Het is tijd voor de emancipatie van de ondergrond in de ruimtelijke ordening, zo stelden Geert Roovers en collega’s (2021) in de slotbijdrage van de Rooilijn-themareeks over de ondergrond. De nieuwe publicatie Ontwerpen vanuit de dwarsdoorsnede geeft hiertoe een mooie aanzet. Deze uitgave bespreekt namelijk hoe “de ondergrond als volwaardig onderdeel van stedelijke ontwikkeling” kan worden gezien. Uitgangspunt is het aanvliegen van ruimtelijke vraagstukken vanuit de doorsnede (3D) in plaats van de plattegrond (2D).
Het boek is een uitgave van het Centrum voor Ondergronds Bouwen, TU Delft, de Vlaamse overheid en de Vereniging Deltametropool (onder redactie van Hans de Boer c.s.). Jaarlijks organiseert de TU Delft met maatschappelijke partners een ontwerpstudie, die in 2022 inging op de ondergrond. Zeven ontwerpteams gingen aan de slag in zes Nederlandse en Vlaamse steden met concrete vraagstukken van publieke opdrachtgevers. De ontwerpteams bestaan uit een mix van gerenommeerde ontwerpbureaus en jonge TU Delft-studenten. Door middel van ontwerpend onderzoek komen de teams tot interessante voorstellen – direct toepasbaar voor de opdrachtgevers, maar ook inspirerend voor buitenstaanders.
Het boek bundelt de ontwerpvoorstellen, zoals een nieuw plan voor de wederopbouwwijk Nazareth in Maastricht, het industrieterrein Ragheno in Mechelen en de vooroorlogse Bellamybuurt in Amsterdam. De grote ruimtelijke vraagstukken op het gebied van energie, mobiliteit en klimaat worden integraal aangevlogen en geadresseerd. Daarnaast zijn er zes essays in het boek te vinden die de driedimensionale stad verder onderzoeken. De voorstellen en essays worden afgewisseld met korte interviews met opdrachtgevers en wetenschappers.
De essays bieden handvatten voor professionals om driedimensionaal te gaan werken. Denk aan het beter verzamelen en ontsluiten van gegevens over de ondergrond, methodieken zoals de Amsterdamse Integrale Ontwerpmethode Openbare Ruimte, en nieuwe denkwijzen. Van Acker c.s. bepleiten bijvoorbeeld dat we de aloude opdeling in boven- en onderwereld moeten opheffen, want keuzes in de ondergrond zijn structurerend voor wat daarboven gebeurd. Veel ontwerpteams creëren multifunctionele, ondergrondse corridors waarboven verschillende ruimtelijke functies gerealiseerd kunnen worden. De ontwerpen dienen als showcases en weten verschillende opgaves bij elkaar te brengen, zonder zich te voegen naar bestaande plannen en structuren. Dat maakt ze ook kostbaar; Geert Haentjes concludeert in zijn essay dat geschikte businessmodellen niet direct voorhanden zijn.
De ontwerpen laten zien dat het aanvliegen van ruimtelijke opgaves vanuit de doorsnede tot verrassende perspectieven leidt, terwijl de essays de voorstellen koppelen aan de hedendaagse (en weerbarstige) praktijk. Het boek brengt de emancipatie van de ondergrond daarmee een stap verder.
Als universitair docent planologie verzorgt Jannes (j.j.willems@uva.nl) onderwijs in de bachelors Sociale Geografie & Planologie en Future Planet Studies.
Centraal in zijn onderzoek staat de rol die infrastructuur- en waterbeheerders spelen in ruimtelijke transformaties. Jannes onderzoekt bijvoorbeeld hoe stedelijke waterbeheerders nieuwe blauwgroene infrastructuren realiseren om de stad klimaatbestendig te maken, en welke nieuwe samenwerkingen beheerders hiervoor opzetten met bedrijven, bewoners en andere organisaties. Daarnaast onderzoekt hij hoe de renovatie en vervanging van verouderde infrastructuur kan worden gecombineerd met andere ruimtelijke vraagstukken.
Eerder was Jannes werkzaam aan de Erasmus Universiteit als postdoc (afdeling Bestuurskunde). Hij promoveerde in 2018 aan de Rijksuniversiteit Groningen.
0 reacties