Terwijl onze buitenwereld verandert in een steeds complexere en hybride netwerkwereld, loopt onze meest intieme plek – ons huis – het risico achterop te raken. Deze lijkt immers al tientallen jaren hetzelfde te zijn gebleven. Dit boek onderzoekt wat het betekent om een thuis te hebben in zo’n netwerkwereld. Het beschrijft wat architectuur kan of zou moeten bijdragen om een meer participatieve rol voor bewoners mogelijk te maken en probeert antwoord te geven op de vraag wat de rol en positie van technologie is op onze woning, zowel nu als in de toekomst.
De architectuur is een discipline die de ruimte aanpast aan de menselijke behoeften. Op deze manier creëert ze ook een onderscheid tussen publieke en private ruimten. Er zijn echter vier belangrijke ontwikkelingen die invloed hebben op dit onderscheid. Ten eerste wordt het verschil tussen de publieke en private ruimte in toenemende mate verstoord. Terwijl de meeste landen een vorm van wettelijke bescherming van private ruimte kennen wordt deze ruimte bedreigd door toenemende digitale ontwikkelingen. Een tweede ontwikkeling is dat in de meeste landen huisvesting een systeem van handel is geworden, een marktgericht systeem dat de bewoner(s) uitsluit in plaats van een systeem gebaseerd op de vraag waarin de bewoner zeggenschap en controle heeft over alle aspecten van zijn of haar woonomgeving. Ten derde houdt de snelle toename van digitale ontwikkelingen geen gelijke tred met de traditionele en bekende kenmerken van thuis, zoals de noodzaak tot een beschermende, niet-transparante en private ruimte. Zoals illustratief verwoord door Kas Oosterhuis in het voorwoord: “The material householder has the key to the front door, while the virtual home user has the password“. Ten vierde heeft het wonen – het in vrede zijn op een bepaalde plaats en op een bepaalde tijd – geen primaire behoefte meer aan een fysieke entiteit. Wonen – to dwell – is work-in-progress, niet een passieve handeling afhankelijk van een permanente gebouwde omgeving. Daarmee is de context beschreven van de eerste vraag die in dit boek centraal staat: wat is de rol en positie van technologieën met betrekking tot onze woning en het wonen in een hybride netwerkwereld?
De tweede vraag die in dit boek centraal staat is op welke manier we de principes van woningbouw en huisvesting kunnen aanpassen om zo tot een democratischer en participatief systeem te komen. De huidige methode van het bouwen van woningen is volgens de auteur namelijk verre van participatief, van flexibel en aanpasbaar, verre van duurzaam. “We bouwen huizen voor bewoners die we niet kennen, in een complexe samenleving in permanente verandering en op zoek naar passende antwoorden die bewustwording en participatie vragen […] Wat tevens noodzakelijk is, afgezien van het feit dat wonen een universeel mensenrecht is, is de erkenning dat de grond waarop wij bouwen in beginsel gemeenschappelijk is zodat elke inwoner de mogelijkheid heeft te bouwen, hetzij in een gemeenschap, hetzij individueel”. De auteur betoogt een gebouwde omgeving die het wonen faciliteert in plaats van individuele huizen en daarmee het kader levert voor bewonersparticipatie, samenleven, verbeelding en ervaring.
De auteur – Martin Pot – is onderzoeker, schrijver en (interieur)architect. Hij houdt zich bezig met de theoretische, filosofische en technologische aspecten omtrent de relatie tussen technologie en de gebouwde omgeving. Het boek is als open-access uitgave beschikbaar.
Gerben doet onderzoek naar het gebruik van de openbare ruimte, waaronder de manier waarop kinderen deze gebruiken en ervaren. Dit doet hij bij het lectoraat 'Gezonde leefstijl in een stimulerende omgeving' van De Haagse Hogeschool.
In het verleden was hij werkzaam als onderzoeker bij Onderzoeksinstituut OTB (TU Delft), als adviseur bij KEI kenniscentrum stedelijke vernieuwing, als coördinator van Platform Stad en Wijk en als sociaal projectleider in de Haagse Schilderswijk, en als senior beleidsmedewerker en teamleider bij woningcorporatie Haag Wonen.
In zijn vrije tijd schrijft hij in diverse media en op zijn blog Stadslente over de relatie tussen de geplande en geleefde stad. Met daarbij speciale aandacht voor de manier waarop mensen de openbare ruimte gebruiken. Ook is hij redacteur bij Rooilijn waar hij meerdere jaren de rubrieken 'recensies en signalementen' en 'columns' coördineerde.
0 reacties