Terwijl ‘toekomstbestendig’ het begrip ‘duurzaamheid’ lijkt te vervangen in de bestuursretoriek, heerst de korte termijn als het om concrete besluiten gaat. Het voorlopige toppunt is het schrappen van de aangekondigde eis om bij nieuwbouw en ingrijpende renovatie verblijfsvoorzieningen te plaatsen voor beschermde diersoorten als de huismus, gierzwaluw en vleermuis. Enerzijds wordt de connotatie van duurzaam van het milieutechnische (sustainable) naar het temporele (durable) verschoven. Anderzijds lijkt de toekomst waar we op willen sturen wel erg dichtbij te zijn. Misschien moeten we ook hier uit de beperkingen van de Nederlandse taal springen. Uit het Afrikaans komt het woord ‘volhoudbaar’, dat ik nog wel eens gebruik als synoniem voor ‘duurzaam’. En dat biedt toch ook weer een ander perspectief. Want het gaat er niet om of een besluit toekomstbestendig – kan de toekomst het hebben? – is. Het gaat erom of een besluit (en de gevolgen ervan) volhoudbaar is en zo langdurig kan bijdragen aan een gewenste toekomst.
De kersverse Delftse hoogleraar planologie Peter Pelzer heeft een heel essay aan onze relatie met de lange termijn gewijd. In ‘Verantwoordelijk voor de toekomst’ stelt hij ‘planologie is niet meer de verbinding tussen de relatief snelle en relatief langzame tempolagen (of zo je wilt: de korte en lange termijn), maar is vooral gaan meebewegen met de korte termijn. […] We moeten de langetermijnoriëntatie die zo kenmerkend was voor planologie heruitvinden. Deze missie komt niet voort uit nostalgie of een behoefte planners uit het verleden recht te doen, maar vanwege problemen die met een gierende vaart op ons af denderen.’ Hij is zeker niet de enige die het belang van de lange termijn benadrukt, maar probeert het ook praktisch te maken: ‘hóé maken we de lange termijn belangrijker?’
Pelzer volgt de filosoof William MacAskill, die drie criteria onderscheidt om te bepalen of je iets moet doen aan een langetermijnvraagstuk. Ten eerste moet het van belang zijn voor de toekomst en je het niet kunnen of willen doorschuiven naar toekomstige generaties. Ten tweede moet het bepalend zijn voor die toekomst door bijvoorbeeld een mate van onomkeerbaarheid of padafhankelijkheid. Ten derde moet jij er iets aan kunnen doen vanuit je rol of zo’n rol zou kunnen en willen aannemen. Het essay is een oproep om werk te maken van een planologie van de lange termijn en roept planologen op om hierin verantwoordelijkheid te nemen.
In het onderzoek van mijn lectoraat worden we steeds vaker geconfronteerd met vraagstukken waarbij de lange termijn een belangrijke rol speelt. En zoals van praktijkgericht onderzoek verwacht mag worden, proberen we aan het derde criterium van MacAskill – het handelingsperspectief –praktische invulling te geven. Ik geef twee voorbeelden uit ons werk.
In het korte verkennende onderzoek ‘Samen ruimte maken voor werk’ gingen we samen met onderzoekers van de Hogeschool Amsterdam en Fontys Hogeschool op zoek naar de sleutelrol van ondernemerscollectieven in gebiedsontwikkeling. Het onderzoek is een reactie op de inmiddels breed gedragen bezorgdheid over het verdwijnen van betaalbare bedrijfsruimte in steden door de transformatie van binnenstedelijke industrie- en bedrijventerreinen naar wonen. En dan is de bedrijfsruimte voorgoed weg, want zoals Pelzer schrijft; ‘Als een plek eenmaal bewoond wordt en zeker als er infrastructuur is aangelegd, moet er heel wat gebeuren wil die functie veranderen.’ En dat terwijl we ruimte voor werk nodig hebben voor een toekomstbestendige stad. Denk aan nabijheid van stadverzorgende bedrijven, ook vanuit de 15-minutenstad, de combinatie met leren via leer-werkplekken, innovatieplekken voor start-ups, ruimte voor sociale en culturele ondernemers, enzovoorts. Hiermee zijn de eerste twee criteria van MacAskill wel ingevuld.
Wij zijn vooral aan de gang gegaan met de invulling van het derde criterium en zien collectieven van ondernemers als een actorrol, die betaalbare bedrijfsruimte weet te borgen en mogelijk ook te ontwikkelen via hun betrokkenheid bij gebiedsontwikkelingen. We deden dit inzicht op aan de hand van de wijze waarop het Keilecollectief en PlaceBased & Co/Keilewerf opereren in het Keilekwartier van het Rotterdam Makers District, en de manier waarop Bedrijvenkring Cartesiusweg en coöperatie Hof van Cartesius dat doen in het Utrechtse Werkspoorkwartier. We concluderen dat deze collectieven economische, duurzame en sociaal-maatschappelijke waarden creëren en dat zij via eigendom van vastgoed zowel deze waardecreatie, als ook betaalbare bedrijfsruimte voor de lange termijn weten te borgen.
In het tweejarige RAAK-publiek onderzoek ‘Ontwikkelen van verontreinigde locaties’ creëren we samen met Hogeschool Saxion en Wageningen University & Research inzicht in de potentie van zogenaamde verontreinigde IBC-nazorg locaties (Isoleren, Beheren en Controleren) met als doel de nazorg af te bouwen. Met veel nazorgvoorzieningen zoals damwanden, leeflagen en soms ook actieve (beheers)maatregelen zoals bemaling, zijn jaarlijks hoge financiële, organisatorische, administratieve en ruimtelijke lasten gemoeid. Vraag is hoe deze locaties beter kunnen worden benut voor maatschappelijke opgaven zoals woningbouw en energietransitie. Ook hier stuiten we op een discrepantie tussen de korte en lange termijn. De nazorg is een langdurige activiteit die er niet per se voor zorgt dat de bodem schoner wordt. Bodemsanering gebeurt functiegericht, dat wil zeggen dat het saneringsresultaat wordt bepaald door het bodemgebruik. Dat betekent in de praktijk dat sanering en daarmee de afbouw van nazorg plaatsvindt, wanneer een ontwikkelaar het initiatief tot ontwikkeling en functieverandering, naar bijvoorbeeld wonen, neemt. Tegelijkertijd komen er allerlei zogenaamde Naturebased Solutions (NbS) voor saneren op, waarbij gebruik wordt gemaakt van vegetatie of micro-organismen om de bodem op de lange termijn, veelal meer dan 30 jaar, langzaam schoner te maken tegen relatief geringe meerkosten.
De aanvankelijke veronderstelling voor het onderzoek was dat we vooral moeten inzetten op het stimuleren van functieverandering als manier om tot afbouw van nazorg te komen. Gedurende het onderzoek kwamen we er echter achter dat een functieverandering er voor veel van de 577 IBC-nazorg locaties en 8.000 voormalige stortlocaties helemaal niet inzit. Dit omdat er al waardevolle bebouwing of infrastructuur op staat of dat een verandering van de huidige industrie-, bedrijfs- of groenfunctie niet voor de hand ligt. Bovendien ben je voor zo’n functieverandering ook zeer afhankelijk van de cyclische vastgoedmarkt. En wanneer zo’n functieverandering plaatsheeft, is haast geboden en is er geen tijd om nog NbS-saneringsmethoden in te zetten. Afgraven en verplaatsen of inpakken van de verontreinigde grond blijven als opties over.
Wat hier gebeurt is wat Pelzer, met verwijzing naar de Amerikaanse langetermijn-denker Steward Brand, bestempelt als ‘temporele onkunde’. De governance of sturing op de bodem(kwaliteit) is weg van de langzame tempolaag van de natuur gaan hellen naar de snellere laag van commercie – in dit geval vastgoedontwikkeling – en daarmee ontbreekt het aan sturing tussen de relatief korte en de lange termijn. Met als gevolg dat de inzet van NbS niet wordt gestimuleerd. Terug naar het derde criterium van MacAskill. Het is hier niet de vastgoedontwikkelaar die in de positie is om verantwoordelijkheid voor het langetermijnvraagstuk van bodemverontreiniging te nemen. Dit is eerder de rol voor de planoloog die, geholpen door de bodemprofessional, de temporele schaal van de bodem weer onderdeel kan maken van de ruimtelijke ordening en haar governance. Op dit verworven inzicht zullen we de aanbevelingen van ons onderzoek gaan richten.
Een overkoepelende conclusie van onze onderzoeken sluit aan op de oproep van Pelzer en is dat het aan de planoloog of stadsontwikkelaar is om de lange termijn weer van belang te maken. De gemeente heeft de meeste mogelijkheden om ondernemerscollectieven in positie te brengen om waardecreatie en betaalbare ruimte voor werk op de lange termijn te verzekeren. En de planoloog is aan zet om de lange termijn die nodig is voor sanering met NbS in te passen in de ruimtelijk ordening. Hier is een verantwoordelijkheid te nemen, ongeacht de politieke wind van vandaag de dag.
Want enkel sturen vanuit urgentie is natuurlijk niet volhoudbaar op de lange termijn . . .
0 reacties