Hoewel de groeiende aandacht voor fietsen in steden voor een snelle toename aan fietsonderzoek heeft gezorgd, besteedt het meeste onderzoek vooral aandacht aan fysieke maatregelen in omgevingen waar weinig wordt gefietst. Dit soort onderzoek zegt weinig over de bepalende fysieke en sociale kenmerken van goed ontwikkelde fietsomgevingen. Want waarin onderscheidt een ontwikkelde fietsstad als Amsterdam zich? Gaat het daar vooral om de fysieke of om de minder grijpbare sociale kenmerken?
Door het verkennen van de huidige sociaal-ruimtelijke dynamiek van het fietsen in Amsterdam op verschillende geografische schalen (straat, buurt, stad, regio), probeert dit Engelstalige proefschrift een beter inzicht te geven in de bepalende kenmerken van stedelijke fietsomgevingen. Daarbij is gebruik gemaakt van zowel kwalitatieve als kwantitatieve onderzoeksmethoden. Zo wordt door middel van een combinatie van GIS en statistische data de connectie tussen stedelijke vorm, sociaal-demografische kenmerken en de mate van fietsen in Amsterdam op buurtniveau verkent. Hieruit blijkt dat er meer wordt gefietst bij een bepaalde mate van ‘stadsintensiteit’. Daarnaast speelt de sociaal-demografische samenstelling van buurten een rol: buurten met meer hoogopgeleide en in Nederland geboren bewoners fietsen meer. Maar omdat deze buurten zich ook meestal op meer centrale, meer dichtbevolkte plekken bevinden, is het moeilijk om het effect van de stadsvorm en sociaal-demografische kenmerken op het fietsen te scheiden.
Door middel van diepgaande interviews met internationale nieuwkomers is onderzocht waarom zij na hun verhuizing naar Amsterdam ook de fiets als vervoermiddel gaan gebruiken. Hiervoor blijken er zeven stimulerende factoren te zijn: 1) toegang tot een fiets is makkelijk en goedkoop; 2) fietsen is competitiever dan andere vervoersmiddelen; 3) fietsen hoort bij de Amsterdamse levensstijl; 4) er is sociale druk om te fietsen; 5) de stad is gebouwd voor het fietsen; 6) fietsen is leuk; en 7) fietsen is onontbeerlijk om boodschappen te doen en naar school te gaan (o.a. halen en brengen). Het onderstreept daarmee het belang van de rol van bestaande fietsers, die een bepaalde fietscultuur in stand houden en daarmee andere mensen motiveert om ook te gaan fietsen.
In de afsluitende hoofdstukken geeft de Spaanse auteur aan dat het onderzoek naar omgevingsfactoren een verzadigingspunt heeft bereikt, waardoor het zelden meer tot nieuwe beleidsrelevante inzichten leidt. Hij betoogt dat we genoeg weten over wat we moeten doen om in de praktijk het fietsen aan te moedigen. Het probleem is in zijn ogen niet een gebrek aan theoretische kennis, maar een politiek probleem. Daarnaast is een dynamischer begrip van fietsomgevingen nodig, die de enigszins kunstmatige dichotomie tussen ‘fysieke’ en ‘sociale’ fietsfactoren overstijgt, en die de doorslaggevende rol van fietsers zelf erkent. In plaats van te kijken naar het fietsen door een sociaal-ecologische bril, betoogt hij dat het nuttiger zou zijn om het fietsen te zien vanuit het perspectief van dynamische systemen. Deze benadering zou namelijk kunnen helpen om de bestaande scheidingen tussen kwantitatief en kwalitatief onderzoek te overbruggen en om zo nieuwe inzichten te geven voor beleidsmakers in de praktijk.
Sinds 2017 werkt hij enkele dagen per week als coördinator van het Platform Stad en Wijk. Een samenwerkingsverband van lectoraten van diverse hogescholen die zich door middel van praktijkgericht onderzoek bezighouden met maatschappelijke vraagstukken in stad en wijk.
Daarnaast werkt hij enkele dagen per week als kennismakelaar in Delft voor de gemeente, de Haagse Hogeschool, hogeschool Inholland en de TU Delft. Daar coördineert hij onder andere het opzetten en begeleiden van praktijkgericht onderzoek door studenten. Veelal in samenwerking met maatschappelijke partijen én wijkbewoners. Om zo onderzoek, beleid, onderwijs en praktijk met elkaar te verbinden en meer gebruik te maken van elkaars kennis en expertise.
Tevens doet hij onderzoek naar de openbare ruimte en dan met name naar de manier waarop kinderen deze ruimte gebruiken om buiten te spelen.
In het verleden was hij werkzaam als onderzoeker bij Onderzoeksinstituut OTB (TU Delft), als adviseur bij KEI kenniscentrum stedelijke vernieuwing, als sociaal projectleider in de Haagse Schilderswijk en als senior beleidsmedewerker en teamleider bij woningcorporatie Haag Wonen.
In zijn vrije tijd schrijft hij in diverse media en op zijn blog Stadslente over de relatie tussen de geplande en geleefde stad. Met daarbij speciale aandacht voor de manier waarop mensen de openbare ruimte gebruiken. Ook is hij redacteur bij Rooilijn waar hij de rubriek 'recensies en signalementen' en 'columns' coördineert.
0 reacties