De doelstellingen van de nieuwe Omgevingswet zijn veelbelovend. De regeldruk wordt verminderd, besluitvorming wordt sneller en er komt meer integrale samenhang in het vormgeven van de leefomgeving. Een belangrijk onderdeel zijn de omgevingsvisies van gemeenten, provincies en de Rijksoverheid. Die moeten richting geven en een afwegingskader hoe met verschillende ruimtelijke opgaven om te gaan. De Nationale Omgevingsvisie zal bijvoorbeeld richting geven hoe we lokaal keuzes maken voor wel of geen windmolenpark. Emiel Reiding, Directeur Nationale Omgevingsvisie, noemt als prangend voorbeeld ook duurzame bereikbaarheid en stedelijke verdichting. Opgaven zoals de energietransitie, bereikbaarheid en woningbouw kunnen niet meer los van elkaar worden gezien.
Er zit echter een ogenschijnlijke tegenstrijdigheid in de doelstellingen van de Omgevingswet. Hoe kunnen ruimtelijke plannen integraler, met meer stakeholders en intersectoraal worden gemaakt én de besluitvorming worden versneld? Als die doelstelling praktijk wordt lijkt het ei van Columbus gevonden. De pilots van de omgevingsvisie, waar met de nieuwe werkwijze ervaring wordt opgedaan geven hier een eerste inzicht in. In het eindrapport pilots omgevingsvisie komen een aantal belangrijke kansen naar voren. De drie belangrijke kansen op een rij:
Ten eerste de kans om ruimtelijke professionals een spiegel voor te houden. Hoe werken we nu en leidt dat wel tot het beste resultaat? Nog altijd worden vanuit sectorale kokers beleid en plannen gemaakt omdat verantwoordelijkheden zo zijn georganiseerd. Met de omgevingswet ontstaat de wettelijke verplichting tot intersectorale samenwerking. Dat betekent een noodzakelijke cultuurverandering in de ruimtelijke sector waarbij de omgevingswet zomaar een belangrijke stok achter de deur kan zijn voor ontkokering.
De tweede, veelgenoemde kans, is maatschappelijk draagvlak door participatie met meer stakeholders. Het gebeurt nu nog vaak dat lokale kansen niet gesignaleerd worden of tegengestelde belangen zich pas laat manifesteren bij ruimtelijke plannen. De grootste doelstelling van een bredere maatschappelijke betrokkenheid bij ruimtelijke plannen is om de kwaliteit van de plannen te verhogen en draagvlak te vergroten. Juist bij de invulling van ruimtelijke opgaven kan input vanuit de samenleving tot nieuwe inzichten leiden.
De derde kans is integrale planvorming. Woningbouw niet meer los zien van de energietransitie. Bereikbaarheidsvraagstukken niet meer los zien van parkeernormen. Sociale opgaven zoals onderwijs, gezondheid en werkgelegenheid spiegelen aan de inhoud van nieuwe plannen. Hier komt ook de rol van de breed onderlegde ruimtelijke professional terug: de verbinder tussen sectoren en vertaler naar uitgangspunten voor ruimtelijke plannen. Met de nieuwe omgevingswet kan de integrale plankwaliteit alleen nog maar beter worden, de vraag is of we al geëquipeerd zijn integraal te werken. Dit betekent namelijk ook anders omgaan met financiering die nog altijd sectoraal georganiseerd zal zijn.
Het effect van de nieuwe Omgevingswet is nog niet uitgekristalliseerd. Wel biedt de omgevingswet een nieuw perspectief om intersectoraal werken, meer maatschappelijke betrokkenheid en een hogere integrale plankwaliteit met kortere besluitvormingstermijnen in praktijk te brengen.
Maarten is redacteur van de Rooilijn Stellingredactie en werkzaam als projectmanager Duurzaamheid bij gebiedsontwikkelaar AM. Hij is opgeleid als vastgoedkundige (HvA) en planoloog (UvA) en afgestudeerd in Urban Studies (UvA/Northeastern University) waar hij specialiseerde in de implementatie van duurzaamheid in gebiedsontwikkeling. Hij heeft gewerkt aan stedelijke vernieuwing bij de gemeente Amsterdam, het onderzoeksproject APRILab naar planningsdilemmas in ontwikkeling en werkt nu aan de strategie en implementatie van duurzame oplossingen voor gebiedsontwikkeling. Naast zijn werkzaamheden voor AM en Rooilijn is hij actief in de Nieuw Amsterdam Raadvan Pakhuis de Zwijger en als Fellow betrokken bij het onderzoeksprogramma Urban Arenas for just and sustainable cities.
Willem Salet (W.G.M.Salet@uva.nl) chaired Urban Planning from 1998 to 2017. He was the Scientific Director of the Amsterdam study center for the Metropolitan Environment AME (1997-2003). He was the President of the Association of European Schools of Planning (AESOP) 2008-2010 and was awarded AESOP Honorary Membership in 2016. As a sociologist and urban planner, Willem Salet specializes in the institutional aspects of metropolitan development. Institutions are conceived in sociological sense as the patterning of public norms. He investigates the cultural, legal and political dimensions of public norms in the making of sustainable metropolitan spaces.
Salet coordinated a lot of international and national comparative research into urban development, governance and strategic urban projects.
0 reacties