Een minister van Ruimte?

9 december 2020

Het College van (scheidend) Rijksadviseurs pleit voor een minister van Ruimte. Ha, dacht ik, weer een stapje terug naar het ministerie van VROM. Een soortgelijk pleidooi voor een minister van Wonen lag er al. Ik ben echter bang dat de geschiedenis zich niet zo gemakkelijk laat terugdraaien. Dat ministerie zou natuurlijk niet VROM heten, want al voor de opheffing daarvan veranderden de beleidscategorieën Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting in ietsige termen als Ruimte en Wonen. Na het lezen van het advies van de Rijksadviseurs begreep ik dat ze zo’n ministerie niet beogen. In hun ogen is de minister van Ruimte een “bewindspersoon (die) sectoraal beleid (kan) afstemmen en optimaliseren in samenhang met de bestaande ruimtelijke kwaliteiten”. Wonen is sectoraal en hetzelfde geldt voor de beleidsterreinen die de leefomgeving beslaan, natuur, recreatie, mobiliteit, energie, werken. Het geeft te denken dat bijna alles sectoraal is behalve de ruimte. De ruimte is dan concreet de plek waar alles plaatsvindt, maar als begrip volkomen abstract. Ruimte wordt ook niet gecreëerd, maar heeft bestaande ruimtelijke kwaliteiten.

Deze taakomschrijving deed me denken aan wat oud-minister van VROM Pieter Winsemius me ooit vertelde. Voor een lezing voor de Bond van Nederlandse Stedenbouwkundigen vroeg hij de Rijks Planologische Dienst (RPD) naar de eigen doelstellingen van het ruimtelijk beleid. Samenhang, coördinatie en integratie rechtvaardigden volgens Winsemius geen eigen positie van de ruimtelijke ordening. De door hem geïntroduceerde ‘beleidslevenscyclus’ leerde dat beleid alleen interesse wekt als het zich voortdurend met herkenbare, politiek-relevante onderwerpen positioneert in de eerste fase van signalering en beleidsontwikkeling. Dat de RPD’ers de kritiek van hun minister serieus namen blijkt uit de Vierde Nota, met politiek relevante en herkenbare voorstellen voor de dagelijks leefomgeving (DALO) en het ruimtelijk ontwikkelingsperspectief (ROP), waartegen de NOVI schril afsteekt. De eigen doelstelling werd ‘ruimtelijke kwaliteit’. Paradoxaal genoeg luidde dat het einde van de ruimtelijke ordening in. Nu zijn we erachter gekomen dat kwaliteit niet zonder ordening kan.

Van Winsemius kunnen we leren dat een minister van Ruimte het niet redt met het afstemmen en optimaliseren van sectoraal beleid, zeker niet in samenhang met bestaande ruimtelijke kwaliteiten, zelfs niet als “hierbij niet alleen aandacht is voor fysieke ingrepen (de ruimtelijke verschijningsvorm), maar vooral voor de inwerking ervan op andere maatschappelijke facetten: sociologisch, economisch, ecologisch, technisch, verkeerskundig, natuurkundig et cetera”. De taakomschrijving van de nieuwe minister lijkt me te veel op het antwoord van architecten op de vraag wat zij eigenlijk bijdragen aan het tot stand komen van een bouwproject. Gek genoeg is dat meer dan zijzelf denken. Ruimte kan niet zonder ordening, maar ook niet zonder relevante sectoren. Bij de opheffing van VROM was de afweging bij wie ‘ruimte’ kon aanschuiven binnen het machtige Verkeer en Waterstaat. Het werd ‘water’ en niet ‘infrastructuur’, een logische keuze in de delta, maar gezien de verstedelijkingsopgave wat gemakzuchtig.

Maar waarom kiezen? We hebben al een zeer breed Planbureau voor de Leefomgeving en een dito Raad voor de leefomgeving en infrastructuur. Waarom dus niet een ministerie voor de Leefomgeving? Inclusief mobiliteit. De technische infrastructuur is uitvoering en laten we aan de ingenieurs. Een ministerie met, zoals de Rijkadviseurs bepleiten, gemotiveerde en geëngageerde ambtenaren, die niet enkel over procesbekwaamheden beschikken, maar vooral over vakkennis.

Literatuur
Arnold Reijndorp e.a. (1998) De kern van het ruimtelijk beleid, Den Haag: WRR

Author profile
Arnold is emeritus hoogleraar, zelfstandig onderzoeker op het snijvlak van stedenbouw en stedelijke cultuur, en vaste columnist van Rooilijn

Arnold Reijndorp studeerde aan de Technische Universiteit Delft, werkte bij de dienst Stadsontwikkeling in Rotterdam en was universitair docent Stadssociologie aan de Universiteit van Amsterdam.

Daarnaast was en is hij actief als zelfstandig onderzoeker op het grensvlak van architectuur, stedenbouw en sociaal-culturele ontwikkelingen in het stedelijk veld.

Hij is (co)auteur van onder andere Op zoek naar nieuw publiek domein, Stadswijk, Themawijk, De alledaagse en geplande stad, Nieuw-West: parkstad of stadswijk en De nieuwe stad - een gebruiksaanwijzing.

Vanaf januari 2006 bekleedde hij ruim tien jaar lang de Han Lammersleerstoel aan de Universiteit van Amsterdam met als leeropdracht 'Sociaal-economische en ruimtelijke ontwikkelingen van nieuwe stedelijke gebieden'. Van 1998 tot 2000 was hij gasthoogleraar stedenbouw en stadssociologie aan de Technische Universiteit Berlijn.

In 2012 was hij winnaar van de Rotterdam-Maaskant prijs.

Sinds 2020 schrijft hij columns voor Rooilijn.

Author profile
Arnold is emeritus hoogleraar, zelfstandig onderzoeker op het snijvlak van stedenbouw en stedelijke cultuur, en vaste columnist van Rooilijn

Arnold Reijndorp studeerde aan de Technische Universiteit Delft, werkte bij de dienst Stadsontwikkeling in Rotterdam en was universitair docent Stadssociologie aan de Universiteit van Amsterdam.

Daarnaast was en is hij actief als zelfstandig onderzoeker op het grensvlak van architectuur, stedenbouw en sociaal-culturele ontwikkelingen in het stedelijk veld.

Hij is (co)auteur van onder andere Op zoek naar nieuw publiek domein, Stadswijk, Themawijk, De alledaagse en geplande stad, Nieuw-West: parkstad of stadswijk en De nieuwe stad - een gebruiksaanwijzing.

Vanaf januari 2006 bekleedde hij ruim tien jaar lang de Han Lammersleerstoel aan de Universiteit van Amsterdam met als leeropdracht 'Sociaal-economische en ruimtelijke ontwikkelingen van nieuwe stedelijke gebieden'. Van 1998 tot 2000 was hij gasthoogleraar stedenbouw en stadssociologie aan de Technische Universiteit Berlijn.

In 2012 was hij winnaar van de Rotterdam-Maaskant prijs.

Sinds 2020 schrijft hij columns voor Rooilijn.

Column gegevens:

9 december 2020

De tekst en tabellen in deze bijdrage zijn gepubliceerd onder een CC BY-NC-ND licentie. Voor hergebruik van foto’s en illustraties dient u contact op te nemen met Rooilijn.
Whatsapp

Reageer op deze column

7 Reacties

  1. Jeroen Niemans

    Mooie overdenking. Ik vind het doel achter dit voorstel helemaal goed, maar twijfel over het middel.

    Antwoord
  2. Martin Pot

    mee eens; schrijf er een veel bredere column over….:-)

    Antwoord
  3. Gert-Joost Peek

    Vanmorgen in door 306 deelnemers bezocht webinar van de RICS stellingen rondom regierol van het Rijk besproken. Hugo Priemus pleit voor een ministerie bij EZ: goede keuze? Ik denk van wel; ruimte is de drager van de economie en schromelijk over het hoofd gezien in het topsectorenbeleid. .

    Antwoord
  4. Bas Vereecken

    Mooie analyse!

    Antwoord
  5. Maarten Noordhoff

    Ministerie voor Leefomgeving. Terechte conclusie aan scherpe analyse.

    Antwoord
  6. Ianthe Mantingh

    Een ministerie voor de Leefomgeving, ja, daar kan deze sociaal bevlogen architect wel wat mee!

    Antwoord
  7. bart stuart

    Goed artikel van een belangrijke wetenschapper! Mij spreekt op het laatste de ‘gemotiveerde en geëngageerde ambtenaren met vakkennis’ het meeste aan.
    Geen focus op procesbewaking of technocratische benadering maar een mensgedreven sociale opvatting dat het over ontplooien van de mens gaat en niet over het ontwikkelen van een m2.

    Antwoord

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.