Amsterdamse planologie

8 juni 2022

Lokaal en regionaal nieuws biedt vaak boeiende inzichten in fysieke veranderingen in de leefomgeving en wat dit oproept bij bewoners en andere belanghebbenden. Lang niet altijd zijn zij inhoudelijk tegen, maar is het probleem dat zij niet tijdig gehoord worden. Een paar voorbeelden.

Wonend in Amsterdam Noord valt wekelijks in mijn brievenbus een van de weinige overgebleven lokale krantjes. Het heeft de sierlijke titel Noord-Amsterdams Nieuwsblad; een aardig, leesbaar blaadje, zeker sinds John Jansen van Galen daarin is gaan schrijven. Onlangs viel mijn oog op zijn artikel  ‘Kou uit de lucht rond Vliegenbos’.

Omwonenden van Camping Vliegenbos in Noord werden op een dag plots geconfronteerd met wat zij zagen als ingrijpende werkzaamheden op de camping. Van informatie vooraf, voorlichting dus (met de nadruk op vóór), was geen sprake. Dat hoefde helemaal niet volgens het stadsdeel Noord. Voor de werkzaamheden was geen vergunning nodig, ook niet voor de openstelling van twaalf in plaats van de reguliere zeven maanden. Alles werd immers afgedekt door het vigerende bestemmingsplan. Een tamelijk legalistische, gemakzuchtige en, naar bewoners toe, beledigende houding. Alsof die exact kunnen weten wat volgens een bestemmingsplan wel en niet mogelijk is. Wie wel eens een bestemmingsplan onder ogen heeft gehad, weet hoe lastig zo’n plan te lezen is. Hoewel de tekst van de gebruikelijke Toelichting gewoonlijk vriendelijker is dan die van de Voorschriften, worden nooit inzichtelijke voorbeelden gegeven van wat al of niet toegestaan is.

Jaren geleden was ik bij een adviesbureau praktiserend planoloog en kreeg onder meer de taak om bestemmingsplantoelichtingen te schrijven. Ik kreeg te horen: schrijf zo min mogelijk op, want dat roept het minste gedoe op.

Hoe is de Zaak Vliegenbos afgelopen? Bewoners kwamen uiteindelijk uit bij de centrale stad, die moest toegeven dat wél sprake was van een vergunningsplicht. Het stadsdeel zat er dus naast. Vergunning werd gegeven en eenieder vindt nu dat de camping er “werkelijk schitterend uitziet”. Een soort van happy end dus, ondanks de misstap van het stadsdeel.

Een ander voorbeeld, dichter bij huis, mijn huis. Tegen mijn back yard ligt een van de velden van de Volewijckers, een voetbalclub met een roemrucht verleden. Het complex van deze club ligt precies in het midden van Noord, terwijl vele andere sportcomplexen naar de randen van de stad zijn geschoven. Sporten middenin de woonomgeving: ruimtelijke kwaliteit dus. De Volewijckers zijn de laatste jaren onstuimig gegroeid, onder meer door de enorme groei van Noord. De vereniging zoekt naar meer armslag op het bestaande complex want fysiek uitbreiden kan niet. Dan maar uitbreiden in de tijd door meer mogelijkheden in de avond te bieden. Hiervoor zijn lichtmasten nodig plus een kunstgrasveld, dat zich vijf keer intensiever laat gebruiken dan een gewone grasmat. Ook scholen profiteren hiervan. Buiten sporten is immers veel leuker (bij mooi weer) dan binnen, terwijl sommige scholen niet eens een gymzaal hebben. De voorkeur heeft het veld dat het dichtst bij de omliggende woonomgeving is gesitueerd. Volgens het bestemmingsplan is geen vergunning nodig want: “bouwwerken geen gebouw zijnde met een maximale hoogte van 14 meter” zijn toegestaan. De maat is niet toevallig gekozen: dat is de reguliere hoogte van een lichtmast naast een sportveld.

Voor wat het bestemmingsplan betreft klopt het dit keer. Juridisch gaat het dus tot zover goed. Maar ook hier speelt de houding ‘als het volgens het bestemmingsplan mag, is geen overleg met omwonenden nodig’. Maar dat laat de huidige stadsbewoner zich niet zeggen, in dit geval niet eens zozeer vanwege het licht, maar vanwege te verwachten extra geluid in de avonduren. Lichtmasten langs sportterreinen mogen namelijk tot elf uur ’s avonds aan staan. Voor slapende, jonge kinderen is dat al gauw nacht.

Er is uiteindelijk wél overleg gekomen, voorgezeten door een gedreven ambtenaar die voor de ondankbare taak stond om allereerst procedureel puin te ruimen. Ook hier: wantrouwen van bewoners, veroorzaakt door een legalistische houding van de gemeente: als iets juridisch mag, gaan we aan de slag! Een week of wat van tevoren stoppen we een briefje bij omwonenden in de bus. Stand van zaken bij het schrijven van dit stuk: de plannen zijn voorlopig uitgesteld. Er wordt gekeken naar alternatieven op het complex.

Een laatste voorbeeld van Amsterdamse planologie, nu aan de voorkant van mijn huis. Hier is de complete bestrating eruit gegaan om alle kabels en leidingen te vervangen. Prima, want dat moet eens in de zoveel jaar. Overleg vooraf: niet nodig want het betreft regulier onderhoud. Maar daar dachten bewoners heel anders over: een historische dijk (het gaat hier over één van de dijken in Noord) overhoop halen en een ander bestratingspatroon terugleggen, dat gaat toch veel verder dan ‘onderhoud’? Een van de stenen des aanstoots: het hemelwater dat valt op de parkeerplaatsen zou in de nieuwe situatie het riool in lopen terwijl dat nu, met open bestrating, in de dijk wegzakt. Dat is goed voor de dijk terwijl vasthouden van water ook nog eens hoort bij klimaatbestendig, adaptief waterbeheer. Het plan van de gemeente, nota bene participant in Waternet, zou hier tegenin gaan.
Ook hier uiteindelijk wél vergaderingen van bewoners met de gemeente. Werkzaamheden werden licht uitgesteld en de bewoners kregen uiteindelijk hun zin voor wat betreft de bestrating. Omdat nu gebruik wordt gemaakt van bestaande bestrating en nauwelijks nieuwe stenen nodig zijn, is ook nog eens geld bespaard, naar verluidt € 125.000,-. Het deel van de dijk dat inmiddels is opgeleverd, ziet er schitterend uit. Hemelwater op de parkeerplaatsen kan weer wegzakken in de dijk. Kortom: dankzij bewonersoverleg een beter plan en geld toe. Althans: ten opzichte van de projectbegroting.

Wat laat deze casuïstiek zien? De gemeente Amsterdam gaat bij de opstelling van een structuur- of omgevingsvisie uitgebreid in gesprek met de stad. Dat is mooi en mag (volgens de gemeente) best een paar centen kosten. Een visie zet immers een politieke koers uit voor een reeks van jaren. Maar het papier van een visie is geduldig terwijl concrete ruimtelijke interventies direct van invloed zijn op de fysieke leefomgeving van de stadsbewoner. Waar het vertrouwen in overheden tanende is, past het bovendien niet om fysieke ingrepen in de leefomgeving te verstoppen achter een muur van bestemmingsplanvoorschriften en ambtelijk begrippen als ‘regulier onderhoud’. Dat binnen het ambtelijk apparaat soms niet bekend is wat door een bestemmingsplan al of niet wordt afgedekt, is tamelijk kwalijk te noemen. Maar hulde aan gemeentelijke projectleiders die energiek weer recht proberen te maken wat procedureel krom getrokken is.

Author profile
Wil is emeritus hoogleraar stedelijke en regionale planologie op de afdeling Urbanism van de faculteit Bouwkunde aan de TU Delft

Zijn interesse gaat uit naar planning, governance en ruimtelijk ontwerpen op het regionale en nationale schaalniveau en naar pogingen om te komen tot vormen van ruimtelijke planning op transnationaal en EU niveau.

Hij heeft planologie gestudeerd op de Universiteit van Amsterdam en is daar in 1991 gepromoveerd op een proefschrift over ruimtelijke concepten. Na enige jaren gewerkt te hebben bij een planologisch en stedenbouwkundig adviesbureau keerde hij in 1994 terug als postdoc om, samen met Andreas Faludi, onderzoek te doen naar European spatial planning.

In 2000 maakte hij de overstap naar de Technische Universiteit Delft en werd daar in 2008 hoogleraar. Zijn meest recente publicaties zijn de bij Routledge verschenen bundel The Randstad: A polycentric metropolis, geredigeerd samen met Vincent Nadin en The Routledge Handbook of Regional Design, geredigeerd samen met Michael Neuman.

Author profile
Wil is emeritus hoogleraar stedelijke en regionale planologie op de afdeling Urbanism van de faculteit Bouwkunde aan de TU Delft

Zijn interesse gaat uit naar planning, governance en ruimtelijk ontwerpen op het regionale en nationale schaalniveau en naar pogingen om te komen tot vormen van ruimtelijke planning op transnationaal en EU niveau.

Hij heeft planologie gestudeerd op de Universiteit van Amsterdam en is daar in 1991 gepromoveerd op een proefschrift over ruimtelijke concepten. Na enige jaren gewerkt te hebben bij een planologisch en stedenbouwkundig adviesbureau keerde hij in 1994 terug als postdoc om, samen met Andreas Faludi, onderzoek te doen naar European spatial planning.

In 2000 maakte hij de overstap naar de Technische Universiteit Delft en werd daar in 2008 hoogleraar. Zijn meest recente publicaties zijn de bij Routledge verschenen bundel The Randstad: A polycentric metropolis, geredigeerd samen met Vincent Nadin en The Routledge Handbook of Regional Design, geredigeerd samen met Michael Neuman.

Column gegevens:
Auteur(s):Wil Zonneveld
Jaargang 55 /

8 juni 2022

De tekst en tabellen in deze bijdrage zijn gepubliceerd onder een CC BY-NC-ND licentie. Voor hergebruik van foto’s en illustraties dient u contact op te nemen met Rooilijn.
Whatsapp

Reageer op deze column

2 Reacties

  1. Jan Korff de Gidts

    Dank Wil voor je verhaal met de casussen.

    Wie beveel je aan om In Utrecht zulke verhalen vast te leggen?

    Jan Korff de Gidts

    Antwoord

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.