurgebied.
De ruimtelijke ingrepen zijn echter nog steeds niets verwezenlijkt. Tot op de dag van vandaag is de Middenvijver onveranderd. De plek vervult nog steeds een belangrijke rol als publiek domein voor de bewoners van Linkeroever en ver daarbuiten. De plannen om de open ruimte te hervormen tot een open park- en recreatiegebied werden ondertussen geïntegreerd in één van de achttien overkappings- en leefbaarheidsprojecten voor de Antwerpse ringzone. Hiervoor worden verschillende natuurgebieden, waaronder ‘recreatief landschapspark Middenvijver’, samengesmolten tot grotere ecologische systemen. Eén van de eerste werken die voor de Middenvijver op de agenda staat is de aanleg van twee zwemvijvers voor honden (De Grote Verbinding, 2021). Die moeten de huidige vijver, die nu wel gebruikt wordt om honden in te laten zwemmen, maar zich eigenlijk te midden van een broedzone in het natuurgebied bevindt, vrijwaren. Het gebied tussen en rond de nieuwe vijvers zal afgebakend worden als officiële hondenloopzone. Een netwerk van verharde paden moet het geheel meer toegankelijk maken.
De plannen om een gedeelte van de Middenvijver om te vormen naar een erkende hondenloopzone zijn onmiskenbaar geïnspireerd op het informeel ruimtegebruik. Toch roept dit de vraag op of de toekomstige omheinde versie ook effectief de kwaliteiten kan bewaren van de informele variant vandaag. Die kwaliteiten liggen namelijk precies in het meervoudig ruimtegebruik en de onderlinge afspraken die de toe-eigening van de onbestemde ruimte ondersteunen. Hiermee geven burgers zelf vorm aan datgene waarvoor er in de erkende hondenloopzones tot op de dag van vandaag geen plaats is: uitwisselingen met de ‘spreekwoordelijke andere’ (Hajer & Reijndorp, 2001), waarmee men naast een gemeenschappelijke interesse in de open ruimte, niet per se iets gemeen hoeft te hebben. Een publiek domein dus.
De nieuwe vormgeving kan er echter wel voor zorgen dat de verschillende ruimtelijke invullingen die vandaag toegekend worden aan de Middenvijver beter controleerbaar worden. Door een gedeelte van het terrein af te bakenen als officiële hondenloopzone wordt namelijk aangegeven dat binnen de omheining specifieke regels gelden die anders zijn dan in de ruimte rondom. Vermoedelijk zal het veiligheidsgevoel hierdoor voor bepaalde groepen en individuen toenemen en net dat is vaak een voorwaarde voor een volwaardige participatie, zo stellen Hajer en Reijndorp. Goed om te weten voor wie uitwisselingen wil faciliteren. Maar gaat het vergroten van de veiligheid in dit geval vooral niet ten koste van het publiek domein?
Als architect-onderzoeker heeft ze een sterke interesse ontwikkeld in de stad als conditie en de rol van architectuur in een snel veranderende samenleving. Deze interesse ontplooit ze verder in haar doctoraatsonderzoek naar de rol van ruimtelijke commoning praktijken in vernieuwingsgebieden in de stadsrand van Antwerpen (promotor: prof. Lara Schrijver). Binnen het Bachelor programma Architectuur doceert ze Initiatie Ontwerp. Daarnaast heeft ze ervaring in de architectuurpraktijk (Guerrilla Office Architects, cuypers & Q Architecten) en cureerde ze voor Stad en Architectuur Vzw de lezingenreeks ‘Auditorium 2019-2020: There’s no place like home.
0 reacties