Kopenhagen wordt gezien als een van de meest vooruitstrevende steden op het gebied van duurzaamheid en leefbaarheid. In de afgelopen jaren zijn er tal van nieuwe gebouwen en publieke ruimten ontwikkeld die – zowel architectonisch als stedenbouwkundig – volop inspiratie bieden en als voorbeeld kunnen dienen voor andere steden. Onlangs verscheen er een boek over deze projecten.
De hoofdstad van Denemarken is misschien klein als je kijkt naar demografische cijfers (632.000 inwoners) en de oppervlakte (86,4 km2), maar is wel groots in de manier waarop de stad wordt vormgegeven. Vooral de manier waarop de menselijke maat als uitgangspunt wordt genomen in de ontwerpen is opvallend. Lang geleden nam de stad al afscheid van de moderne planningsideologie met op zichzelf staande gebouwen, formele publieke ruimten en een auto-georiënteerde infrastructuur. Sindsdien wordt er prioriteit gegeven aan langzaam verkeer, functiemenging en het verbinden van verschillende elementen van de gebouwde omgeving. Daarmee de filosofie volgend van Jan Gehl, de Deense architect en voormalig hoogleraar aan de Royal Danish Academy of Fine Arts die het boek Cities for People – verplichte leesvoer – schreef en tal van (onderzoeks)projecten heeft uitgevoerd in Kopenhagen. Zijn pleidooi is om de stad weer terug te veroveren op de auto met meer ruimte voor voetgangers en fietsers, zodat de stad weer een plek is voor ontmoeting, dialoog en plezier. Een stad die leefbaar, veilig, duurzaam en gezond is. De Deense hoofdstad heeft deze filosofie overgenomen door onder andere het stratennetwerk aan te passen en door autobanen en parkeerplaatsen in te wisselen voor betere en veiligere fiets- en wandelpaden en nieuwe verblijfsplekken.
Het boek København – Urban Architecture and Public Spaces, laat zien hoe de gebouwde omgeving een grote rol kan spelen in het verbeteren en verrijken van het stadsleven. In het boek staan meer dan 25 gebouwen en publieke ruimten die in de afgelopen tien jaar zijn opgeleverd (dit is ook de reden waarom bijvoorbeeld Sønder Boulevard – opgeleverd in 2007 – niet is opgenomen in het boek). Deze projecten zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken: Public spaces, Sports and leisure, Culture and education, en Housing. Verhalen over grotere ontwikkelingen, zoals de herontwikkeling van het havengebied en de aanleg van het fietsnetwerk, zijn een aanvulling op de projectbeschrijvingen en geven meer inzicht in de achterliggende visies. Daarnaast worden nog drie architecten uit Kopenhagen geïnterviewd over hun ontwerpen.
Een van de interviews is met Dan Stubbergaard van het architectenbureau Cobe. Hij spreekt over het concept van de ‘urban living room’ (p.48-49): “we are spending much more of our time in public spaces than in our private living rooms. All sorts of activities are being moved from the home out into the city, which offers a variety of settings in Copenhagen. […] Private rooms in general, and living rooms in particular, are cosy places. They are the spaces in our home that we give a lot of love and attention to. We buy nice things to fill them and create nice corners where we can sit. Why can’t we do the same for our city? To give it love and to care about the public spaces?” Zijn bedrijf is onder andere verantwoordelijk voor het plein Israel Pads dat is omgetoverd van een parkeerplaats in een levendige publieke ruimte met een sportveld, skateplek en verschillende hoogteverschillen (en een ondergrondse garage). Daarmee biedt het nu tal van mogelijkheden om te sporten, bewegen, spelen, rusten en ontmoeten. Net als bij Skolen i Sydhavnen – een project van JJW Architects – is de publieke ruimte multifunctioneel. Het is niet alleen een plek waar buurtbewoners na werktijd bijeen kunnen komen, maar het wordt ook gebruikt als schoolplein. Dankzij het ontwerp lopen de schoolfunctie en publieke functie van het plein langzaam in elkaar over.
Het boek staat vol met dit soort projecten. Aan ieder project wordt een aantal bladzijden besteed en met behulp van grote foto’s, duidelijke plattegronden en verhelderende teksten krijg je goed inzicht in de achterliggende gedachten van het ontwerp. Andere pareltjes zijn bijvoorbeeld Superkilen, een groot plein in een multiculturele wijk met opvallende strepen, kleuren en objecten: “Instead of searching for street furniture in catalogues, the planners asked area residents to suggest things that would remind them on their native countries. Objects from 57 countries can now be found in the urban space” (p. 26). De Islands Brygge Harbour Bath en Kalvebod Bølge zijn andere voorbeelden waarbij de publieke ruimte vooral wordt gezien als plek voor ontmoeting en recreatie. Op deze plekken wordt het water uit de haven nu gebruikt als zwemfaciliteit door het aanleggen van diverse bassins en steigers. Bankjes, speelplekken en uitkijkpunten zorgen ervoor dat ook de niet-zwemmers een kijkje komen nemen.
In het gedeelte over woningbouw wordt vooral aandacht besteed aan complexen met een interessante balans tussen collectiviteit en individualiteit. De woongroep Lange Eng Cohousing en de studentenhuisvesting Tietgenkollegiet zijn voorbeelden die laten zien dat de architectuur randvoorwaarden scheppend kan zijn om zowel op jezelf als met elkaar samen te leven. Het laatste voorbeeld is een gebouw met een ronde plattegrond en tegelijkertijd een kubusachtige gevel. Met naast de individuele kamers ook tal van gezamenlijke ruimten, zoals een grote binnenplaats.
Al met al is København een overzichtsboek dat de mooie kant van de Deense stad laat zien op het gebied van architectuur en stedenbouw. Met gebouwen en plekken die echt ontwikkeld zijn vanuit de eindgebruiker en niet vanuit het ego van de ontwerper. Het is daarmee een mooi reisboek voor ontwerpers en andere stedelijke professionals die de stad graag willen bezoeken: vanuit thuis met het boek op schoot of op locatie met het boek in de hand.
Het boek heeft overigens wel veel weg van het boek New City Life (2006) van Jan Gehl, Lars Gemzøe, Sia Kirknaes en Britt Søndergaard. Dat boek richt zich ook op de gebouwde omgeving van Kopenhagen. Hoewel het daar nog meer gaat om de publieke ruimten en minder over gebouwen. Dat boek gaat echter wel meer in op trends, uitdagingen, onderzoeksresultaten en concrete oplossingen. Dat mist in København: het is geen onderzoekrapport of een boek met een grondige analyse. Kritische noten ontbreken. Het is ook onduidelijk of de gebruikers van de vertoonde projecten even enthousiast zijn als de auteur. Hoewel ik geen reden heb om daar aan te twijfelen, is het wel jammer dat hun mening niet aan bod komt. Ook eindigt het boek niet met wat algemene reflecties of aanbevelingen, die moet je er zelf bij verzinnen. Wat echter overblijft is een prachtig vormgegeven boek met verrassende ontwerpen, enkele nieuwe inzichten en interessante projecten.
Geraadpleegde literatuur
Jan Gehl (2010) Cities for People. Island Press.
Jan Gehl, Lars Gemzøe, Sia Kirknaes and Britt Søndergaard (2006) New City Life. The Danish Architectural Press.
Sandra Hofmeister (Ed.) (2021) København: Urban Architecture and Public Spaces. Munich: Detail Business.
Gerben doet onderzoek naar het gebruik van de openbare ruimte, waaronder de manier waarop kinderen deze gebruiken en ervaren. Dit doet hij bij het lectoraat 'Gezonde leefstijl in een stimulerende omgeving' van De Haagse Hogeschool.
In het verleden was hij werkzaam als onderzoeker bij Onderzoeksinstituut OTB (TU Delft), als adviseur bij KEI kenniscentrum stedelijke vernieuwing, als coördinator van Platform Stad en Wijk en als sociaal projectleider in de Haagse Schilderswijk, en als senior beleidsmedewerker en teamleider bij woningcorporatie Haag Wonen.
In zijn vrije tijd schrijft hij in diverse media en op zijn blog Stadslente over de relatie tussen de geplande en geleefde stad. Met daarbij speciale aandacht voor de manier waarop mensen de openbare ruimte gebruiken. Ook is hij redacteur bij Rooilijn waar hij meerdere jaren de rubrieken 'recensies en signalementen' en 'columns' coördineerde.
0 reacties