De tijd van Welstand is voorbij

25 januari 2021

Stelling door Maarten Markus

In Nederland is nagenoeg alles in het ruimtelijk domein geregeld. Zo ook de esthetiek. Tegelijkertijd is deze nauwe esthetische beoordeling aan kritiek onderhevig. Drie redenen waarom de tijd van Welstand voorbij is.

Allereerst leidt welstand tot een bepaalde mate van willekeur. Over smaak valt te twisten. In de Volkskrant van juli 2020 pleit architect Olderwater dan ook voor het vaststellen van objectieve stedenbouwkundige kaders zoals ook in Duitsland het geval is. Binnen die kaders geniet een opdrachtgever of architect vervolgens de vrijheid om de expressie te bepalen. Je zou zelfs kunnen stellen dat de uitstraling van een gebouw in grote mate een identiteitskwestie is en Welstand de vrijheid jezelf te uiten beperkt.

Een treffend voorbeeld is het geval van een bewoner uit Oss die ervoor koos zijn dakpannen groen te schilderen. Een relatief onschuldige ingreep die tot een dwangsom van 6.000 euro heeft geleid van de gemeente zoals te zien is in het VPRO programma ‘De slag om Nederland’. Als woningeigenaar verwacht je ook een bepaalde autonomie over kleurkeuzes, zonnepanelen of een kaboutertuin. Zonnepanelen zijn doorgaans welstandsvrij en over de tuininrichting wordt meestal niet moeilijk gedaan. Waarom dan wel over een groene dakpan?

Een tweede reden is dat Welstand moeilijk om kan gaan met andere maatschappelijke opgaven die esthetische keuzes beïnvloeden. Actuele maatschappelijke opgaven vragen om nieuwe oplossingen. Die leiden ook tot nieuwe woonconcepten, materialiseren en uitstraling. Zo wordt er met man en macht gewerkt aan een circulaire beweging in de bouw om de negatieve milieu-impact te reduceren. Materialen met een grote milieufootprint zoals beton en baksteen passen maar minimaal in deze transitie. Het is daarom opvallend dat veel stedenbouwkundige randvoorwaarden waar Welstandcommissies op toetsen hier geen rekening mee houden. Zo krijg je circulaire, houten gebouwen waar een relatief milieuvervuilende traditionele baksteen gevel tegenaan moet.

Tot slot veranderen bouwtechnieken. Om betaalbaarder en meer circulair te kunnen bouwen is er een industrialiseringsslag gaande. Bijvoorbeeld met unitbouw waardoor tegen acceptabele kosten met een lagere milieufootprint kan worden gebouwd. Of elementenbouw waar (houten) geveldelen geprefabriceerd worden aangeleverd en gemonteerd aan de draagconstructie. Dit leidt enerzijds tot beperkingen in vergelijking met traditionele maatwerk bouwsystemen zoals tunnelgietbouw en kalkzandsteenbouw. Maar het biedt ook kansen om met nieuwe bouwtechnieken nieuwe architectuur en uitstralingen te maken. Het kost echter tijd voordat deze vernieuwingen bij Welstandcommissies zijn geïnternaliseerd.

Author profile
Maarten is redacteur van de Rooilijn Stellingredactie. De stelling snijdt een actueel ruimtelijk thema aan waarop een passende auteur reageert. Hij is werkzaam als Projectmanager Duurzaamheid bij 

Maarten is redacteur van de Rooilijn Stellingredactie en werkzaam als projectmanager Duurzaamheid bij gebiedsontwikkelaar AM. Hij is opgeleid als vastgoedkundige (HvA) en planoloog (UvA) en afgestudeerd in Urban Studies (UvA/Northeastern University) waar hij specialiseerde in de implementatie van duurzaamheid in gebiedsontwikkeling. Hij heeft gewerkt aan stedelijke vernieuwing bij de gemeente Amsterdam, het onderzoeksproject APRILab naar planningsdilemmas in ontwikkeling en werkt nu aan de strategie en implementatie van duurzame oplossingen voor gebiedsontwikkeling. Naast zijn werkzaamheden voor AM en Rooilijn is hij actief in de Nieuw Amsterdam Raadvan Pakhuis de Zwijger en als Fellow betrokken bij het onderzoeksprogramma Urban Arenas for just and sustainable cities.

Author profile
Caroline is Principal Urban Planner en medeoprichter van architectenbureau United Network Studio (UNstudio) bij 
Caroline Bos reageert

Een hele stoet collega’s heb ik in de afgelopen decennia met gebogen rug het pand zien verlaten. Vroeger met portfolio en rollen onder de arm, stagiaire erachteraan met kartonnen dozen voor de maquettes – ‘we moeten naar de Welstand’. Later, met beamers en USB sticks, werd het er niet beter op. Ondanks het urenlang met elkaar oefenen op de presentatie bleef de gemiddelde architect bang voor de welstand.

Weer terug op kantoor was er negen van de tien keer een last van de architecten afgevallen. De voorstellen waren (bijna) allemaal goedgekeurd, het plan er op een haar na doorheen, en het was zelfs een leuk gesprek geworden. Je kunt kritisch zijn op de Welstand, maar is het niet, net als veel andere instituten ook een prachtige uitvinding? Zonder Welstand is er juist kans op willekeur maar dan in de vormgeving van onze steden. Iemand moet toch in de gaten houden of nieuwe ontwerpen en de bestaande omgeving bij elkaar passen. Laat het dan een commissie zijn. Beter nog: een commissie van mensen die goed geïnformeerd het algemeen belang kunnen vertegenwoordigen. Vakgenoten.

De functie van de Welstand is het adviseren van het college van burgemeester en wethouders. Vlak niet uit wat voor bouwwerken we hadden kunnen missen zonder de rol van Welstand en hun adviezen. Één van de mooiste en bijzonderste dingen die ik zelf heb meegemaakt betreft de rol van de Welstand bij de totstandkoming van de Erasmusbrug.

Riek Bakker, als Directeur Stadsontwikkeling, had speciaal voor de Kop van Zuid een internationaal Quality team samengesteld, dat officieel een bijzondere kamer van de Welstand was. De ontwerpen moesten worden beoordeeld naar internationale kwaliteitsmaatstaven. Naast Riek Bakker, Stefan Gall en Kees Rijnboutt, vormden nog twee Nederlandse en drie buitenlandse leden het Q-team. De internationalen, Hans Kollhof, Joan Busquets en Bernard Huet, werden ongeveer vier maal per jaar ingevlogen om de ontwerpen te toetsen aan de hoge ambities van de gemeente Rotterdam.

De Erasmusbrug betekende voor Stadsontwikkeling een essentiële schakel in het transformatieproces van de Kop van Zuid. De brug moest meer zijn dan een nieuwe verbinding; een trekker, een attractor, een spektakel zelfs moest er komen. Maar daar was veel publieke en politieke weerstand tegen. Vooral natuurlijk vanwege de kosten.

Om te pleiten voor het ontwerp van de bijna volledig onervaren jonge architect Ben van Berkel gingen Stefan Gall en Riek Bakker met een groep prominenten verkleed als ‘beroemde bruggen’ op 5 december 1989 op bezoek bij het college van B&W , om hen te overtuigen om te kiezen voor een groot gebaar dat wat duurder is.

Zo creatief en proactief kan de Welstand ook zijn. Zonder de interventie van deze speciale Welstand was er waarschijnlijk geen Erasmusbrug gekomen. Visie en ambitie zijn dus woorden die ook van toepassing kunnen zijn op de Welstand. Het werk van de Welstand hoeft niet alleen maar te berusten op een defensieve attitude. Op het juiste moment, op de juiste plek, kan het de Welstand zijn die het verschil maakt.

De auteur dankt Machteld Kors voor het opdiepen van het Q-team verhaal

Het heeft een enorme inspanning  gekost om de stad Rotterdam te overtuigen van de duurdere één-pyloonsbrug. Op initiatief van Stefan Gall ging op 5 december 1989 een groep wereldberoemde bruggen op bezoek bij het college van B&W. (Beeld: Stadsarchief Rotterdam)

Wat is uw mening? Reageer hier onder…

Author profile
Maarten is redacteur van de Rooilijn Stellingredactie. De stelling snijdt een actueel ruimtelijk thema aan waarop een passende auteur reageert. Hij is werkzaam als Projectmanager Duurzaamheid bij 

Maarten is redacteur van de Rooilijn Stellingredactie en werkzaam als projectmanager Duurzaamheid bij gebiedsontwikkelaar AM. Hij is opgeleid als vastgoedkundige (HvA) en planoloog (UvA) en afgestudeerd in Urban Studies (UvA/Northeastern University) waar hij specialiseerde in de implementatie van duurzaamheid in gebiedsontwikkeling. Hij heeft gewerkt aan stedelijke vernieuwing bij de gemeente Amsterdam, het onderzoeksproject APRILab naar planningsdilemmas in ontwikkeling en werkt nu aan de strategie en implementatie van duurzame oplossingen voor gebiedsontwikkeling. Naast zijn werkzaamheden voor AM en Rooilijn is hij actief in de Nieuw Amsterdam Raadvan Pakhuis de Zwijger en als Fellow betrokken bij het onderzoeksprogramma Urban Arenas for just and sustainable cities.

Author profile
Caroline is Principal Urban Planner en medeoprichter van architectenbureau United Network Studio (UNstudio) bij 

Stelling gegevens:

25 januari 2021

De tekst en tabellen in deze bijdrage zijn gepubliceerd onder een CC BY-NC-ND licentie. Voor hergebruik van foto’s en illustraties dient u contact op te nemen met Rooilijn.
Whatsapp

Reageer op deze stelling

3 Reacties

  1. Flip ten Cate

    Misschien is het voor een stelling-redacteur verstandig om een stelling te baseren op feiten en om nog even goed na te denken over het waarom van een dergelijke adviescommissie.
    “Materialen met een grote milieufootprint zoals beton en baksteen passen maar minimaal in deze transitie. Het is daarom opvallend dat veel stedenbouwkundige randvoorwaarden waar Welstandcommissies op toetsen hier geen rekening mee houden.” schrijft Markus. Het is wel bijzonder om het gebruik van beton en baksteen “stedenbouwkundige randvoorwaarden” te noemen. De wet bepaalt dat de stedenbouwkundige uitgangspunten die in het bestemmingsplan (of een afwijking daarvan) zijn vastgelegd, geen onderwerp kunnen zijn van het (formele) welstandsadvies: het bestemmingsplan gaat ‘boven’ de beleidsregels, de welstandscriteria uit de welstandsnota, die het kader vormen van de welstandsadvisering. Veel kritiek op de welstand komt voort uit dit misverstand: zij zouden iets tegenhouden terwijl in werkelijkheid het bestemmingsplan of de stedenbouwkundige kaders de belemmering vormen.
    Maar los daarvan: de vraag is of het principieel wenselijk is dat een goede ruimtelijke kwaliteit publiek geborgd wordt, of dat het overgelaten kan worden aan de marktwerking tussen opdrachtgever en opdrachtnemer. Nederland heeft een lange traditie van publieke borging van ruimtelijke kwaliteit, waarin bestemmingsplannen en welstandsregels de belangrijkste instrumenten zijn. Het ene instrument gaat over locatie, massa en korrelgrootte, bestemming/functie en licht/lucht/ruimte, het andere instrument gaat over materialisering, ontwerpkeuzes, vormgeving, architectuur.
    Als we het erover eens kunnen zijn dat ruimtelijke kwaliteit een publieke zaak is, die afweging verdient naast de private belangen van een initiatiefnemer/opdrachtgever, dan is het de vraag hoe je die publieke verantwoordelijkheid het beste vormgeeft. In het kader van de komende Omgevingswet is daarover uitvoerig gedebatteerd – en nog is de uitkomst niet bevredigend.
    Wat mij betreft gaat het om het zoeken naar een proces waarin omgevingskwaliteit (dat is de Vitruviaanse definitie van ruimtelijke kwaliteit + het betrekken van actoren in de omgeving) optimaal gestimuleerd wordt. Het gaat dus níet om toetsen of er wel een door de gemeenteraad voorgeschreven materiaalsoort is gebruikt, maar om het bevragen op en stimuleren van het koppelen van opgaven (bv duurzaamheid, esthetiek, klimaat-maatregelen, woongenot). Om het ontwikkelen van nieuwe arrangementen en mechanismen, van een bouwcultuur waarin het publieke belang (omgevingskwaliteit) samenvalt met welbegrepen eigenbelang.
    De karikatuur ven een welstandscommissie die de biobased gevelmateriaal zou tegenhouden omdat er nu eenmaal beton is voorgeschreven heeft niets te maken met de in de afgelopen decennia gegroeide praktijk, waarin commissies ruimtelijke kwaliteit in vooroverleg, als sparringpartner van ontwerper en opdrachtgever, en in opdracht van de lokale overheid helpen om de stad en het land steeds mooier te maken – precies zoals Caroline Bos het beschrijft.

    Antwoord
  2. Marlies van der Maarel

    Welstand alleen maar belangrijker gezien ‘de hausse’ aan individuele ontwikkelingen. Kortom, blij dat we kwaliteit niet ‘voor lief’ nemen in Nederland.

    Antwoord
  3. Marcia

    Hallo,
    Onze schetstekening is al twee keer afgekeurd door de welstandscommissie omdat de welstandsnota bepaald dat de hoofdvorm een enkelvoudige massa heeft. Zij geven aan dat hierdoor het bijgebouw niet vast aan het hoofdgebouw mag zitten.
    Verder zegt de nota dat aanbouwen onder of boven de lijn van de daklijst moeten blijven.

    Ons bestemmingsplan zegt “Bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 1m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw te worden geplaatst.

    Onze schetstekening is conform bestemmingsplan regelgeving. Bijgebouw zit aan hoofdgebouw vast maar begint wel 1 m achter de voorgevelrooilijn conform BP.

    Welstand is van mening dat zij onze bouwmogelijkheden mogen beperken vanuit het bestemmingsplan vanwege bovenstaande criteria uit de welstandsnota. Het BP meldt verder niks dat het bijgebouw niet aan het hoofdgebouw vast mag zitten.

    Is het terecht/mag de welstandcommissie ons plan afkeuren obv de extra criteria uit de welstandsnota?

    Zover ik op internet kan nagaan is het bestemmingsplan leidend en mag de welstandsnota geen beperking vormen van de bouwmogelijkheden in het bestemmingsplan.

    Ik ben het dus met de stelling eens. Welstand is subjectief en keurt af op zaken waarover zij in de basis niet gaan.

    Antwoord

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

13385