De 21ste eeuw is de eeuw van de stad. Inmiddels woont meer dan de helft van de wereldbevolking in een stad, en in de komende twintig jaar zal dat sterk doorgroeien naar 68% van de wereldbevolking in 2050. Dit betekent dat een brede groep professionals bezig is met hoe we de stad van nu en in de toekomst moeten vormgeven. The Monocle companion: Fifty ideas for building better cities heeft als doel om deze discussie te verbreden en het denken over de stad met nieuwe inzichten te verrijken. Met als centraal thema: hoe maken we een betere stad?
De vijftig essays in het boek vormen een waardevolle bijdrage in deze zoektocht. Het boek bundelt vijftig verschillende ideeën over wat een goede stad is. Zoals zelf wordt aangegeven: “What can we learn from ancient civilizations about planning and development? How does Tokyo keep its streets so tidy? And what does the perfect news kiosk look like?”
Monocle werd in 2007 opgericht als magazine met als doelgroep professionals die geinteresseerd zijn in wat er in de wereld gebeurt. Via onder andere The liveable cities index en de Quality of Life Survey wijzen ze reizigers en lezers op nieuwe ontwikkelingen en gebieden waar het goed leven is. Hun podcast The urbanist behandelt wekelijks een ander onderdeel van stedelijke ontwikkeling. Andere uitgaven zijn onder andere The Monocle Book of Homes, How to Make a Nation en The Monocle Book of Gentle Living, maar het merendeel van de uitgaven zijn gericht op steden.
Fifty ideals for building better ideas is geen systematisch handboek over hoe steden beter te maken zijn. In plaats daarvan zijn het eerder inkijkjes in hoe de auteurs hun stad beleven of wat voor hen belangrijk is voor een leefbare stad. Het resultaat zijn vijftig sterk verschillende korte essays (de meeste zijn twee pagina’s) van zeer verschillende auteurs. Het merendeel van de auteurs heeft een Westerse achtergrond, met een klein aantal uit Afrika en Azië. Meerdere auteurs zijn verbonden aan Monocle, anderen zijn bijvoorbeeld landscharchitect of docent. Er zijn essays over hele praktische zaken, bijvoorbeeld het hergebruik van oude gebouwen, en hoe om te gaan met elektrische deelscooters. Aan de andere kant zijn het kleine, persoonlijke observaties zoals hoe steden te herkennen zijn aan geluid, geur en beelden.
Het boek (of wellicht beter: bundel) leent zich niet goed voor doorlezen. Het nodigt eerder uit om per keer een essay te lezen, daarvan te genieten en te reflecteren op de ideeën erin. Elk essay kent een andere insteek, andere stad en andere schrijfstijl. Mij bleven twee essays het beste bij. Allereerst het derde essay, How to make cities better van redacteur Andrew Tuck, omdat dit essay wellicht nog het meest to the point is waar het gaat om hoe steden beter te maken zijn. Gebasseerd op de Quality of Life Survey geeft hij voorbeelden die terug te vinden zijn in veel goede steden. Dat varieert dan van het fietsvriendelijk maken van steden, hoe om te gaan met bouwhoogtes tot en met steden die verrassing en serendipiteit bevorderen Een duidelijke echo van Jan Gehls werk. Het tweede essay dat me bijbleef is geschreven door Rosemary Wakeman en heet Ordinary utopias. Haar essay is een krachtige oproep om de toekomstige stad vanuit het dageljikse perspectief van de bewoner te beschouwen; zou jij daar je leven in willen doorbrengen? Een oproep die doet denken aan de kernboodschap van Jane Jacobs.
Andere verrassende essays gingen onder andere over ‘city laureates’, waarbij een kunstenaar de sfeer of karakter van een stad belichaamt, de stad bekeken vanuit het perspectief van een bankje, en de noodzaak voor ‘wilde’ festivalterreinen.
Fifty ideas for building better cities is wat mij betreft een waardevolle toevoeging aan de bibliotheek van elke stadsliefhebber. Het draagt door de verschillende invalshoeken bij aan het besef dat werken aan een goede, vitale stad, niet één enkele oplossing of methode kent. Net zoals een stad een complex, soms kakefonisch geheel van indrukken en mechanismen is, zo breed is deze bundel. Laat je vooral verrassen en inspireren.
Na een studie milieukunde aan het Van Hall Instituut begon hij als beleidsmedewerker wonen bij de gemeente Leeuwarderadeel. Vervolgens is hij onder andere secretaris van de stadsregio Leeuwarden geweest, adviseur bij architecten- en adviesbureau KAW en beleidsadviseur wonen bij de gemeente Leeuwarden.
In zijn werk verweeft Remco opgaven in het woondomein met de stedelijke opgaven op het gebied van mobiliteit, economie en sociale (gebieds)ontwikkeling. Hij heeft de afgelopen jaren meerdere malen gepubliceerd over de woningmarkt, in onder ander de Cobouw en op Gebiedsontwikkeling.nu. Hij publiceert daarnaast regelmatig posts op LinkedIn.
0 reacties