Een ontnuchterende blik op Europese verstedelijking

30 april 2025

David Evers, Ivana Katurić en Ries van der Wouden (2024)

Urbanization in Europe: Past Developments and Pathways to a Sustainable Future

Palgrave Macmillan, Londen
157 p.
ISBN 978-90-446-4859-1
€ 39,99 (softcover) / gratis online te downloaden

In een tijd waarin de concurrentie om ruimte in Europa steeds scherper wordt, biedt het boek Urbanization in Europe een broodnodige realiteitscheck. In de periode van 2000 tot 2018 werd maar liefst 1,26 miljoen hectare land – zo’n 236 voetbalvelden per dag – in Europa omgezet naar stedelijk gebruik. Deze ontwikkeling was vrijwel gelijk verdeeld over woningen, commercieel en industrieel gebruik, infrastructuur en stedelijk groen. Zulke cijfers maken de urgentie van het onderwerp – verstedelijking in Europa – pijnlijk duidelijk, zeker in dichtbevolkte landen als Nederland waar de rek er ruimtelijk gezien wel uit lijkt. ‘We zijn getuige geweest van de meedogenloze uitbreiding van stedelijke nederzettingen en de versnippering van open ruimten’, stelt Sebastian Dembski (Universiteit van Liverpool) in zijn voorwoord.

Het boek is geschreven door David Evers, Ivana Katurić en Ries van der Wouden (verbonden aan het Planbureau voor de Leefomgeving) en is het resultaat van het Europese onderzoeksproject ESPON SUPER (Sustainable Urbanization and land-use Practices in European Regions). Het vormt een toegankelijke vertaling van de uitgebreide serie onderzoeksrapporten van het project, verrijkt met meer theoretische kaders en verdiepende analyses. Daarmee is het boek interessant voor beleidsmakers, planologen en studenten met belangstelling voor duurzame stedelijke ontwikkeling.

Een centrale vraag luidt: hoe duurzaam is de Europese verstedelijking eigenlijk? De Europese doelstelling van ‘no net land take’ in 2050 (te interpreteren als verstedelijking mag niet leiden tot meer ruimtebeslag) klinkt mooi op papier, maar blijkt in de praktijk een taaie uitdaging, vooral vanwege tegenstrijdige belangen en gefragmenteerde institutionele contexten. Dit wordt deels veroorzaakt door ingesleten routines en bestuurstradities die de heersende planningscultuur of -doctrine vormen. In Italië leidde bijvoorbeeld een reeks belastingamnestieën en het structureel onderfinancieren van gemeenten tot een cultuur waarin illegale bebouwing werd gedoogd en grondontwikkeling een essentiële inkomstenbron werd. Zulke contexten beïnvloeden hoe bouwvergunningen worden verleend en hoe ruimtelijke puzzels worden gelegd.

De kracht van dit boek ligt in de integrale benadering van verstedelijking. Het proces wordt beschreven als een dynamisch en causaal geheel met aandacht voor zowel ruimtelijke patronen als bestuurlijke en institutionele mechanismen. In hoofdstuk 2 analyseren de auteurs de ruimtelijke spreiding en vorm van verstedelijking aan de hand van CORINE Land Cover-data. Hoofdstuk 3 gaat in op beleidsinterventies op verschillende schaalniveaus, van lokaal tot Europees. In hoofdstuk 4 worden scenario’s geschetst voor de Europese stedelijke ontwikkeling in 2050. Daarbij worden drie verstedelijkingstypen onderscheiden: compact, polycentrisch en diffuus.

Bij het polycentrische scenario verschuift stedelijke groei bijvoorbeeld van de randen van grote steden naar kleinere steden in de nabijheid of langs hoofdverkeersroutes. In het diffuse scenario daarentegen breidt verstedelijking zich met lage dichtheden uit naar landelijke gebieden. Dat leidt tot verspreide bebouwing, zoals te ervaren in de regio Constanța (Roemenië), het binnendringen van natuur in Stockholm (Zweden) en lintbebouwing in Nederland – iets wat jarenlang juist is bestreden (p.101).

De verschillen tussen landen zijn opvallend: terwijl het in absolute zin logisch is dat grote landen als Spanje, Frankrijk en Duitsland vooroplopen in toegenomen ruimtebeslag, is het verrassend dat Nederland – ondanks zijn reputatie als ‘best geplande land ter wereld’ – op een vergelijkbaar tempo verstedelijkt als België, dat juist vaak als voorbeeld van ruimtelijke versnippering geldt. Deze vergelijking laat zien dat uiteenlopende planningsstrategieën niet per se tot verschillende ruimtelijke uitkomsten leiden. Ondanks de traditioneel sterke ruimtelijke ordening in Nederland is het verstedelijkingstempo hier vergelijkbaar met dat van België. Daarmee illustreren de auteurs dat percepties van goed beleid niet altijd stroken met meetbare realiteit, en dat duurzame verstedelijking meerdere gezichten kan hebben (p.47).

De auteurs laten zien dat overheidsinterventies wél degelijk verschil kunnen maken, maar dat hun effectiviteit sterk afhankelijk is van context. Zo toont een vergelijking tussen Barcelona en Milaan aan dat het meer samenhangende planningssysteem in de regio Barcelona beter in staat was om wildgroei tegen te gaan dan het gefragmenteerde systeem rond Milaan. Een vergelijkbare conclusie werd getrokken in een studie naar Amsterdam en Brussel, waarbij Amsterdam door sterkere institutionele coördinatie verstedelijking effectiever wist te beheersen (pagina 61). Er bestaat geen one-size-fits-all aanpak: de ruimtelijke, juridische en culturele verschillen tussen Europese landen maken het onmogelijk om universele werkende strategieën aan te wijzen. Wel blijken langetermijnvisies, duidelijke wetgeving en interbestuurlijke samenwerking vaak succesvoller dan gefragmenteerde aanpakken.

Het boek blinkt uit in kritische reflectie en methodologische onderbouwing. De auteurs benoemen de beperkingen van hun databronnen en onderzoeksmethodes – zoals het gebruik van administratieve grenzen (NUTS-3) die niet altijd representatief zijn voor de stedelijke realiteit – en op de uitdagingen van data-gedreven onderzoek. Ook toont het boek overtuigend aan hoe belangrijk grootschalige vergelijkende studies zijn, evenals het gebruik van geharmoniseerde digitale datasets zoals CORINE. Tegelijkertijd worden de beperkingen en uitdagingen van dergelijke studies en databronnen niet uit de weg gegaan. Vooral het gebrek aan uniformiteit in statistische gegevens over ruimtelijke onderwerpen – zoals huizenprijzen en grondbezit – maakt duidelijk hoe lastig het is om consistente analyses op Europese schaal te maken. Dat maakt het vergelijkend onderzoek complex, en de resultaten des te indrukwekkender.

In kaderteksten lichten de auteurs gebruikte onderzoeksmethodes toe, zoals kwantitatieve analyse van landgebruiksgegevens, morfologische analyse van stedelijke vormen en interviews met stakeholders. Deze wetenschappelijke zorgvuldigheid geeft het boek academische meerwaarde. Maar die nuance is tegelijkertijd een zwakte. Door de vele relativeringen blijven scherpe conclusies soms uit. Met uitzondering van enkele verdiepende casestudies in hoofdstuk 3 (over interventies) en hoofdstuk 5 (over duurzaamheid), blijft de analyse vaak op een relatief abstract niveau hangen. In een boek dat juist claimt inzicht te geven in concrete ruimtelijke ontwikkelingen en beleidskeuzes, kan dat als een gemiste kans voelen.

Een ander minpunt is de vormgeving. De kaarten en infographics – essentieel in een boek over ruimtelijke ontwikkelingen – zijn klein, in zwart-wit gedrukt en vaak slecht leesbaar. Dit is helaas inherent aan de beperkingen van het papieren medium en academische publicaties. De open acces onlineversie van het boek biedt echter geen echte oplossing: ook daar zijn de kaarten beperkt in resolutie en interactie. In een tijdperk van digitale cartografie en datavisualisatie voelt dit als een gemiste kans.

Ondanks deze kleine tekortkomingen is Urbanization in Europe een belangrijke en relevante bijdrage aan het debat over duurzame verstedelijking. Het boek biedt zowel breedte als diepgang, en levert een scherp geformuleerde diagnose van Europese ruimtelijke trends. Het maakt duidelijk dat verstedelijking een onomkeerbaar en complex proces is, dat alleen met zorgvuldige sturing in duurzame banen geleid kan worden. Urbanization in Europe levert daarvoor geen blauwdruk, maar wel een stevig onderbouwde basis voor reflectie en beleidsvorming.

Author profile
Yvonne is onderzoeker aan de Technische Universiteit Delft. | Website

Yvonne van Mil is onderzoeker aan de Technische Universiteit Delft.

Author profile
Yvonne is onderzoeker aan de Technische Universiteit Delft. | Website

Yvonne van Mil is onderzoeker aan de Technische Universiteit Delft.

Recensie gegevens:
Auteur(s):Yvonne van Mil
58

30 april 2025

De tekst en tabellen in deze bijdrage zijn gepubliceerd onder een CC BY-NC-ND licentie. Voor hergebruik van foto’s en illustraties dient u contact op te nemen met Rooilijn.
Whatsapp

Reageer op deze publicatie

0 reacties

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.