In het laatste nummer van Rooilijn over de Omgevingswet las ik nieuwspraak die ik meteen ben gaan uitzoeken: onder meer de ‘open norm’ die veelvuldig gebruikt zou worden. Open norm? Is dat geen contradicto in terminis? Daar wilde ik meer van weten.
Het eerste resultaat van mijn zoektocht leverde op dat in de Omgevingswet het begrip open norm niet voorkomt, in de lijvige toelichting (629 blz.) wordt het precies één keer genoemd, namelijk in verband met de artikelen 1.6 en 1.7 van de Omgevingswet. Deze artikelen behandelen de ‘zorgplicht van eenieder’ (1.6) voor de fysieke omgeving en de ‘activiteiten met nadelige gevolgen’ (1.7), zijnde activiteiten waarvan de Nederlandse burger, althans ingezetene ‘redelijkerwijs’ het vermoeden kan hebben dat die ‘nadelige gevolgen [kunnen] hebben voor de fysieke leefomgeving.’
Voorbeelden zijn er te over: de stinkende walm en verkeersopstoppingen van en door een frietkot op de hoek, geluidoverlast voor een paar honderdduizend inwoners rondom Schiphol, aardbevingen door steenkolen-, gas- en oliewinning in diverse streken. In alle gevallen zijn de veroorzakers van het leed verplicht om ‘alle maatregelen’ te treffen die ‘redelijkerwijs van hen gevraagd kunnen worden om die gevolgen te voorkomen.’ Indien je de gevolgen niet kan voorkomen, dan moet je ze ‘zoveel mogelijk beperken of ongedaan maken’ en als ook dat niet kan, dan moet je de activiteit maar helemaal achterwege laten ‘voor zover dat redelijkerwijs van hem verlangd kan worden.’ Aldus artikel 1.7. Op al die wijsheid heb ik een tijdje zitten kauwen.
Vroeger had je de Hinderwet die vertelde in welke overlastcategorie een (industriële) activiteit viel, waarbij de wet gelijk voorschreef welke maatregelen vereist werden om een vergunning te krijgen om die activiteiten uit te voeren. De Hinderwet is via een tussenstation (Milieuwetgeving) in de Omgevingswet opgegaan.
Dus zitten we nu redelijkerwijze met open normkwesties. Een voorzichtige vraag aan mevrouw Naphta, geschoold en geoefend jurist, waar de open norm vandaan komt, leverde een onstuitbare stroom van cynische commentaren jegens de wetgever (ons parlement) dat 40 jaar geleden het Burgerlijk Wetboek heeft gemoderniseerd en daarin de beginselen billijkheid en redelijkheid tot ‘opperste wijsheid’ heeft verheven. Geen regeling en sancties in de wet, maar onderlinge regeling door volwassen, goed opgeleide, redelijke burgers die in staat zijn hun zaakjes onderling prima te regelen. Hoe dat werkt? ‘De wetgever beperkt zich tot het geven van hoofdbeginselen, die de rechter “naar behoren”, “naar redelijkheid en billijkheid”, “naar omstandigheden” behoort toe te passen’, vond ik als compacte omschrijving. ‘Zie je wel’, sneerde mevrouw Naphta, ‘de wetgever heeft z’n verantwoordelijkheid verzaakt, afgeschoven op de rechter. Geen wonder dat de rechterlijke macht is overvoerd, onderbezet en completely in distress.’
Nou, ik zag het wel. Want draai de zaken eens om. Iemand blijkt je onredelijk bezwarende voorwaarden op te leggen bij de verkoop van een huis of een bouwkavel, waarop je naar de rechter stapt. Een ander handelt onzorgvuldig door je uit de slaap te houden door ’s nachts in een oude B747 over de woonwijk te vliegen. Het zijn geen overtredingen meer die automatisch tot een sanctie leiden, nee, nu moet je een advocaat bellen die de tegenpartij met een geding gaat bestoken en de rechter een zaak in de maag splitst. De kunst is nu de rechter te overtuigen van jouw gelijk, via je advocaat – een goede kost € 350,- per uur exclusief btw en reiskostenvergoeding. Voor het geding tegen de tegenpartij wegens geluidsoverlast biedt de wettekst nu drie aanknopingspunten: de gevolgen voorkomen (1.7a); beperken of ongedaan maken (1.7b) of vliegen achterwege laten ‘voor zover dat redelijkerwijs van hem kan worden gevraagd’ (1.7c).
Veel succes met de normloze norm.
0 reacties