Menno van der Veen schreef in 2010 het artikel ‘Van juridisch document tot planologisch instrument’,dit is daar een samenvatting van.
In dit artikel pleit Menno van der Ven voor het meer opnemen van relationele aspecten in PPS-overeenkomsten in de sector gebiedsontwikkeling. Zulke contracten zouden een te hoog en hard juridisch karakter kennen, terwijl de zachte relatiekant onvoldoende voet aan de grond krijgt. Voorbeelden van relationele aspecten die een onderdeel zouden moeten vormen van een PPS-overeenkomst, zijn: de projectdoelstellingen, het voorop stellen van het projectbelang, het bieden van ruimte aan flexibele oplossingen, het benoemen van projectkernwaarden en het verankeren van de omgang met veranderende marktomstandigheden en vertragingen.
De verschillende samenwerkingsvormen die onder PPS vallen, roepen verschillende constructies op. Het enige wat al die vormen gemeen hebben is de betrokkenheid van publieke en private partijen en het (publieke) doel om door die samenwerking een meerwaarde te realiseren ten opzichte van een zuiver publiek project. In de Nederlandse context wordt bij een groot gebiedsontwikkelingsproject altijd wel samengewerkt tussen publieke en private partijen en is ook meestal wel sprake van enige vorm van risicodeling.
Het artikel analyseert twee in 2010 gesloten overeenkomsten voor projecten in het Zuidasgebied: Mahler4 en Gershwin. Terwijl in de overeenkomsten veel aandacht geschonken werd aan de voorwaarden waaronder het project tot stand zou komen, kregen de doelstellingen van de betrokken partijen veel minder aandacht. Een overeenkomst hoort een raamwerk te bieden voor omstandigheden zoals een veranderende markt. De overeenkomst in het Gershwinproject bevatte bijvoorbeeld een bepaling waarin partijen aangaven open te staan voor ‘onconventionele oplossingen’. Het Mahler4- contract bevatte veel ruimte voor flexibele oplossingen maar gaf geen aanwijzingen hoe met die flexibiliteit dit moest worden omgegaan.
In een overeenkomst plannen partijen in ieder geval hoe ze gedurende de periode van de overeenkomst (en eventueel daarna) willen samenwerken. Relaties kunnen zakelijk zijn of juist familiair. Er speelt echter altijd meer tussen partijen dan de enkele verplichting om te presteren. Dat uitgangspunt is in het bijzonder van belang bij langlopende contracten waar partijen tenminste enkele jaren intensief met elkaar moeten samenwerken. Het is dan zaak om te investeren in relationele normen en het karakter van de relatie te benoemen.
Het benoemen van kernwaarden zoals een flexibele opstelling of vertrouwen en het benadrukken van het karakter van de samenwerking, kan een goede bijdrage leveren aan een project. Zo zou in een contract een bepaling kunnen worden opgenomen dat in geval van een veranderende marktomstandigheid partijen samen op zoek gaan naar nieuwe oplossingen. De Mahler4-overeenkomst schoot echter enigszins tekort doordat het veel aspecten van het project buiten beschouwing liet . Een gevolg was dat partijen die zich hadden voorgenomen om samen te werken op een manier die het best geschikt was voor de Zuidas, terugvielen op samenwerking op basis van een contract waarin nog heel weinig project-specifieks was terug te vinden. Er moest zodoende nog veel besloten en gepland worden toen het project al van start was gegaan en het contract gaf daar weinig uitgangspunten voor.
Al met al benutte de Gershwinovereenkomst de ruimte die het recht laat om een op het project toegesneden raamwerk voor de samenwerking en de planning vast te stellen. De Mahler4-overeenkomst had door specifiekere, op het project toegesneden bepalingen op te nemen een belangrijker rol in de sturing van het project kunnen vervullen. Tenslotte hadden beide overeenkomsten meer aandacht kunnen besteden aan relationele normen en doelstellingen die het smeermiddel vormen om een PPSproject soepel tot een goed einde te brengen.
Menno van der Veen (menno@tertium.nl) werkt in de praktijk en als onderzoeker op het gebied van participatie, democratie en medezeggenschap. Als post-doc onderzoeker aan de Universiteit van Amsterdam was hij verbonden aan het r-link onderzoeksprogramma. Hij is mede-oprichter van Tertium dat zich specialiseert in participatie.
Arno: "In juni 2013 ben ik gepromoveerd aan de Universiteit Maastricht op een onderzoek naar de besluitvormingspraktijk bij rijksoverheden om Nederlandse weginfrastructurele projecten wel of soms niet in PPS-verband te realiseren. PPS is de afkorting van publiek-private samenwerking. Mijn studie biedt inzicht in de standpunten en werkelijke motieven achter de keuzen van politieke bestuurders en (top-) ambtenaren. Tijdens mijn onderzoekstraject heb ik ook enkele wetenschappelijke artikelen geschreven over PPS.
Als inkoopmanager ben ik verantwoordelijk voor de organisatie en de begeleiding van aanbestedingstrajecten van infrastructurele projecten en de vormgeving van informatieprocessen tijdens de aanbestedingsprocedures. Vanaf 1998 ben ik werkzaam bij Rijkswaterstaat. Tussen september 2007 en december 2010 was ik lid van het tenderteam van Rijkswaterstaat dat de aanbesteding begeleidde van DBFM-project A15 Maasvlakte-Vaanplein. Design-Build-Finance-Maintain is een PPS-vorm. Sinds 2011 ben ik werkzaam binnen het programma Schiphol-Amsterdam-Almere (SAA); eerst als lid van het overkoepelende SAA-team Contractmanagement, later als inkoopmanager en plaatsvervangend-contractmanager voor het DBFM-project A6 Almere."
Meer informatie is te vinden op Arno zijn website: http://www.arno-eversdijk.nl/
0 reacties