Stedelijke transformaties zorgen voor fysieke verbeteringen en economische groei, maar kunnen ook ongelijkheid en verdringing veroorzaken. Hoe zorgen we ervoor dat bewoners profiteren van stedelijke vernieuwing zonder hun gemeenschap te verliezen?
Deze vraag staat centraal in Rhythms of Change, waarin Mitchell Cohen – projectontwikkelaar en een van de drijvende krachten achter de herontwikkeling van Regent Park – inzicht geeft in de transformatie van deze wijk in Toronto. Regent Park, ooit Canada’s eerste grootschalige sociale woningbouwproject, heeft de afgelopen twintig jaar een ingrijpende transformatie ondergaan. De wijk werd een diverse, gemengde woonomgeving. De uitdaging was om lokale gemeenschappen te laten meeprofiteren van de ontwikkeling. Het boek laat zien hoe dit werd gerealiseerd en welke samenwerkingen hieraan ten grondslag lagen.
Dit vraagstuk speelt niet alleen in Toronto. Ook Nederlandse steden zoeken naar manieren om wijken te vernieuwen en te verdichten op een manier die ten goede komt aan de huidige bewoners. Rotterdam-Zuid is een goed voorbeeld: net als Regent Park kampt het gebied met sociaaleconomische achterstanden, fysieke isolatie en een beperkte woningdiversiteit. Stedelijke vernieuwing biedt kansen, maar roept ook de vraag op: wie profiteert uiteindelijk van de investeringen?
In Rhythms of Change laat Cohen zien hoe fysieke transformatie hand in hand kan gaan met sociale verbeteringen. Zijn boek is een ode aan de mensen, ontmoetingen en samenwerkingen die Regent Park blijvend hebben gevormd. Hij plaatst het proces in een muzikale context, verdeeld over vijf ‘sets’, compleet met ‘solo’s’ en ‘bruggen’. Zoals Cohen concludeert:
“Een gemeenschap opbouwen is als muziek maken: improviseren met open ogen en oren, diep luisteren en genereus zijn naar elke speler, bruggen en vriendschappen bouwen in elk refrein.” (p. 231)
Regent Park werd in de jaren 1940 ontworpen als een sociaal woningbouwproject volgens het tuinstadconcept. De wijk was grotendeels autovrij, met gemeenschappelijke binnenhoven en veel groen, maar de exclusieve sociale woningbouw en het gebrek aan doorgaande straten vergrootten de fysieke en sociale isolatie. Dit leidde uiteindelijk tot verloedering en onveiligheid. Frequent wapengeweld en een slechte reputatie zorgden ervoor dat veel inwoners van Toronto de wijk meden. Voor Nederlandse begrippen vertoonde Regent Park de meeste overeenkomsten met de Bijlmer, vanwege de ruime opzet, groene omgeving en gescheiden verkeersstructuren.
De herontwikkeling van Regent Park werd gestuurd door drie principes: verdichten, intensiveren en diversifiëren van woningaanbod en functies. De oorspronkelijke sociale woningbouw werd gesloopt en vervangen door een divers woningaanbod, met zowel huur- als koopwoningen voor verschillende inkomensgroepen. Ontwikkelaars versterkten de verbinding met de stad met behulp van een netwerk van doorgaande straten en pleinen en voegden 22.482 m² aan commerciële en gemeenschapsruimtes toe, waaronder scholen, sportfaciliteiten en een cultureel centrum. Tegelijkertijd werd de sociale infrastructuur versterkt door lokale initiatieven te ondersteunen op het gebied van werkgelegenheid en cultuur.
Regent Park beslaat 28 hectare en is sterk verdicht. Tegen 2029 zal de wijk naar verwachting 17.000 bewoners huisvesten, voorheen waren dat er 7.500 (Hajer et al., 2020). In Nederland is zo’n hoge dichtheid en grootschalige sloop en herontwikkeling niet gebruikelijk; stedelijke vernieuwing richt zich vaker op renovatie en functiemenging binnen de bestaande structuur, mede vanuit duurzaamheidsoverwegingen.
Een van de succesfactoren die Cohen benoemt, is de langdurige publiek-private samenwerking. Toronto Community Housing (TCH) fungeerde als publieke partner, terwijl Daniels Development als private ontwikkelaar optrad. Een deel van de opbrengsten uit koopwoningen werd direct geïnvesteerd in de wijk. Hierdoor werden sociale huurwoningen en voorzieningen vanaf het begin meegenomen in de herontwikkeling.
Bewoners kregen garantie om terug te keren in de nieuwbouw. Schijnterugkeer werd voorkomen door de huren laag te houden en woningen aan te bieden passend bij de gezinssituatie. Daarnaast kregen bewoners directe invloed op sociale investeringen via een participatief fonds, waarmee ze prioriteiten konden stellen. Een Tenant Transition Fund zorgde ervoor dat huren betaalbaar bleven voor maatschappelijke organisaties, waardoor gemeenschapsvoorzieningen en culturele initiatieven duurzaam behouden bleven.
De samenwerking werd herhaaldelijk op de proef gesteld door politieke en economische schommelingen, zoals de financiële crisis van 2008 en de coronapandemie. Toch bleef het project overeind door een langetermijnvisie en gedeelde verantwoordelijkheid, waarbij partijen flexibel faseren en investeringen spreiden.
Publiek-private samenwerking en terugkeergarantie zijn in Nederland gangbaar. Wat Nederland vooral kan leren van Regent Park is hoe sociale investeringen vanaf het begin integraal in de herontwikkeling worden meegenomen en hoe bewoners daadwerkelijk invloed krijgen in het ontwikkelproces. Cohen erkende dat sociale cohesie essentieel is en ondersteunde actief bewonersinitiatieven zoals kunstprojecten, gemeenschappelijke tuinen en sportprogramma’s. De lokale gemeenschap werd vanaf het begin betrokken via luistersessies, wijkbijeenkomsten en co-creatieve ontwerpsessies.
Het participatieproces werd afgestemd op de diversiteit van de wijk, waar meer dan zeventig talen werden gesproken. Kleinschalige sessies en grotere bijeenkomsten werden georganiseerd, met ‘whisper translation’ in zeven talen om brede deelname te waarborgen. Praktische beslissingen, zoals de keuze voor het type supermarkt en de locatie van het verkoopkantoor, werden samen met bewoners genomen. Ondanks de grootschalige sloop bleef er aandacht voor erfgoed en identiteit: op verzoek van bewoners werd de naam Regent Park behouden, net als de rijke voedselcultuur. Daarom ondersteunde de ontwikkelaar culturele programma’s, gemeenschappelijke tuinen en de musical The Journey, waarin bewoners hun ervaringen artistiek vertolkten. Door deze langdurige betrokkenheid werd de ontwikkelaar een structurele samenwerkingspartner, in plaats van een externe partij met een tijdelijk project.
Na het lezen van het boek vraag ik mij af in hoeverre deze aanpak zou werken in minder aantrekkelijke markten. Het succes van Regent Park hangt sterk samen met de centrale ligging en hoge woningprijzen, waardoor de verkoop van koopwoningen investeringen in sociale infrastructuur mogelijk maakte. Daarnaast is het de vraag of sociale investeringen op lange termijn gewaarborgd blijven. Zonder blijvende inzet en financiering loopt de wijk opnieuw het risico op verval door een gebrek aan verbondenheid en onderhoud.
In Rhythms of Change laat Cohen zien dat stedelijke vernieuwing niet alleen om stenen gaat, maar om sociale dynamiek: luisteren naar bewoners, langdurige relaties opbouwen en inspelen op lokale behoeften. Dit herken ik ook in mijn werk als actie-onderzoeker in Rotterdamse wijken. De keuze voor een supermarkt, de impact van een toevallige ontmoeting of de waardering voor lokale initiatieven kunnen het verschil maken. Tegelijkertijd kan samenwerking tussen bewoners en professionals vastlopen door een misverstand, een onbeantwoorde e-mail of het gevoel niet serieus genomen te worden.
Een van de belangrijkste lessen voor mij is de actieve rol die de private ontwikkelaar speelt bij het behouden en versterken van de sociale infrastructuur. Cohens achtergrond als sociaal werker speelt hierin waarschijnlijk een rol. In Nederland ligt deze verantwoordelijkheid grotendeels bij gemeenten en woningcorporaties, terwijl private partijen zich vooral richten op fysieke ontwikkeling. Regent Park laat zien dat ontwikkelaars een grotere verantwoordelijkheid kunnen nemen en een verbindende rol kunnen spelen.
Cohen beschrijft de ontwikkeling van Regent Park voornamelijk vanuit zijn eigen perspectief, waardoor het boek aanvankelijk bijna als een autobiografie leest. Deze stijl is even wennen, maar maakt het verhaal ook persoonlijk en toegankelijk. Met zijn muzikale metafoor brengt hij de complexiteit van stadsvernieuwing op een originele en tastbare manier over. In Nederland ligt de focus bij stedelijke vernieuwing vaak op ‘bouwen, bouwen, bouwen’, terwijl de echte uitdaging ligt in het creëren van inclusieve en veerkrachtige buurten. Dit vraagt om een bredere visie waarin fysieke en sociale investeringen hand in hand gaan. Rhythms of Change laat zien hoe dit in de praktijk werkt en biedt daarmee waardevolle inzichten voor ambtenaren, onderzoekers en projectontwikkelaars die zich bezighouden met transformatie en gemengde woonwijken in de stad.
Marthe van Gils is onderzoeker en architect, gespecialiseerd in stedelijke gemeenschappen, buurtveerkracht en actie-onderzoek. Gedreven door de vraag hoe steden inclusiever en veerkrachtiger kunnen worden, overbrugt ze disciplines om duurzame oplossingen te ontwikkelen die het welzijn van bewoners en gemeenschappen versterken. Ze werkt bij Veldacademie en doet een PhD aan de TU Delft, waarin ze de relatie tussen sociale en ruimtelijke netwerken in buurten onderzoekt.
0 reacties