In het essay van Frans Soeterbroek Erfgoed als middel, die hij in opdracht van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed heeft geschreven, lees ik het volgende citaat: “Uit onderzoek van de WHO blijkt dat in contact staan met het verleden bijdraagt aan een gezonder leven.” Nu kun je op veel verschillende manieren in contact staan met het verleden, door middel van kunst, literatuur, muziek maar ook door de gebouwde omgeving. Van mijzelf weet ik, dat ik mij prettig voel als ik iets van het verleden kan plaatsen in mijn directe omgeving.
Als je in het vak bezig bent met ruimtelijke vraagstukken, dan is reizen niet alleen ontspannen maar ook een kans om inspiratie op te doen. Op zoek gaan naar bijzondere projecten die zijn herbestemd, maar ook dorps- en stadsvernieuwing in zijn algemeenheid. Soms is enige voorbereiding wel handig, maar de ervaring leert dat ‘nabereiding’, oftewel onderzoeken nadat je hebt rondgewandeld, ook interessante zaken oplevert. Wat mij boeit, is in hoeverre het verleden nog zichtbaar, herkenbaar of afleesbaar is. Kennis van het verleden, helpt je het heden en soms ook de toekomst beter te begrijpen. Het vertelt iets over de plek, de gebouwen, de mensen: het DNA.
Laatst wandelde ik in Bergen (NH) en het overkwam me dat ik aan Birmingham (UK) moest denken. Het lijkt ogenschijnlijk een rare associatie en een toelichting is dan ook wel op zijn plaats. In de prachtige bibliotheek ‘School 7’ in Den Helder – op zichzelf al een verhaal waard – trof ik een exemplaar van de Bergense Kroniek. Het themanummer van maart 2021 heeft de titel ‘Als een dorp in een dorp’ en gaat over de geschiedenis van het ooit zo imposante kloostercomplex van de zusters Ursulinen. Dit kwam voor mij als een totale verrassing. Ik was wel eens eerder in Bergen geweest. Hoe kon het zijn dat ik daar niets van had meegekregen? Ik bestelde het nummer bij de Historische Vereniging en ging met deze gids op naar Bergen. Mijn geheugen had me niet in de steek gelaten. Er was nauwelijks iets van deze geschiedenis terug te vinden in het dorp! Het gaat niet over een klein terrein en een handvol gebouwen, maar over een gebied van 32 hectare met een klooster, pensionaat, stal en boerderij, wasserij, vijf verschillende schoolgebouwen (kleuter, lager onderwijs, landbouwhuishoud- en kweekschool), retraitehuis, kapel, kassen, bejaardenhuis, moederhuis en zelfs kerkhof. Niet voor niets ‘een dorp in een dorp’. Delen van drie gebouwen zijn nog terug te vinden en zijn nu in gebruik als school, woning of wellnesscentrum. Daarnaast resteren er nog slechts twee straatnamen aan dit verleden: de Ursulinenlaan en de Kloosterlaan. Terwijl er vanaf 1904 tot 1990 ongeveer 800 zusters hebben gewoond en duizenden mensen onderwijs genoten. Je kunt je er nu geen voorstelling van maken. De geschiedenis is weggepoetst en niet meer vindbaar.
En hoe kwam nu de associatie met Birmingham? Onlangs liep ik daar rond met ‘Central Birmingham 1902-11’ in de hand: prachtig kaartmateriaal van The Old Ordance Survey Maps, schaal 1 op ongeveer 4350. Elk perceel is ingetekend, zoals het er meer dan honderd jaar geleden uit moet hebben gezien. Na ruim vier dagen wandelen door de stad was mijn conclusie dat alleen de spoorlijnen en de kanalen nog enige houvast boden. Van alle woningbouw op deze historische kaarten, waren nog slechts zes van de tienduizenden back to back houses (onderdelen van de zogenaamde tenements, huurkazernes) over. Net als in Bergen was de geschiedenis weggevaagd.
De vraag voor mij is dan ook hoe de geschiedenis bij herbestemmingen en gebiedstransformaties vindbaar moet zijn; in welke mate en op welke wijze? Je kunt er weinig of veel mee doen, maar er een stolp overheen zetten biedt geen toekomst. Jet Bussemaker, hoogleraar Beleid, wetenschap en maatschappelijke impact aan de Universiteit van Leiden, waarschuwt tegen het conserverend omgaan met onze gebouwde omgeving. Het ideaal is in haar ogen dat je daarin steeds blijft vernieuwen, maar de sporen van het gebruik in het verleden blijft zien, waardoor er iets ‘gelaagds’ ontstaat. Een visie die ik deel en waar we bij elke opgave aan zouden moeten werken. Het wordt dan ook de hoogste tijd dat erfgoed een vaster onderdeel gaat worden in afwegingskaders, beleidsnota’s en politieke programma’s. Omdat het houvast geeft, inspirerend is en blijkbaar ook een bijdrage levert aan gezonder leven.
Erna heeft meer dan 30 jaar ervaring opgedaan bij projectmanagementbureaus, een corporatie en projectontwikkelaars in het speelveld van de stedelijke vernieuwing. Gedurende deze periode zijn haar werkzaamheden in de projecten verschoven van bouw- en projectmanagement naar projectontwikkeling, gebiedsontwikkeling, proces-, valuemanagement en onderwijs. Sinds 2002 heeft ze haar eigen adviesbureau in stedelijke ontwikkeling, Cob-Web.
Haar werkwijze omschrijft ze ook wel als het spinnen van een web. Ragfijne verbindingen leggen tussen de stakeholders, inhoudelijke verbindingen tussen verschillende disciplines. En net als de draad van het web, vraagt dat om een natuurlijke combinatie van kracht en flexibiliteit, bestand tegen de vele invloeden van buitenaf. Met die lijnen bouwt ze aan netwerken en langs die lijnen wordt er gewerkt aan kennis maken, kennis delen en kennis ontwikkelen.
Heel benieuwd of ander mensen zich hierin herkennen!
Op tal van gebieden is dit concept volgens mij waardevol. Een behoud van oudere gebouwen en structuren levert herkenning en roept herinneringen op voor ouderen én kan inspiratie geven en leerzaam zijn voor jongeren. Bovendien moeten we steeds zuiniger worden met grondstoffen, waarvoor renovatie, onderhoud en restauratie belangrijke sleutelbegrippen zullen worden. Ik ben er een groot voorstander van.