In december 2015 is er in Parijs tijdens de zogenaamde COP21 (Conference of Parties) van de Verenigde Naties een historisch klimaatakkoord overeengekomen. Historisch, omdat unaniem een verscherpte ambitie is afgesproken: de opwarming van de aarde beperken tot ruim beneden de twee graden, liefst zelfs anderhalve graad ten opzichte van het pre-industriële tijdperk. Het gezamenlijke streven is om zo snel mogelijk de piek in mondiale broeikasgasemissies te bereiken; in de tweede helft van deze eeuw moet de netto emissie, oftewel de uitstoot minus opname van broeikasgassen, nul zijn. Alle 195 participerende landen nemen verantwoordelijkheid. De uitkomst van COP21 overtrof daarmee al de verwachtingen.
De ambities staan wel in scherp contrast met wat de individuele landen beloven te gaan doen: de toezeggingen schieten namelijk ernstig te kort in het behalen van de ambitieuze doelstellingen. Het wie, hoe en wanneer van ‘decarboniseren’ (een woord dat overigens niet voorkomt in het akkoord, mede op aandringen van Saoedi-Arabië) is geenszins vastgelegd. De plannen die vooraf door de verschillende landen zijn ingediend zouden, indien als zodanig uitgevoerd en onder bepaalde aannames over de voortzetting gedurende de rest van de eeuw, alsnog leiden tot een opwarming tussen de 2,7 en 3,7 graden in het jaar 2100. Dat is beduidend minder dan de vier à vijf graden opwarming die ons bij een business as usual scenario waarschijnlijk te wachten staat, maar stellen de huidige ambitie geenszins veilig. Daar komt bij dat de nationale plannen relatief vrijblijvend zijn: de enige manier om landen onder druk te zetten om de daad bij het woord te voegen lijkt door middel van naming and shaming te zijn.
Een paar graden meer of minder mag dan misschien weinig lijken, maar het aangezicht van de aarde kan er totaal door veranderen. Tijdens de laatste ijstijd, toen grote delen van Europa en Noord-Amerika onder een kilometers dikke ijslaag bedolven lagen en de zeespiegel honderdtwintig meter lager stond, was het gemiddeld ‘slechts’ vier à vijf graden kouder dan nu.
Uiteindelijk staat of valt het akkoord met hoe deze wordt opgepakt door de nationale overheden en het bedrijfsleven.Gaat er een momentum vanuit waarmee de transitie naar een duurzame, CO2-neutrale economie daadwerkelijk wordt ingezet of blijft duurzaamheid het onderspit delven ten opzichte van korte-termijn belangen, zoals tot nu toe meestal het geval lijkt te zijn? Een ambitieus internationaal akkoord zoals dit is misschien een voorwaarde voor een dergelijke transitie. Een ander noodzakelijk ingrediënt is volgens mij het effectief beprijzen van CO2-emissies in internationaal verband. Hopelijk wordt dat in een toekomstig klimaatakkoord vastgelegd.
Zoals het in de Amerikaanse Daily Show werd gezegd: de aarde heeft in december een abonnement voor de sportschool aangeschaft, maar nu moeten we nog de discipline opbrengen om daar drie keer per week hard aan de slag te gaan om de extra graden Celsius kwijt te raken.
Bart Verheggen (1972) is klimaatwetenschapper en docent aan Amsterdam University College. Hij neemt al jaren actief deel aan het maatschappelijk debat over klimaatverandering. Meer informatie op zijn website: http://www.bartverheggen.nl/.
Pier Vellinga is professor in Klimaatverandering aan de Universiteit van Wageningen en aan de Vrije Universiteit.
0 reacties