Een speelse verkenning vermomd als koffietafelboek

20 september 2023

Paul Cornet en Negar Sanaan Bensi (red) (2023)

Datapolis: Exploring the Footprint of Data on Our Planet and Beyond

nai010, Rotterdam

320 p.

ISBN 978-94-6208-719-4

39,95

 

Onze levens worden gevormd door data, soms ruimtelijk zichtbaar door grote datacenters en bekabeling, maar meestal onzichtbaar ‘in de cloud’. De invloed van data op steden en regio’s is immens, en wordt uitgediept in de nieuwe uitgave Datapolis: Exploring the Footprint of Data on Our Planet and Beyond. Het ziet er met zijn fraaie vormgeving uit als een koffietafelboek. Een categorie boeken waarvan mij altijd onduidelijk of het ook de bedoeling is dat ze worden gelezen. Maar Datapolis blijkt, naast dat het niet misstaat op de koffietafel, wel degelijk een interessante collectie bijdragen te bevatten.

Datapolis is een bloemlezing van oude en nieuwe teksten, illustraties en fotografie over ‘de materialiteit van data’, samengesteld door architecten Paul Cournet en Negar Sanaan Bensi. Het is een ‘platform om verschillende spectrums, perspectieven, mogelijkheden en uitdagingen te verkennen die digitalisering opwerpt voor het denken over en maken van onze omgeving.’ (p.15) Het concept materialiteit wordt op verschillende manieren geoperationaliseerd. Zo heeft het betrekking op de wijze waarop data onze architectuur en ruimtelijke ordening beïnvloedt, op de weerslag die virtuele fenomenen als ‘de cloud’ hebben op onze fysieke werkelijkheid, en over hoe onze lens op de werkelijkheid vertekent door gebruik van sensoren. De verspringende vormgeving van inhoudsopgave en de breedsprakige inleiding maken het navigeren er voor lezers niet makkelijker op, echt overzicht kreeg ik pas bij het lezen. Om elke bijdrage van het boek te beschrijven gaat te ver, maar hieronder enkele stukken die de lezer in de bundel treft en die de breedte ervan illustreren.

Van Raworth een tekst uit 2021 die ingaat op de materiele footprint van Artificiële Intelligentie (AI). In een stijl die doet denken aan de beroemde plaat ‘Anatomy of an AI System’ uit 2018 van dezelfde auteur beschrijft Raworth waar het winnen van grondstoffen voor bijvoorbeeld batterijen zijn weerslag heeft op de planeet. Door de plekken te bezoeken waar de grondstoffen (zoals lithium) worden gewonnen worden de gevolgen duidelijk. Mijnen van grondstoffen kan alleen uit als je kosten op anderen en volgende generaties kunt afwentelen, is de boodschap. Vandaar, zo wordt Tim Maughan aangehaald, is China ook zo’n grote leverancier van zeldzame mineralen, omdat er minder nauw wordt gelet op de ecologische schade. Ook de logistiek die nodig is voor gebruik van AI is onzichtbaar, maar enorm. Een interessant en zorgbarend inzicht voor lezers die niet bekend zijn met deze kant van digitalisering.

Het stuk van Mattern uit 2021 over Smart Cities gaat in op metaforen voor de stad en hoe die ons begrip sturen. In het ‘smart city’-veld is de metafoor een computer, het idee van een stad als een ‘control loop’ uit de cybernetica, waar stedelijke fenomenen permanent gemeten en bijgestuurd moeten worden. In deze metafoor bestaan alleen zaken die gemeten kunnen worden. Mattern plaatst deze metafoor in de historische context: het brein zien we ook als computer, omdat we in dit tijdperk nu eenmaal vol zijn van computers. Maar vroeger waren we vol van de telefoon en toen waren er blijkbaar theorieën waar het brein als telefoon werd gezien. Mattern stelt dat metaforen natuurlijk tekort schieten omdat ze de nadruk leggen op bepaalde aspecten van de stad en anders aspecten naar de achtergrond duwen. Wel was het inzichtelijker geweest als de auteur concreter had gemaakt waar de pijn optreedt als we dit niet doen. Waar zit deze metafoor de stedelijke ontwikkeling van ‘ gezonde, rechtvaardige en weerbare steden’ in de weg?

Waar een aantal andere hoofdstukken in de bundel aandacht vragen voor de hoeveelheid water en grondstoffen die dataverwerking nu en in komende jaren vraagt, bespreekt het hoofdstuk van Verzier juist een alternatief voor huidige datacentra: het opslaan van data in het DNA van planten. Blijkbaar is in 2013 (!) al het eerste computerprogramma in een plant geencodeerd en is er nog meer mogelijk. Laten we datacentra veranderen in databossen, zo is het idee. Dit lijkt natuurvriendelijker en beter voor de planeet. Maar ook daarbij kun je vraagtekens zetten, want mogen we als mensen informatie toevoegen aan hun genetische code, puur omdat dat ons zo uitkomt? Een terechte vraag in een tijdperk waar elk jaar weer blijkt dat we het bewustzijn en de intelligentie van planten en dieren lang hebben onderschat.

Chou schrijft over de relatie tussen informatie en het riool. Om te beginnen kunnen we steeds meer informatie over de samenleving uit het riool halen. Het meten in riolen is sinds covid-19 in versnelling geraakt, inmiddels worden alleen al in Nederland 300 rioolwaterzuiveringswaterinstellingen bemeten op Covid-19. En nauwkeuriger en lokaler bemeten van het riool, ook op drugs en medicijnengebruik, ligt in het verschiet.  Maar ook is het riool een datainfrastructuur – het is een simpele plek om glasvezel-dataverbindingen tot stand te brengen in de overvolle ondergrond.

Van Koerner’s hand een artikel dat begint met een vermakelijke vergelijking tussen ons gebruik van het woord cloud verwijzend naar aan elkaar geschakelde en samenwerkende servers, een wolk uit een sciencefiction film uit de jaren ’50 en het meteorologische fenomeen cloud, ofwel in het Nederlands: wolk. Verderop in het artikel raakt de auteur me kwijt: we gaan van de voetafdruk van materialen naar kolonialistische praktijken die nog altijd aanwezig zijn in de ligging van onderzeese kabels en de materialenketens waarop de productie van servers gebaseerd is. Dit hoofdstuk is een voorbeeld van de soms niet even heldere bijdragen in de bundel.

Sarkis, Barrio en Kozlowski stellen zich de vraag wat ongezien blijft in een wereld met een Google Earth-interface. Het gaat de auteurs daarbij niet om no-fly zones, camouflagenetten en het blurren van gevoelige locaties, maar om wat verloren gaat in het proces van dataverzameling en -ordening. Ze beschrijven hoe een groot aantal keuzes gemaakt wordt in het ontwerp van sensoren die gebruikt worden in remote sensing. Hierbij worden de keuzes bepaald door het initiële doel van de meting, waarbij telkens informatie verloren gaat. Dit gecombineerd met standaardisatieprocessen van satellietdata maakt dat we op grote schaal structureel informatie verliezen, terwijl we denken dat ons beeld van aarde volledig is. Voor mij een interessant thema, sinds Jaron Lanier in (2010) ‘You are not a Gadget’ schreef over hoe de MIDI-muziekstandaard grote schade heeft toegebracht aan muziektradities die gebruik maken van niet-westerse toonladders. Maar, net als eerder in de bundel: het blijft erg theoretisch, want hoe de omissie van informatie feitelijk in de echte wereld tot problemen leidt blijft onduidelijk.

Dan zijn er persoonlijke verhalen over het internet, nog een aantal grafisch schematische weergaven van delen van het datalandschap en een tijdlijn van het internet, …:  je kunt zien dat er veel moeite in Datapolis zit.

Wat ik in een bundel met de naam ‘datapolis’ mis en waar ik als politiek geograaf op had gehoopt, is meer aandacht voor machtsverschuivingen als gevolg van het grootschalig verzamelen van data in steden. Er zijn maatschappelijke grote zorgen over big tech, surveillance-staten, privacy en menselijke autonomie. Weliswaar er is de bijdrage van Lee, Van der Pol en Bichlmaier over de rol van surveillance en anti-surveillance technologie in de rellen in Hongkong in 2019/2020, maar hier had meer focus op mogen liggen.

Al met al blijft de fotografiereeks van Nederlandse datalandschappen van Paul Swagerman het meest bij me hangen. Prachtige en desolate platen van de plekken waar diepzeekabels aan land komen tot ondergrondse databunkers en geheel geautomatiseerde recyclingfabrieken. De hoeveelheid van verschillende landschappen en gebouwen die helemaal niet voor mensen ontworpen zijn, maar eerder voor robots en data geeft te denken. Tot nu toe had ik datacentra en magazijnen van Bol.com als separate fenomenen beschouwd, maar door ze als een categorie te presenteren, komen nieuwe vragen naar boven. Bijvoorbeeld welk deel van het ruimtebeslag nu, en in de nabije toekomst, zal bestaan uit dit soort gebieden waar mensen eigenlijk niet hoeven te zijn.

Datapolis bevat interessante bijdragen, maar het blijft erg theoretisch en abstract. Ik heb moeite voor me te zien voor welk publiek dit boek bedoeld is. Ik mis de logica van de bundeling van deze bijdragen in één boek. Maar misschien is dat omdat ik geen stedenbouwkundige ben. Dus uiteindelijk waardeer ik de bundel die geen koffietafelboek bleek te zijn vooral ook om z’n koffietafelboek-kwaliteiten: de fraaie platen.

Referenties

Lanier, J. (2010). You are not a Gadget: A Manifesto. Random House Inc, New York.

Author profile
Thijs Turel werkt als programmamanager Verantwoorde Stedelijke Digitalisering bij het AMS Institute.

Thijs Turel werkt als programmamanager Verantwoorde Stedelijke Digitalisering bij het AMS Institute in Amsterdam. Daarnaast zit hij in de programmaraad van Arcam.

Author profile
Thijs Turel werkt als programmamanager Verantwoorde Stedelijke Digitalisering bij het AMS Institute.

Thijs Turel werkt als programmamanager Verantwoorde Stedelijke Digitalisering bij het AMS Institute in Amsterdam. Daarnaast zit hij in de programmaraad van Arcam.

Recensie gegevens:
Auteur(s):Thijs Turèl
56

20 september 2023

De tekst en tabellen in deze bijdrage zijn gepubliceerd onder een CC BY-NC-ND licentie. Voor hergebruik van foto’s en illustraties dient u contact op te nemen met Rooilijn.
Whatsapp

Reageer op deze publicatie

0 reacties

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.