Wij – Zij(n) de stad

15 november 2021

Floor Milikowski (2021)

Wij zijn de stad: de buitenwijk als kloppend hart

Uitgeverij Pluim, Amsterdam
112 p.
ISBN 978-94-932-5625-5
€ 12,99

Na decennia van sterke overheidsbemoeienis heeft de overheid haar handen afgetrokken van de woningmarkt. “Het woningmarkt beleid is af”, stelde toenmalig minister van Wonen Stef Blok. Hij was duidelijk te optimistisch gestemd toen hij deze lyrische woorden sprak bij zijn vertrek in 2017. Het afgelopen decennia worden we namelijk dagelijks geconfronteerd met de gevolgen van een terugtrekkende overheid, een geloof in meer marktwerking, het reduceren van de tegenkracht die woningcorporaties kunnen bieden en een eenzijdige en vooral economische definitie van het succes van de stad.

In het boek Wij zijn de stad maakt Floor Milikowski de schaduwzijde van deze neoliberale krachten op de stad zichtbaar. Zij weerlegt de aanname dat een bloeiende stedelijke economie automatisch leidt tot een collectieve welvaartsstijging voor iedereen. Die groei is veel selectiever, en vergroot het risico op segregatie en verdringing van lokale gemeenschappen. Inmiddels is de roep om overheidsingrijpen steeds breder in de samenleving te horen. Het boek roept de terechte vraag op hoe dat er dan uit zou kunnen zien, en wat daarin de rol van de gemeenschap en geëngageerde buurtgenoten zou moeten zijn. Het boek past daarmee in een groeiende beweging gericht op de kracht van lokale gemeenschappen, in plaats van wat helaas nog te vaak gebeurt: een (academische) analyse vanuit het stadhuis, of in mijn geval het hoofdkantoor van een woningcorporatie, met te veel (emotionele) afstand tot die gemeenschap. Het boek is daarmee in lijn met eerdere publicaties van de auteur (onder andere ‘Van wie is de stad; de strijd om Amsterdam’), waarin ze terecht ageert tegen de dominantie van de systeemwereld, die weinig oog lijkt te hebben voor de zichtbare en onzichtbare verbanden en krachten in wijken en buurten.

De kracht van het boek is dat het vlot is geschreven, een journalistieke insteek heeft en je het in één avond uitleest. Het maakt ingewikkelde materie voor een breed publiek toegankelijk. Daarmee speelt het in op de groeiende en bredere weerstand tegen de huidige vorm van stadsontwikkeling, waarin de keerzijde van economisch succes te lang is genegeerd. Die kracht is tegelijkertijd voor de meer ingevoerde (Rooilijn)lezer de zwakte. Door de gekozen vluchtigheid van zowel de analyse als oplossingsrichting, ontstaat er weinig verdieping die ook de vak- en systeemwereld een stap verder zou helpen. We willen niet meer praten óver maar mét, vóór en dóór bewoners. In abstractie is niemand daar op tegen, maar de praktijk blijkt toch elke keer weerbarstiger. Juist die weerbarstige praktijk komt er in het boek wat bekaaid vanaf.

Het boek bepleit terecht meer aandacht voor een nieuwe sociale dynamiek die in de (Amsterdamse) buitenwijken zichtbaar wordt. Juist daar ziet de auteur superdiversiteit als kracht en vind ze nieuwe energie en ideeën bij opkomende stadsmakers die het anders willen doen. De auteur kijkt daarbij naar drie Amsterdamse buitenwijken: Jacob Geelbuurt, Venserpolder en Amstel III. In hoeverre de analyse en lessen ook van toepassing zijn op andere buitenwijken in andere steden, is nog maar de vraag. Het zou zomaar kunnen dat juist de bepleitte vernieuwing rondom nieuwe vormen van stadsontwikkeling gemakkelijker plaatsvind buiten de grootstedelijke dynamiek, die zich kenmerkt door traagheid, grote bureaucratieën en veel (veronderstelde) expertmacht bij het ambtelijk apparaat. In dat opzicht zou het interessant zijn in een volgend boek de blik te verruimen naar meer onontgonnen terrein. De auteur liet in haar eerdere boek ‘Een klein land met verre uithoeken: ongelijke kansen in veranderend Nederland’ al zien uitstekend in staat te zijn om verder te kijken dan Amsterdam. Op zoek naar wat we kunnen leren van de vernieuwing in de schaduw van de grote stad, zoals in onverwachte plekken als Oss, Wanneperveen of Heeten.

De belofte op de achterflap om de onzichtbare rijkdom in de buitenwijken van Amsterdam inzichtelijk te maken, wordt in het boek niet helemaal ingelost. De geëngageerde en activistische buurtgenoten en stadsmakers die symbool staan voor een nieuwe generatie komen aan het woord. Die verhalen zijn stuk voor stuk inspirerend en lichten een tipje op van de nieuwe energie die zo wenselijk is in de huidige tijdsgeest. Alleen daarom al zou je het boek moeten lezen. Maar het werkelijke zicht op de informele en onzichtbare verbanden en krachten in “de buitenwijk” blijft voor de lezer wat troebel. Met meer precisie, meervoudigheid, traagheid en een stadsociologisch perspectief had die mist rondom de werkelijke dynamiek en leefwereld wat opgeklaard kunnen worden. De keuze van de auteur lijkt wel te verdedigen, aangezien de keerzijde zou zijn geweest dat daarmee juist het bredere publiek waar het boek zich op richt, zou zijn afgehaakt.

Waar de nieuwe stadsmakers aan het woord komen, wordt “het stadhuis” wel erg eenzijdig weggezet met bekende verwijten dat het ambtelijk apparaat niet in dienst van de wijk of de gemeenschap opereert, maar alleen oog heeft voor de ambities van de Stopera. De mooie initiatieven en kleine koerswijzigingen die ook vanuit die systeemwereld langzaam zichtbaar worden – zoals de experimenten met nieuwe vormen van buurtontwikkeling gericht op welzijn in plaats van financieel-economische waarde – worden weliswaar opgemerkt, maar niet gezien als potentiële kraamkamers. Het is een gemiste kans dat de stem van de veranderingsgezinde ambtenaar niet wordt gehoord. In slechts een paar zinnen worden die initiatieven weggezet als een druppel op een gloeiende plaat. Dat is jammer, omdat daarmee geen recht wordt gedaan aan de kansen die ontstaan om van binnenuit verandering te bewerkstelligen. Daarmee ontstaat het risico dat het boek zelf ook niet direct een bijdrage levert aan de gewenste verbinding tussen de leef- en systeemwereld die het zelf bepleit, maar slechts bestaande vooroordelen bevestigd. Wij afgezet tegen zij, in plaats van te zoeken naar synergie en verbinding tussen beide. Het doet geen recht aan de vele momenteel zoekende en soms worstelende professionals die het vanuit het systeem wel degelijk anders zouden willen doen.

Mijn zorg is dat zij na het lezen van dit boek wat vertwijfeld zullen achterblijven. Het boek stelt wel de vraag hoe we de afstand tussen lokale gemeenschappen en professionals kunnen verkleinen, maar geeft geen aanknopingspunten voor een handelingsperspectief om het morgen anders te gaan doen. De oproep aan het eind van het boek ‘om naar buiten te gaan en de stad eens van een andere kant te bekijken’ geeft die zoekende professional wel erg weinig houvast. Het risico bestaat dat die professional na het lezen van het boek (te) snel over zal gaan tot de orde van de dag. Ik hoop van harte dat ik ongelijk heb, want daarvoor is het thema en de opgave die dit boek agendeert veel te belangrijk.

Author profile
Martijn is manager Strategie en Beleid bij woningcorporatie Ymere

Author profile
Martijn is manager Strategie en Beleid bij woningcorporatie Ymere

Recensie gegevens:
Auteur(s):Martijn Ubink

15 november 2021

De tekst en tabellen in deze bijdrage zijn gepubliceerd onder een CC BY-NC-ND licentie. Voor hergebruik van foto’s en illustraties dient u contact op te nemen met Rooilijn.
Whatsapp

Reageer op deze publicatie

2 Reacties

  1. Nico Janssen

    Ik vind dat Martijn Ubink echt wel een beetje de plank misslaat in zijn recensie in Rooilijn wanneer die die schrijft dat de gemeente Amsterdam echt wel meer credits verdient bij het ondersteunen van buurt- lokale (stadmaker) initiatieven en oprekken van de systeemgrenzen. Als er een majeure factor is geweest waardoor heel veel lokale stimulansen en sociale buurt- en stadmaak activiteiten neergemaaid zijn in Amsterdam, dan is het wel het opheffen van de #stadsdelen in 2014. Veel bestuurders, ambtenaren en politieke partijen in de Amsterdamse gemeenteraad die nu huilen over het gebrek aan aandacht voor buitenwijken en lokale initiatieven; zoals de #SP, maar zeker ook een deel van #D66 en de #PvdA vonden dat helemaal niet erg. Was altijd maar lastig; die stadsdelen, lokale afdelingen, bewoners en bestuurskoninkrijkjes. Maar zoals good old #JaneJacobs al constateerde, effectief, democratisch centralistisch bestuur houdt op bij iets van max. 200.000 inwoners…. Dat is wat het probleem is, en terecht aangehaald door Floor Milikowski.

    Antwoord
    • Martijn Ubink

      Ha Nico,
      Dank voor je bericht! Ik zeg niet dat Amsterdam credits verdient: wel een stem. Dat het beter moet, zijn we het wel over eens. Vraag is alleen hoe je dat bereikt. Ik denk dat dat beter kan door de hoopvolle initiatieven die er wel zijn (hoe klein ook!) te onderzoeken, als kraamkamer voor een nieuwe praktijk. En te verkennen waar de vernieuwende krachten binnen het systeem behoefte aan zouden hebben. Dat is denk ik effectiever dan in bestaande (voor)oordelen blijven praten. Of alleen utopische en grootschalige reorganisaties als oplossing voor te stellen.

      Antwoord

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.