Lessen van innovatiedistrict Berlijn

11 oktober 2024

Berlijn is een stad die bruist van innovatie. De stad staat er in de innovatie-index beter op dan de meer welvarende Duitse steden München, Hamburg en Frankfurt. Op de terugreis van een studietrip met studenten van de MSRE-deelopleiding Gebieds- en Vastgoedontwikkeling van de Amsterdam School of Real Estate (ASRE) naar Berlijn, probeer ik onder woorden te brengen wat we kunnen leren van deze stad voor innovatiedistricten in ons land. Dit zijn stedelijke gebiedsontwikkelingen die specifiek gericht zijn op het stimuleren van economische vernieuwing.

Eén van de weinig lichtpuntjes voor stedelijke ontwikkeling in het regeerprogramma is, naast het doorzetten van de stimulerende maatregelen voor de woningbouw, een groeiende aandacht voor ruimte voor economie. We lezen op de site van het ministerie van economie: ‘Het kabinet wil dat bedrijven die bijdragen aan toekomstige welvaart zich in Nederland kunnen blijven ontwikkelen, doorgroeien en investeren. Het is belangrijk dat hier voldoende ruimte voor is. Daarom werkt het kabinet aan een visie op de ruimtelijke en economische structuur en ontwikkelt het een integrale aanpak voor toekomstbestendige en betaalbare bedrijventerreinen. Daarnaast stelt het €30 miljoen beschikbaar voor toekomstbestendige bedrijventerreinen, met naar verwachting een aanvullende bijdrage van regionale overheden.’ En ook: ‘Nederland moet meer doen met minder mensen. Daarom zijn investeringen in kennis, technologie en innovatie cruciaal. Het kabinet wil dat in 2030 3% van het bruto binnenlands product (bbp) wordt besteed aan onderzoek en ontwikkeling. Ook stimuleert het startups en scale-ups om door te groeien en investeert het in innovatief MKB, bijvoorbeeld via Invest-NL.’

Hiermee wordt de lijn van vorige minister Micky Adriaansens voortgezet. Zij presenteerde een jaar geleden het Programma Ruimte voor Economie. In dit programma staan drie typen gebieden centraal: haven- en industriegebieden, bedrijventerreinen en campuslocaties. In de voortgangsbrief van 25 september jl. schrijft minister Dirk Beljaarts dat deze gebieden goed zijn voor meer dan de helft van de totale werkgelegenheid, het grootste gedeelte aan R&D-investeringen (tenminste 60% van het totaal) en voor de overgrote meerderheid van de toegevoegde waarde van de Nederlandse economie.

Goede voornemens dus, en die zijn nodig. Dit blijkt ook als we kijken naar de Cities Innovation Index. In 2022-2023 is Amsterdam de eerste Nederlandse stad die we tegenkomen op plaats 20. Rotterdam staat als tweede Nederlandse stad nog net in de top 100 op plaats 87. Nu is er op dergelijke lijstjes veel af te dingen. Maar als we omhoog willen kijken in Europa, kunnen we een voorbeeld nemen aan Londen (2), Parijs (4), Berlijn (11), Stockholm (13), München (16), Wenen (17) en Madrid (19). Graag deel ik mijn inzichten uit Berlijn.

Berlijn is een zeer gemixte stad. Dat komt door de verwoestingen van de Tweede Wereldoorlog en de tweedeling waardoor er in de binnenstad veel ruimte is ontstaan, die vervolgens niet per se met het hoogst stedelijke programma is ingevuld. Zo kun je tussen woonwijken ineens stuiten op een grote éénlaagse super- of bouwmarkt of een cluster van bedrijfspanden. Deze bijzondere mix heeft echter een langere geschiedenis. In tegenstelling tot de ondiepe bouwblokken die wij gewend zijn, is een groot deel van Berlijn opgebouwd uit zeer grote en daarmee diepe bouwblokken met meerdere binnenhoven. Bekendste voorbeeld van het Berliner Block is waarschijnlijk de hippe tourist destination Hackeschen Höfe, maar Berlijn zit er vol mee. Gevolg is een grote diversiteit aan woon- en werkomgevingen in de stad. Van duurdere appartementen en winkels aan de buitenstaten, tot goedkopere woningen en bedrijfsruimten rondom de dieper gelegen hoven. Het innerlijke leven aan de intieme, rustige binnenplaatsen is zelfs bijzonder aantrekkelijk. Elke binnenplaats is een beheersbare wereld, een eigen biotoop met een eigen sfeer. Soms kunnen hele blokken worden doorkruist. Passages verbinden hofjes en openen diagonale uitzichten en inzichten in aangrenzende binnenplaatsen. Het Berliner Block is de drijvende kracht achter de mix van woningbouw, commercie en cultuur. Bedrijvigheid is in Berlijn niet verbannen naar het bedrijventerrein, maar zit ook gewoon in ‘woonwijken’ en dat biedt vele voordelen, vooral als het om innovatie gaat.

Het begrip Innovation district werd in 2014 gemunt door Katz & Wagner van het Brooking Institute als ‘geographic areas, where leading-edge anchor institutions and companies cluster and connect with start-ups, business incubators and accelerators. They are also physically compact, transit-accessible, and technically-wired and offer mixed-use housing, office, and retail’. Het gaat dus om een gemengd stuk stad. De mix is essentieel voor twee basisprincipes van het innovatiedistrict. Het eerste basisprincipe is dat innovaties vooral voortkomen uit ‘neue Kombinationen’ (Schumpeter, 1934), waarvoor de basis wordt gelegd in ongeplande contacten tussen experts uit verschillende vakgebieden. Het tweede principe luidt dat daarvoor een aantrekkelijke omgeving nodig is, die uitnodigt tot zulke ontmoetingen, en waar – naast het conceptualiseren – er ook mogelijkheden zijn om innovaties daadwerkelijk toe te passen. De Berlijnse ruimtelijke structuur van grote bouwblokken biedt, zo bezien, alle ruimtelijke voorwaarden om één groot innovatiedistrict te zijn.

In Nederland wordt er gewerkt aan innovatiedistricten, zoals in Rotterdam met het Rotterdam Makers District, in het Amsterdamse Marineterrein, in de Zwolse spoorzone, in het Den Bosch Innovatiekwartier en het Innovatiedistrict Delft aan de Schieoevers. Op een recente bijeenkomst over innovatiedistricten valt te bespeuren dat het creëren van zo’n gebied hier nog niet zo eenvoudig is. Dit heeft ermee te maken dat bij ons het apparaat van stedelijke ontwikkeling gericht is op wonen. Het apparaat van economie is gericht op haven- en industriegebieden, bedrijventerreinen en sinds kort ook op campuslocaties. Deze beide apparaten konden lange tijd goed naast elkaar hun eigen gang gaan. Maar nu de druk op de ruimte groot is en de businesscase van wonen wint van die van werkruimte, komt deze laatste in het gedrang. Stedelijke ontwikkeling en economie moeten elkaar weer gaan vinden om samen te gaan werken aan een complete stad met wonen én werken en meer kansen op innovatie.

Dit vraagt om andere stedebouwkundige typologieën. Misschien kunnen we in nieuwe ontwikkelingen nadenken over meer differentiatie door uit te gaan van een grotere korrel. Dat levert minder plint aan de straat op – die we nu ook moeilijk verhuurd krijgen voor een hogere prijs – en meer grotere ruimtes aan achtergelegen binnenstraten, met lagere prijzen en beter geschikt voor productie en stadsverzorgende bedrijvigheid. Erboven kan worden gewerkt in kantoren en gewoond in appartementen. Wellicht bieden dergelijke bouwblokken ook wel goede mogelijkheden om naast elkaar verdicht werken en wonen te ontwikkelen, zonder alle complexiteit die het stapelen van deze beide functies oplevert.

En er zijn genoeg inspirerende voorbeelden, ook in ons land. Ik moet denken aan de blokken rondom het Rotterdamse Industriegebouw Goudsesingel. Wanneer het gaat om herontwikkeling, is het vooral van belang niet teveel te slopen. Jane Jacobs (1961) wist het al: ‘new ideas need old buildings’. Die zijn namelijk goedkoop, hebben vaak overmaat en kunnen langzaam door de gebruikers worden aangepast op hun groeiende wensen. Mooi voorbeeld uit Rotterdam is het Keilepand dat langzaam maar zeker uitgroeit tot een duurzaam bedrijfsverzamelgebouw met een geheel eigen ecosysteem van ondernemers.

Terug naar het nieuwe kabinet en de ambities op wonen en innovatie. Ik zie enorme kansen om deze samen te brengen. Daarvoor is het nodig dat economie en stedelijke ontwikkeling elkaar vinden en samen gaan bedenken welke stedelijke structuren ons echt vooruit gaan helpen. Dat is in ieder geval geen ‘straatje erbij’ of ‘doorzondiarree’. De eenzijdige inzet op bedrijventerreinen en campussen helpt ook niet. Laten we de budgetten voor ruimte voor economie en innovatie ook gebruiken voor investeringen in gebieden buiten de traditionele haven- en industriegebieden, bedrijventerreinen en campuslocaties, en zo de overige 40% innovatiecapaciteit stimuleren. Samen met de woningbouwimpuls kunnen we zo in gezamenlijkheid inzetten op een leefbaarder en innovatiever Nederland in de mix. Dit biedt bovendien inspiratie voor de ontwikkeling van de aangewezen 17 grootschalige woningbouwgebieden.

Author profile
Gert-Joost Peek is lector gebiedsontwikkeling & transitiemanagement aan de Hogeschool Rotterdam. Daarnaast is hij research fellow bij ASRE, eigenaar van SPOT-ON Consulting, en voorzitter van Stichting I’MBINCK | Website

Column gegevens:
Auteur(s):Gert-Joost Peek

11 oktober 2024

De tekst en tabellen in deze bijdrage zijn gepubliceerd onder een CC BY-NC-ND licentie. Voor hergebruik van foto’s en illustraties dient u contact op te nemen met Rooilijn.
Whatsapp

Reageer op deze column

0 reacties

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.