De nieuwe uitgave Leven onder het luchtruim van landschaapsfotograaf Theo Baart en schrijver Tijs van den Boomen kreeg de afgelopen weken veel aandacht in verschillende media – en terecht. Het is een wezenlijke toevoeging aan de discussie over de toekomst van Schiphol.
Het boek is de weerslag van een onderzoeksproject sinds 2019, met een originele aanvliegroute: “Ons onderzoek begon niet bij Schiphol en ook niet bij de krimp van de luchtvaart, maar bij de vraag waarom de ruimte ten zuiden van Amsterdam zo slecht wordt gebruikt. Zo kwamen we bij de veiling uit en vandaaruit pas bij de luchthaven en het hele gebied van ruim duizend vierkante kilometer dat Schiphol in zijn greep houdt.” (p.382) De afgelopen jaren onderzochten Baart en Van den Boomen dit gebied van lucht en land, en komen ze tot de conclusie dat de ‘luchtzijde’ prioriteit heeft gekregen in ruimtelijke ontwikkeling. Als vervolgstap onderzoeken ze hoe de ‘landzijde’ kan worden versterkt.
Hun onderzoek is gebaseerd op jarenlang veldwerk, achtergrondgesprekken met direct betrokkenen, en de eigen verbeeldingskracht om toekomstpaden te ontwikkelen. De toon is kritisch maar welwillend: “Wij onderzoeken het gebied op zijn eigen merites: we kijken naar de historie en de schoonheid, naar de verwaarlozing en de vitaliteit en zoeken vandaaruit naar een nieuw ruimtelijk perspectief.” (p.3) In de publicatie wisselen foto’s, kaartmateriaal en teksten elkaar af. Vermakelijk is het register met ‘SchipholSpeak’, een mengsel van Engelse afkortingen uit de luchtvaartsector en het jargon van de ruimtelijke ordening.
Hoe ziet de probleemanalyse van Baart en Van den Boomen eruit? Vlieghaven Schiphol begon meer dan honderd jaar geleden als militair vliegveld en werd al snel een burgervliegveld. Het aantal lijndiensten nam rap toe. Door de vele landingsbanen en daarbijhorende geluidscontouren begon Schiphol de omgeving steeds meer in zijn greep te houden. Een belangrijke oorzaak van veel overlast zoals die nu ervaren wordt is volgens de auteurs het plan van Arie van der Zwan uit 1986, waarin Schiphol als ‘mainport’ wordt gepresenteerd (als tegenhanger van de Rotterdamse haven). Deze framing leidde tot een flink aantal extra lijndiensten en vliegbewegingen in de jaren ’90, met onder andere het bekende ‘hub-model’. Leven onder het luchtruim laat mooi zien hoe de ontwikkeling van Schiphol heeft ook veel andere economische activiteiten mogelijk heeft gemaakt die elders veel overlast zouden veroorzaken, zoals distributiecentra en kwekerijen. De groei van Schiphol inperken zou beteken dat die activiteiten ook moeten stoppen of worden verplaatst.
De auteurs doen in de conclusies concrete handreikingen om het gebied uit de greep van Schiphol te krijgen. Het sluiten van één baan zou veel problemen kunnen oplossen, met het sluiten van de Aalsmeerbaan als meest veelbelovende scenario. Vanuit daar kan verder worden geredeneerd: welke krimp van Schiphol zou dit betekenen, welke andere bedrijvigheid moet wijken, maar vooral ook: welke ruimtelijke ontwikkelingen maakt dit mogelijk? De stad Amsterdam zou zich (weer) richting het zuiden draaien, want woningbouw en natuurontwikkeling rond een ‘Schipholscheg’ wordt mogelijk.
Al met al is Leven onder het luchtruim prikkelend, onderhoudend, en sterk gedocumenteerd.
Als universitair docent planologie verzorgt Jannes (j.j.willems@uva.nl) onderwijs in de bachelors Sociale Geografie & Planologie en Future Planet Studies.
Centraal in zijn onderzoek staat de rol die infrastructuur- en waterbeheerders spelen in ruimtelijke transformaties. Jannes onderzoekt bijvoorbeeld hoe stedelijke waterbeheerders nieuwe blauwgroene infrastructuren realiseren om de stad klimaatbestendig te maken, en welke nieuwe samenwerkingen beheerders hiervoor opzetten met bedrijven, bewoners en andere organisaties. Daarnaast onderzoekt hij hoe de renovatie en vervanging van verouderde infrastructuur kan worden gecombineerd met andere ruimtelijke vraagstukken.
Eerder was Jannes werkzaam aan de Erasmus Universiteit als postdoc (afdeling Bestuurskunde). Hij promoveerde in 2018 aan de Rijksuniversiteit Groningen.
0 reacties