‘We zien hier een zeeppompje’ wijst de inspecteur, ‘waarom hangt dat daar? Een stukje zeep is misschien huiselijker voor een bewoner, maar mogelijk wel onveiliger. We willen weten of er over nagedacht is.’ Deze drie zinnen las ik in mijn krant, heb ik spontaan uit mijn hoofd geleerd en sindsdien spoken ze daar rond en sporen mij aan tot ernstig en diepgaand nadenken. Eerst de context. Aan het woord is een inspecteur van gezondheidszorg die de kamer van een dementerende bejaarde in een verpleeghuis controleert. De rest van het stuk was voornamelijk een standaardjammerklacht over personeelsgebrek.
Mijn nadenken schoot mijn twee hersenhelften in. Is een samenleving waarin dit afspeelt zo rijk en moreel zo hoog gestegen dat ze zich deze vorm controle in het bijzijn van een journalist – de inspectie is er trots op dit in het openbaar te doen – kan permitteren? Een dure inspecteur van gezondheidszorg bestrijkt hier met een even zorgvuldig uitgedachte als scherp geformuleerde evaluatieve vraag zowel het keuzevraagstuk zeeppompje versus los stukje-zeep-in-een-zeepbakje, als de locatievraag die ermee verbonden is en neemt daarbij in één moeite door ook nog eens de vraagstukken van belevingswaarde en veiligheid van de bewoner mee. Waar ter wereld komt dit voor? Alleen in het Koninkrijk Nederland, vrees ik, een land dat nu op het punt staat in te treden in het nirwana van de volmaaktheid van de post-maakbare samenleving. Nog één probleem wacht op een oplossing, zij het een tamelijk ingewikkeld complex van onderling samenhangende soortbepaling, locatiekeuze, huiselijkheidsbeleving en veiligheid. Maar toch, het is een herkenbaar samenstel van elementen dat de kern vormt van ieder planningsprobleem en dus routineus oplosbaar.
Mijn andere hersenhelft, een kruitvat vol scepsis en achterdocht, concludeert dat de waanzin van de controlitis definitief is doorgeslagen in de samenleving. Het is een van de ziektebeelden van de wijdverbreide evaluïtus, de zwaar onderschatte oorzaak van permanente stress en burn out. Je kan geen winkel bezoeken, geen taxirit maken, niet in een hotel hebben geslapen, geen congres hebben bezocht, geen jurk via internet kopen, kortom, je kan je kont niet keren of er staat iemand achter je met een evaluatieformulier vol pertinente en impertinente vragen. Trouwens, ook als je ergens 25 jaar onopvallend en ongestoord woont, kan het plotseling gebeuren dat de gemeente 75 vragen op je afvuurt over veiligheid, straatonderhoud, winkelniveau, hangjongeren, drugsgebruik (heeft u daar last van?) en of je toevallig niet een groenstrook wil adopteren. Op dat laatste, de adoptie – onderhoud en financiering – van zijn eigendom genaamd openbaar gebied is de staat onder het mompelen van vage formules over burgerbetrokkenheid helemaal, zeg maar gerust geil geworden. Net zo geil als Uber is op het gebruik van jouw auto en AirBnB op het gebruik van jouw logeerkamer onder het mom van deeleconomie.
Controles en evaluaties zijn lopende bandwerk geworden, waarin de gezondheidszorg een voorsprong heeft genomen door introductie van een denkpolitie. Deze opereert nu nog in een experimentele fase, namelijk de detaillering van de huisvesting van dementerende bejaarden. De controlitis zoals uitgevoerd door de denkpolitie van de gezondheidszorg is herkenbaar aan het abstractieniveau dat past bij de post-maakbare samenlevingsfase. De politie-inspecteur controleert niet of het zeeppompje het wel doet, maar zij stelt vragen bij het complex van achterliggende, aan keuzecomplexen voorafgaande conceptuele denkbeelden en handelingen waardoor er in de kamer van mijn, en van jullie dementerende tante een zeeppompje is gemonteerd in plaats van een zeepbakje. Over medicijntoediening, voldoende handen-aan-het-bed of permanent oplettende nachtbroeders wordt diepgaand gezwegen. Logisch. Een tekort aan handen-aan-het-bed is een concreet beredeneerbare consequentie van bezuiniging, daar is tenminste over nagedacht.
Author profile
0 reacties