Onderwijs voor activistische planners of wetenschappelijke planologen?

30 juni 2021

Andrea I. Frank & Artur da Rosa Pires (2021)

Teaching Urban and Regional Planning: innovative pedagogies in practice

Edward Elgar Publishing
320 p.
ISBN 978-1-78897-362-5
€ 116

Als je een constructieve reflectie op onderwijs in Urban and Regional Planning voor sociale rechtvaardigheid en duurzaamheid wilt lezen, dan is Frank en Da Rosa’s Teaching Urban and Regional Planning, Innovative Pedagogies in Practice het boek voor jou. Het is namelijk een verzameling van overdenkingen van verschillende auteurs over methoden uit de voorhoede van het onderwijs. Gezamenlijk vormen ze daarbij geen handboek maar wel een postmodern pleidooi voor ‘radically new pedagogies’ (p.7) die verschillen van traditionele hoor- en werkcolleges. Denk voor deze methoden aan studio’s, theater, rolverwisseling van student tot docent en docent tot coach, en van wat ze noemen ‘subjectiviteiten veranderende reflexiviteit’.

Een voorbeeld hiervan is Vivant’s hoofdstuk zes (p.94-107) met haar onderwijs in participatieve planning aan de École d’Urbanisme de Paris. Een intensief Master projectvak met als casus: de verplaatsing van een geestelijke gezondheidszorginstelling waarbij studenten met de patiënten en staf samen moeten werken. Zo zien studenten de stedelijke verandering vanuit de zorginstelling in plaats van vanuit planners en ontdoen ze mensen met geestelijke aandoeningen van stigma’s. Ze leren zo dat planning ten eerste een reflexieve praktijk is, wat gekoppeld is de herformulering van het probleem, terwijl ze uiteindelijk wel iets aan de instelling moeten presenteren. Vivant’s reflectie hierop gebruikt geen beelden of schema’s zoals andere bijdragen doen, maar vertelt hoe deze ongebruikelijke workshop van werken met voor velen onzichtbare gebruikers leidde tot ruimte voor debat over in plaats van een ruimtelijke oplossing zelf. Net als elke bijdrage komt ze aan het einde met handige tips hoe deze methode te gebruiken (e.g. geef vaak feedback omtrent de angsten van studenten).

In het boek komen in veertien hoofdstukken casussen van zulke, deels overlappende, pedagogieën aan bod. Als redacteuren plaatsen Frank en Da Rosa al deze bijdragen op een heldere manier in de constant veranderende context: een nieuw vormend leerlandschap, algemene veranderingen in het hoger onderwijs, nieuwe planningsprocessen, en de complexe wereld van ontwrichtende sociale, economische en ecologische problemen. Ze doen dit door de bijdragen uitgebreid en sophisticated te introduceren, netjes inhoudelijk te ordenen in hoofdstukken (over onderwijs met gemeenschappen, nieuwe benaderingen voor in de klas, en levenslang leren), en door beknopt conclusies te trekken om de reflectie op radicale pedagogieën te bestendigen die dit boek begint.

Dit alles maakt het boek makkelijk leesbaar, goed passend in trends van de sociale en geesteswetenschappen, en praktisch voor docenten. Echter, voor je deze innovatieve pedagogieën in praktijk brengt zou je rekening kunnen houden met drie fundamentele, gerelateerde, en kritische vragen over achtereenvolgens partijdigheid, wetenschappelijkheid, en een Nederlandse slag.

Wellicht knikken velen van jullie instemmend mee met het pleidooi voor planning om meer sociale rechtvaardigheid (e.g. diversiteit, inclusiviteit) en duurzaamheid te bereiken zoals die min of meer terug komt in dit boek: e.g. Lamb & Vodicka’s (p.35) behoefte aan structureel (politieke) verandering. Van nationale bevolkingen is meer dan de helft daarentegen politiek rechts (neoliberaal?) of gematigd (voor de status quo?), dus hoeft de meerderheid niet voor de doelen die dit boek stelt voor onderwijsmethoden te zijn. Is bijvoorbeeld onderwijs nodig dat kansarme gemeenschappen versterkt? Vijf bijdragen staan dit wel voor. Verliest dit boek aan legitimiteit door politieke oriëntatie en engagement te verwarren? In zoverre het ideologische partijdig is – Yonder, Narciso & Osorio (p.66) zeggen zelfs dat dit de interactie rijker maakt – sluit het namelijk politieke diversiteit buiten. En dit werkt de ruimdenkende interactie die het boek ook wil juist tegen. De naar voren gebrachte pedagogieën lijken heterodox onderwijs dus niet te helpen. Wat als je niet “echo kamers” wil scheppen (om problemen op te lossen), maar plekken die andersdenkende mensen verzamelen (om beslissingen te nemen)?

Het bevorderen of voorkomen van partijdigheid in het onderwijs en in planningsprocessen heeft direct te maken met het vraagstuk of zulk onderwijs aan de universiteit wetenschappelijk zou moeten zijn. Al kan wetenschap politiek worden gestuurd of gebruikt (e.g. macht en kennis relateren), het is, tenminste idealiter, onpartijdig (e.g. kennis en macht zijn niet hetzelfde). Onderwijs in onderzoeksmethodologie lost dan twee problemen op. Het herstelt de basis voor expertise die Frank & Rosa (p.7) weghalen door te stellen dat we leven in “a world in which it is impossible to know what it means to ‘know’’ en tegelijkertijd sluit het veel van de partijdigheid uit. Alle auteurs in het boek nemen echter aan dat hun pedagogieën voornamelijk planners op moeten leiden in plaats van wetenschappers met kennis van en kunde in het onderzoek doen naar planning, wat, zoals Gillard, Alaily-Mattar & Thierstein (p.159) ons herinneren, een politiek proces met normatieve idealen is. Onderwijs in hoe je een goed (e.g. rationeel) plan maakt, is echter toekomstgericht, zoals Yonder, Narciso &Osorio (p.57) ook zeggen. De wetenschap houdt zich daarentegen met feiten bezig, en toekomstige feiten kunnen niet empirisch onderzocht worden. Het is dus te beargumenteren dat zulk onderwijs dat planners opleidt niet wetenschappelijk is. We kunnen ons daardoor ook afvragen of de pedagogieën van dit boek ons wel voorbij activisme brengen.

De hamvraag voor Nederlandse academici zou echter weleens kunnen zijn of dit allemaal wel gaat over planologie. Het is immers geen ‘planlogie’, logica van het plan, maar ‘plan-O-logie’, de logica van het vlak. Dat wil in lekentaal zeggen: waarom staat wat waar? Urban and regional planning, over het algemeen gedaan door overheden, heeft hier natuurlijk veel mee te maken. Echter, dit is maar een onderdeel van hoe de gebouwde omgeving tot stand komt. Veel van wat de ruimte ordent is immers niet of niet ruimtelijk gepland. Een projectontwikkelaar plant bijvoorbeeld projecten en een vastgoedinvesteerder, jawel, investeringen. Beide plannen dus niet ruimtelijk maar bepalen wel grotendeels wat waar staat. Oftewel, de laatste vraag is in hoeverre de focus van dit boek studenten planologische (in)zicht ontneemt of, met toevoegingen, goed gebruikt kan worden in planologieonderwijs.

In het kort: wil je onderwijs voor activistische planners, lees dan dit boek en leer ervan, maar wil je onderwijs voor wetenschappelijke planologen, zoek dan elders.

Author profile
Bas is docent in onderzoeksmethodologie en gebiedsontwikkeling aan de Universiteit van Amsterdam, Foucaultiaan, Spartaans sporter en tangodanser

Author profile
Bas is docent in onderzoeksmethodologie en gebiedsontwikkeling aan de Universiteit van Amsterdam, Foucaultiaan, Spartaans sporter en tangodanser

Recensie gegevens:

30 juni 2021

De tekst en tabellen in deze bijdrage zijn gepubliceerd onder een CC BY-NC-ND licentie. Voor hergebruik van foto’s en illustraties dient u contact op te nemen met Rooilijn.
Whatsapp

Reageer op deze publicatie

0 reacties

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.