Cultuur en creativiteit maken onze steden niet alleen aantrekkelijk en levendig, ze zorgen er ook voor dat we ons als samenleving kunnen blijven ontwikkelen en vernieuwen. Creatieve plekken en culturele hotspots geven kleur aan de stad en zijn onmisbaar voor maatschappelijke verandering en economische vooruitgang. Maar hoe behouden we deze plekken in onze snelgroeiende steden? Dit kan door te investeren in ‘cultuurgedreven’ ontwikkelingen, waarbij een goede samenwerking tussen gemeenten, cultuurmakers, vastgoedpartijen én de lokale gemeenschap centraal staat. Hiervoor zijn innovatieve beleidsinstrumenten en nieuwe modellen voor organisatie en financiering essentieel. Het succes van de Tramkade in Den Bosch, een culturele hotspot die begon als tienjarig experiment en nu integraal onderdeel wordt van de Bossche Stadsdelta, laat zien hoe een cultuurgedreven ontwikkeling kan slagen.
Iconische cultuurhuizen en museumdistricten zijn vaak vaste prik tijdens stedentrips. Creatieve hotspots versterken wereldwijd ‘citybrands’ (Florida, 2003). Stadslaboratoria en broedplaatsen fungeren binnen ontelbare steden als katalysator voor innovatie, sociale cohesie en experimenten. Veel van deze populaire culturele en creatieve plekken zijn echter tijdelijk en dreigen nu in rap tempo te verdwijnen.
Al decennialang vragen gemeenten en ontwikkelaars aan kunstenaars en creatieve ondernemers om leegstaande gebouwen of braakliggende terreinen nieuw leven in te blazen (zie Evans, 2009). De ongeschreven regel is echter al lange tijd dat zij moeten vertrekken zodra de permanente ontwikkeling van start gaat. Voorheen vonden kunstenaars en creatieve ondernemers vaak onderdak in een ander leegstaand pand, maar door de toenemende druk op de stedelijke ruimte is dat steeds minder vanzelfsprekend. Als nu een culturele plek verdwijnt, keert deze vaak niet meer terug.
Om deze betekenisvolle plekken toch te kunnen behouden, is het cruciaal dat zij ook de kans krijgen onderdeel te worden de permanente ontwikkeling. Hiervoor moeten cultuur en creativiteit een vaste plek krijgen binnen nieuwe gebiedsontwikkelingen. Dit vraagt echter om een andere manier van werken, voor zowel cultuurmakers als voor de gemeente en betrokken vastgoedpartijen. Het vereist een aanpak waar op een gelijkwaardige manier met elkaar wordt samengewerkt en waar ruimte is voor andere manieren van organiseren en financieren dan we normaal gesproken zien in gebiedsontwikkeling.
Kenmerken van cultuurgedreven ontwikkelingen
Bij een cultuurgedreven ontwikkeling staat cultuur en/of creativiteit centraal. Denk aan de ontwikkeling van museumdistricten, cultuurclusters, creatieve broedplaatsen, makersplekken en stadslabs. Cultuurgedreven ontwikkelingen hebben daarnaast nog een aantal andere kenmerken. Zo betreft het geen lineair, maar een cyclisch proces. Een culturele plek is nooit af: na een volledige cyclus van initiëren tot consolideren, begint vaak weer een nieuwe cyclus, bijvoorbeeld door het sterken van een nieuwe samenwerking, een doorontwikkeling of de overgang van een tijdelijke naar een permanente situatie (Brand, 2024). Verder draait het bij een cultuurgedreven ontwikkeling om een zo gelijkwaardig mogelijke samenwerking tussen alle betrokken partijen, ongeacht of een project top-down is gestart door de gemeente of een ontwikkelaar, of bottom-up is ontstaan vanuit bewoners en gebruikers.
Hieronder worden de fasen van de eerste cyclus van cultuurgedreven ontwikkelingen uiteengezet. Vervolgens wordt aan de hand van een casus, de culturele hotspot De Tramkade in Den Bosch, laten zien hoe een tweede ontwikkelcyclus kan ontstaan. Deze tweede cyclus gaat in zodra cultuurgedreven ontwikkelingen een permante status krijgen als onderdeel van grotere gebiedsontwikkelingen.
Vier fasen en twee voorwaarden
Cultuurgedreven ontwikkelingen kunnen worden opgedeeld in vier fasen. Deze vier fasen zijn gevisualiseerd in onderstaand model (Figuur 1). Het model werd voor het eerst geïntroduceerd in het boek Hart, hoofd, handen – Gids voor Stadmakers (Brand, 2024) en is voortgekomen uit onderzoek bij zo’n twintig culturele en creatieve plakken in Nederland, Europa en daarbuiten in de periode tussen 2020 en 2024. Het model onderscheidt vier fasen die veel cultuurgedreven ontwikkelingen in Nederland en daarbuiten ondergaan. Deze fasen zijn: initiëren, organiseren, financieren en consolideren. Daarnaast kennen cultuurgedreven ontwikkelingen twee essentiële voorwaarden: een gelijk speelveld en een faciliterende beleidscontext.
Het model voor cultuurgedreven ontwikkelen geeft inzicht in de benodigde stappen en vereiste voorwaarden bij een dergelijke ontwikkeling. Het model onderscheidt vier fasen, initiëren, organiseren, financieren en consolideren, en kent daarnaast twee essentiële voorwaarden: een gelijk speelveld, transparantie en vertrouwen én de beleidscontext.
Elk project begint met een idee, ontsproten uit het brein van een individu of een kleine groep mensen. Dat kan een kunstenaar, een gebiedsontwikkelaar, een bestuurder of beleidsmaker zijn. In de initiërende fase draait het om het ontwikkelen van het idee, het formuleren van een visie en het vormen van een eerste coalitie. Het initiatief kan zowel top-down als bottom-up ontstaan, maar wordt pas succesvol wanneer alle partijen worden betrokken en zich mede-eigenaar voelen.
In de organiserende fase wordt de samenwerking verder vormgegeven. Deze fase start met het aanwijzen van een projectleider. Dit kan de initiator zijn, maar in meer complexe ontwikkelingen is het raadzaam iemand aan te wijzen met ervaring met soortgelijke trajecten. In deze fase worden meer stakeholders betrokken en wordt de samenwerking geformaliseerd via intentieverklaringen, contracten, gebiedsvisies, etc. In deze fase wordt ook een projectorganisatie ingericht, een projectplan geschreven en een planning gemaakt . Keuze voor de juiste beleidsinstrumenten is in deze fase essentieel. Zo blijken aanbestedingen op basis van partnerselectie in de praktijk succesvoller dan planselectie, simpelweg omdat deze eerste vorm meer ruimte laat voor de benodigde gelijkwaardige samenwerking. Voor deze vorm werd bijvoorbeeld gekozen bij de herontwikkeling van het NYMAterrein in Nijmegen. Hier nodigde de gemeente Nijmegen een vertegenwoordiging van Nijmeegse creatieve makers aan de ontwikkeltafel uit. Samen selecteerden zij Lingotto/Klokgroep als hun partner voor de gehele gebiedsontwikkeling.
Cruciaal in het proces is uiteraard de financiering, de derde fase. Zonder financiële haalbaarheid sneuvelen zelfs de beste ideeën. Het kan ook betekenen dat bepaalde partijen uit eerdere fasen afvallen, omdat zij hun idee niet gefinancierd krijgen of omdat hun exploitatiemodel niet sluitend is. In deze fase ligt de nadruk op het ontwikkelen van een value case die de meervoudige waarde van cultuur benadrukt. Dit wordt vervolgens gevolgd door een businesscase en financieel model. In de value case worden alle waarden die een plek kan creëren in kaart gebracht. Hierbij gaat het niet alleen om de vaak benadrukte financieel-economische waarde, maar ook om sociale, culturele en ruimtelijke waarden van de ontwikkeling. Partijen die kunnen profiteren van deze meervoudige waarde-creatie worden benaderd om mee te investeren in de plek en om zo ook de financiële business case sluitend te krijgen. Innovatieve financieringsmethoden spelen een belangrijke rol bij cultuurgedreven ontwikkelingen. Vaak is het een mix van leningen, subsidies, crowdfunding en creatieve financieringsvormen zoals een Stadmakersfonds. Zo kent het Werkspoorkwartier in Utrecht een rijke verzameling van particuliere initiatieven, waar met innovatieve financieringsmodellen wordt gewerkt. Koploper hierin is Hof van Cartesius, een creatief, circulaire en coöperatief werklandschap dat eigen grond kon aankopen en ontwikkelen met bijdragen van onder meer Triodos bank en het Stadmakersfonds. Daarnaast geneerde Hof van Cartesius inkomsten door het uitgeven van obligaties aan hun eigen ‘Hofleden’ en door het opzetten van een sponsorprogramma voor donateurs, partners en vrienden.
De laatste fase, consolideren, richt zich op het beheer en onderhoud van de plek om duurzaamheid op de lange termijn te garanderen en om nieuwe ontwikkelcycli mogelijk te maken. Zo kon Theater Zuidplein in Rotterdam, onderdeel van de gebiedsontwikkeling Hart van Zuid, pas echt aan de slag toen alle gebouwen stonden. In de consolidatiefase werd samen met Heijmans, gemeente Rotterdam en andere partijen uit het gebied een gebiedssamenwerking opgezet. Inmiddels wordt er nagedacht over gezamenlijke gebiedspromotie en -programmering.
Gedurende dit hele proces zijn twee randvoorwaarden essentieel. Allereerst moet de basis op orde zijn. Dat betekent een gelijk speelveld, transparantie en vertrouwen. Ten tweede speelt beleidscontext een cruciale rol. Het juiste (gemeentelijke) beleid kan de cultuurgedreven ontwikkeling stimuleren en faciliteren. Andersom kan gebrek aan het juiste beleid of tegenstrijdig beleid juist een stok in het wiel steken waardoor het proces tot stilstand komt. Deze twee voorwaarden lopen parallel aan de verschillende fasen en beïnvloeden iedere stap van het proces.
De Tramkade in Den Bosch is een van de onderzochte cases in het boek Hart, hoofd, handen – Gids voor Stadmakers. De aanpak en ervaringen van de Tramkade gaven belangrijke input voor het hierboven beschreven model. Door de jaren heen hebben de cultuurmakers van de Tramkade en de gemeente inmiddels de eerste cyclus van cultuurgedreven ontwikkelen volledig doorlopen. Zij hebben hun tijdelijke plek gerealiseerd en zijn aangekomen in de consolidatiefase. Onlangs zijn zij gestart aan de tweede cyclus om de Tramkade te ontwikkelen tot een permanente plek voor cultuur en creativiteit.
Tramkade in Den Bosch: van tijdelijk naar permanent
Veevoederfabriek De Heus, gelegen aan de rand van het Bossche stadscentrum, werd in 2011 door de gemeente en provincie Brabant aangekocht vanwege overlast. Midden in de financiële crisis bleek woningbouw onhaalbaar, dus nam de gemeente het initiatief tot een tijdelijke invulling. De gemeente wilde tijdelijk een plek creëren die zich richtte op cultuur en specifiek op 18- tot 35-jarigen. Een aantal initiatiefnemers meldde zich met ideeën voor het gebied. In 2015 vestigden zij zich in het gebied voor een periode van tien jaar. De Tramkade herbergt inmiddels een groot aantal unieke gemeenschappen in drie verschillende gebouwen: de Mengfabriek, het WerkWarenHuis en de Kaaihallen. De Mengfabriek biedt ruimte aan ondernemers en initiatieven gericht op circulaire economie. Het WerkWarenHuis fungeert als creatieve hotspot en culturele broedplaats, onder meer voor Social Label. De Kaaihallen huisvesten onder meer het World Skate Center en creatieve ondernemers in de Makersstraat.
De Tramkade is inmiddels uitgegroeid tot een belangrijke publiekstrekker en troef voor de citymarketing van Den Bosch. Waar het initiële idee was het gebied na 2025 voor woningbouw geschikt te maken, is deze visie de laatste jaren gewijzigd. Den Bosch wil zich herpositioneren als ‘Cultuurstad van het Zuiden’. Deze ambitie krijgt onder meer vorm in het nieuwe broedplaatsenbeleid (Gemeente ‘s-Hertogenbosch, 2024a), waarin cultuur niet langer beperkt blijft tot het stadscentrum, maar een prominente rol krijgt in de Bossche Stadsdelta waar de Tramkade onderdeel van uitmaakt (zie ook Gemeente ‘s-Hertogenbosch, 2024b). Zo wordt de Tramkade onderdeel van een veel grotere gebiedsontwikkeling. Op de Tramkade zal in de toekomst ruimte blijven voor cultuur en creativiteit en daarmee voor de huidige initiatiefnemers. Daarnaast zullen aanvullende functies en spelers worden toegevoegd. Dit voornemen markeert de start van een nieuwe ontwikkelcyclus en een nieuwe fase van initiëren: de Tramkade groeit van tijdelijkheid door naar een permanente gebiedsontwikkeling.
Bossche Stadsdelta
Tot nu toe is de Tramkade een tijdelijke en organische ontwikkeling geweest. Nu ligt de ’Visie Bossche Stadsdelta’ voor. Voor deze permanente ontwikkeling heeft de gemeente verschillende ontwikkelscenario’s afgewogen. Het eerste scenario bestond uit het verkopen van het hele terrein via een tender aan één ontwikkelaar. Het tweede scenario was een publiek-private samenwerking waarbij de gemeente betrokken blijft bij realisatie en mogelijk exploitatie. Het derde scenario betrof een ontwikkelaanpak waarbij de gemeente regie behoudt en verschillende delen van het gebied afzonderlijk aanbiedt aan de markt.
De gemeente koos uiteindelijk voor de derde optie, ook wel een ‘kavelgewijze’ ontwikkeling genoemd. Met deze aanpak kunnen ook geïnteresseerde bestaande gebruikers van het terrein plannen indienen om in de toekomst hun eigen plek te behouden en te herontwikkelen. Deze aanpak vereist wel dat de gemeente een meer regisserende en faciliterende rol op zich neemt, in tegenstelling tot de conventionele optie van gronduitgifte via een traditionele tender.
De gemeente erkent hiermee de noodzaak om zich anders te organiseren en meer samen te werken met verschillende partijen in de stad. Om deze rol optimaal te vervullen, is een gebiedsontwikkelaar aangetrokken met eerdere ervaring in een cultuurgedreven projecten: het eerder beschreven NYMA-terrein in Nijmegen. De lessen uit deze gebiedsontwikkeling kunnen direct worden toegepast in Den Bosch. De ontwikkelaar onderhoudt nauw contact met zowel de verantwoordelijke bestuurder als de ambtelijk opdrachtgever, waardoor snel geschakeld kan worden en beslissingen vlot genomen kunnen worden.
In Den Bosch krijgen alle huidige initiatiefnemers van de Tramkade de kans mee te doen in de openbare uitvraag en worden zo gestimuleerd om over een permanente vestiging in het gebied na te denken. Samen met andere indieners gaan ze mee in het selectieproces. Kwaliteit is doorslaggevend, dus de kans bestaat dat hun ingediende plan onverhoopt niet wordt geselecteerd. Na selectie van de ontwikkelende partijen, bestaande uit commerciële vastgoedpartijen én de creatieve ‘gelegenheidsontwikkelaars’ (dit zijn de huidige gebruikers die hun eigen plek verwerven en herontwikkelen), wordt de ontwikkeling verder vorm gegeven.
Op 8 oktober 2024 werd in de gemeenteraad zowel het Ontwikkelplan als het Gebiedspaspoort Tramkade vastgesteld (Gemeente ‘s-Hertogenbosch, 2024c). Hiermee wordt de volgende fase gestart: het inrichten en uitvoeren van het selectieproces van de toekomstige ontwikkelaars van de kavels. Hiervoor stelt de gemeente zogenoemde ‘kavelpaspoorten’ op. Deze kavelpaspoorten bevatten richtlijnen en voorwaarden voor de ontwikkeling van de kavels, inclusief bouwvoorschriften, duurzaamheidseisen en programmatische randvoorwaarden die passen binnen het Gebiedspaspoort Tramkade.
Omdat het Tramkade experiment officieel in 2025 eindigt en de permanente ontwikkeling pas in 2027 start, is een ‘transitiefase’ in het leven geroepen. In deze transitiefase is het nieuwe ‘Tijdelijk Extra Gebruik’ (TEG) -programma van kracht. De gemeente richt zich met dit programma op drie pijlers: verbetering van de buitenruimte, het benutten van leegstaande ruimtes voor creatieve ondernemers en initiatieven, en het versterken van de sociaal-maatschappelijke waarde van activiteiten op de Tramkade.
De uitvraag en selectie starten naar verwachting de tweede helft van 2025. In opmaat naar de uitvraag en selectie biedt de gemeente een extern expertteam aan met daarin specialisten voor organisatorisch, ruimtelijk of financieel advies. Gegadigden kunnen via dit ondersteunende traject externe expertise inhuren voor hun planvorming. Hiermee worden de zogenaamde ‘gelegenheidsontwikkelaars’ geholpen om een kwalitatief gedegen en concurrerend voorstel in te indienen.
Naar een permanente rol van cultuur in gebiedsontwikkelingen
Kortom, het model voor cultuurgedreven ontwikkelen biedt houvast voor partijen die cultuur en creativiteit centraal willen stellen in hun (gebieds)ontwikkelingen. Voorbeelden zoals Den Bosch tonen aan dat cultuurgedreven ontwikkelen met de juiste intenties, een doordachte werkwijze en passende beleidsinstrumenten heel haalbaar is. Dit levert ons uiteindelijk levendige, aantrekkelijke en spannende steden op.
Rinske Brand werkt op het snijvlak van cultuur, samenleving en stedelijke ontwikkeling als ondernemer, onderzoeker, auteur en spreker. Ze is oprichter van BRAND The Urban Agency en is auteur van het onlangs verschenen boek Hart, Hoofd, Handen - Gids voor Stadmakers (2024). Daarnaast schrijft Rinske regelmatig als columnist voor Gebiedsontwikkeling.nu.
0 reacties