Toerisme is de afgelopen jaren zeer snel gegroeid en deze toename lijkt alleen maar sterker te worden. Hoewel deze ontwikkeling kan bijdragen aan economische groei, brengt ze ook nadelen met zich mee, vaak als overtoerisme aangeduid. Het project Smart City Hospitality heeft de stedelijke toerismeproblematiek geanalyseerd en een serious game ontwikkeld om belanghebbenden samen te laten reflecteren. Gezamenlijke beleidsontwikkeling is nodig, maar is een proces van lange adem aangezien mensen snel terug lijken te vallen in oude patronen.
Tijdens de vorige gemeenteraadsverkiezingen in Amsterdam was het tegengaan van het zogenaamde overtoerisme een belangrijk punt in de campagnes van verschillende partijen. Maatregelen gericht op het managen en reguleren van toerisme blijken echter onvoldoende om een langetermijnverandering te bewerkstelligen. Daarnaast blijkt controle op overtredingen op dit moment al lastig te zijn. In plaats van toerisme te zien als een vijand van een leefbare stad, is het dan ook verstandiger om meer fundamentele en doordachte keuzes te maken die ervoor kunnen zorgen dat de sector een positieve bijdrage gaat leveren aan een duurzame transformatie van de stad als geheel.
De stad als gastvrouw
Om dit te bereiken is het noodzakelijk om te komen tot een herijking van de manier waarop duurzaam stedelijk toerisme wordt gestimuleerd. Het doel van het project ‘Smart City Hospitality’, uitgevoerd door een internationaal consortium, geleid door Breda University of Applied Sciences, was daarom: het ontwikkelen van een raamwerk en een handvest voor het in gang zetten van interventiestrategieën die leiden tot duurzame stedelijke ontwikkeling. Om die beweging in gang te zetten is een uitgebreide literatuurstudie naar stedelijk toerisme uitgevoerd en zijn meer dan tachtig interviews in de zes deelnemende Europese steden afgenomen (Amsterdam, Belgrado, Darmstadt, Göteborg, Stavanger en Valencia). Daarnaast is een zogenaamde Q-studie uitgevoerd. Hiermee kunnen typologieën van verschillende meningen en houdingen worden geïdentificeerd door middel van het rangschikken van een set van stellingen over toerisme, de effecten van toerisme en beleid gericht op toerisme. Met de Q-methodologie is het mogelijk om specifieke wereldbeelden van respondenten te schetsen en de meer genuanceerde meningen over toerisme boven tafel te krijgen. De wereldbeelden laten duidelijk zien dat, zelfs binnen dezelfde stad en binnen dezelfde groep stakeholders binnen die stad, heel verschillend gedacht wordt over zaken zoals het betrekken van burgers bij beleidsvorming, focus op mensen of natuur, focus op leefbaarheid of economie.
De onderzoeksresultaten tonen aan dat problemen met stedelijk toerisme en overtoerisme niet los kunnen worden gezien van de lokale context, interesses en emoties van lokale belanghebbenden. Met andere woorden, stedelijk toerisme moet in samenhang met een reeks lokale kwesties en ontwikkelingen worden besproken. Met generieke interventiestrategieën om een overgang naar duurzaam stedelijk toerisme te stimuleren, zullen steden geen grip krijgen op overtoerisme.
Het is daarom onvoldoende om beleid exclusief te richten op het managen van bezoekersstromen. Nuttiger is het om te zorgen dat de stad een goede gastvrouw wordt voor bewoners, bezoekers en andere lokale belanghebbenden tezamen. Dit vereist dat toerisme wordt meegenomen in een breder debat en dat zijn ontwikkeling in samenspraak gebeurt met meerdere afdelingen binnen de lokale, regionale en soms zelfs nationale overheid, het bedrijfsleven en inwoners. Ook als deze op het eerste gezicht niet direct bij toerisme betrokken lijken te zijn.
In de praktijk blijkt het lastig om een dergelijk breder debat op gang te brengen. Zoals gezegd, kwam uit de Q-studie namelijk naar voren dat perspectieven op stedelijk toerisme zeer persoonlijk zijn en dat de verschillen tussen individuen zo groot zijn, dat het zo goed als onmogelijk is om consensus te krijgen over de te volgen strategie. Ook komen veel belanghebbenden elkaar in de dagelijkse praktijk nauwelijks tegen en maakt toerisme voor velen geen onderdeel uit van hun takenpakket. In plaats van de nadruk leggen op generieke strategieën die erop gericht zijn de negatieve impact van bezoekers te verminderen, is er binnen Smart City Hospitality daarom voor een procesbenadering gekozen. Bij deze aanpak ligt de nadruk op het samenbrengen van verschillende perspectieven en gezamenlijk reflecteren op potentiële interventies.
Design-gestuurde beleidsaanpak
Het Smart City Hospitality framework (figuur 1) is erop gericht om belanghebbenden op stedelijk niveau gezamenlijk te laten reflecteren op toeristische ontwikkelingen in hun stad of wijk. Het kan gebruikt worden als basis voor een design-gestuurde beleidsaanpak, die kan uitmonden in interventiestrategieën voor het omgaan met (toekomstige) (over)toerismekwesties. De grondgedachte achter het raamwerk is dat het in gang zetten van een transformatie alleen kan door middel van een inclusieve en participatieve strategie.
Gezien de sterk tegenstrijdige belangen die er binnen stedelijk toerisme spelen, is het niet reëel om voor beleidsmaatregelen en andere interventies te zoeken naar consensus. In plaats daarvan is het nodig om belanghebbenden hun verschillende wereldbeelden, inzichten en belangen te laten bediscussiëren om op basis daarvan tot nieuwe inzichten te komen. Niet iedereen hoeft het altijd overal mee eens te zijn, zolang er maar inzicht is in en begrip voor de achterliggende redenen. Daarnaast blijft zo iedereen betrokken bij een gezamenlijke poging om een transformatie in gang te zetten. Transformaties zijn in de praktijk zelfs vaak gebaat bij verschillende typen interventies die door uiteenlopende betrokkenen in hun eigen context parallel worden ingezet (Koens e.a. , 2019). Om deze reden wordt de term smart dan ook breder geïnterpreteerd dan alleen investeringen in technische infrastructuur. Het gaat met name ook om het creëren van samenspraak en gezamenlijke reflecties om zo te komen tot een eenduidige strategie. Dit kan ondersteund worden door digitale technologie, maar kan ook op een analoge wijze.
Hoewel het te ver gaat om binnen dit artikel het gehele raamwerk uit te leggen (zie hiervoor het artikel van Koens e.a., 2019), is het nuttig om aan te geven dat het een traditionele people, planet, profit (triple-p) duurzaamheidsbenadering combineert met het concept city hospitality – de mate waarin de stad een goede gastvrouw is voor al haar gebruikers. Dit wordt gevat in drie waarden: leefbaarheid , kwaliteit van ervaring en smart hospitality. Leefbaarheid wordt hierbij gedefinieerd als de kwaliteit van de stad als een plaats voor wonen en werken voor alle gebruikers van de stad. Kwaliteit van ervaring betreft de mate waarin de stad een goede kwaliteit aan vrijetijdservaringen kan bieden aan bezoekers en bewoners. Het uiteindelijke doel van het raamwerk is om bij te dragen aan een veerkrachtige stad waar vanuit gezamenlijkheid de stad duurzaam en bestendig wordt ontwikkeld. Smart hospitality wordt om deze reden gezien als de mate waarin verschillende belanghebbenden de mogelijkheid hebben en worden gestimuleerd om bij te dragen aan de toekomst van de stad.
Een praktische en speelse benadering
Om ervoor te zorgen dat het raamwerk deze rol ook in de praktijk kan vervullen en niet in theoretische abstracties blijft hangen, is ervoor gekozen om een serious game te ontwikkelen, Met dit instrument kunnen de relaties en spanningen tussen de verschillende waarden van het raamwerk op een praktische en speelse wijze inzichtelijk worden gemaakt. Het ontwikkelde spel duurt een dagdeel en kan gespeeld worden door vijftien tot twintig verschillende belanghebbenden en groeperingen in een stad (beleidsmakers, bedrijven, burgers, et cetera), en combineert een analoog bordspel met een digitaal dashboard. Het analoge deel van het spel wordt gespeeld op een spelbord van 1,5 bij 1,5 meter en bestaat uit hexagonale tegels die tezamen een geografische en voor de deelnemers herkenbare weergave vormen van de stad. Stedelijke ontwikkeling, gebouwen en attracties worden met 3D-geprinte iconen weergegeven.
Binnen het spel maken deelnemers gezamenlijk beleid in drie of meer rondes. Ze maken onderdeel uit van een van de vijf teams die allen verantwoordelijk zijn voor een ander onderdeel van stedelijke en toeristische ontwikkeling, zoals bijvoorbeeld infrastructuur of de hospitality-branche. Spelers nemen hierbij waar mogelijk een andere rol aan dan ze in de dagelijkse praktijk hebben, zodat ze inzicht krijgen in de handelingsperspectieven van andere belanghebbenden. De verschillende teams kunnen kiezen uit een serie maatregelen die specifiek gericht zijn op hun beleidsveld. Deze zijn voortgekomen uit onderzoek naar bestaande maatregelen in de zes deelnemende steden. Voorbeelden van maatregelen zijn het stimuleren of beperken van bepaalde typen accommodaties of toeristen, het autovrij maken van bepaalde gebieden, of het verduurzamen van bepaalde faciliteiten. Om de maatregelen uit te kunnen voeren, hebben de teams een beperkt aantal tokens gekregen, wat ze dwingt tot samenwerking, overleg en/of onderhandelen.
Het digitale dashboard is gebaseerd op een rekenmodel, dat de uitkomsten van de genomen beslissingen simuleert en het mogelijk maakt om na iedere ronde feedback aan de spelers te geven met behulp van de verschillende waarden van het Smart City Hospitality Framework (figuur 2 – de namen van de SCITHOS-waarden op het dashboard verschillen iets van die in het framework in verband met ruimtegebrek op het scherm). De impact van maatregelen wordt op een stedelijk niveau gemodelleerd met behulp van de SCITHOS-waarden en er wordt aangegeven in welke mate faciliteiten goed worden gebruikt en waar milieuproblemen dreigen. Ook wordt er voor de leefbaarheid en kwaliteit van ervaring van de stad specifiek gekeken naar de impact op vier zogenaamde ‘personas’, die bepaalde groepen bewoners of bezoekers representeren. Met het presenteren van deze feedback ontstaat er na elke ronde een moment waarop de deelnemers gezamenlijk de resultaten van hun beslissingen analyseren en interpreteren. Zeker als de resultaten niet overeenkomen met de verwachtingen, bijvoorbeeld omdat individuele deelnemers beleidsmaatregelen hebben genomen die elkaar tegenwerken, levert dit interessante discussies op.
Het spelverloop was redelijk gelijk in de zes deelnemende steden, waarbij in het begin de teams voornamelijk individueel speelden en de nadruk legden op het uitvoeren van de door hen voorgestelde maatregelen. Dit leidde vaak niet tot het door de spelers gewenste resultaat. Na een of twee discussieronden begonnen spelers coöperatiever te spelen. Er werd meer overlegd en spelers gaven uitleg over de redenen waarom ze een beleidsmaatregel speelden, zodat anderen hierop konden reageren en met alternatieve maatregelen konden komen. In sommige gevallen werden hiervoor voorbeelden uit de praktijk gebruikt en kwam een inhoudelijke discussie op gang die veel verder ging dan wat er binnen het spel was gebeurd. De betere samenwerking leidde ertoe dat spelers hun beleidsmaatregelen op elkaar gingen afstemmen en daarmee resultaten verkregen die meer overeenkwamen met hetgeen ze wilden bereiken.
Impact serious gaming-aanpak
Om een indruk te krijgen van de impact van het spel is de beleving van deelnemers aan de spelsessies onderzocht met behulp van een vragenlijst nadat het spel was beëindigd. Deelnemers gaven aan dat het wat tijd kostte om het spel te doorgronden, aangezien het een andere manier van samenwerking is dan ze gewend waren en het spel behoorlijk wat regels had. Ze waren echter erg positief over de spelervaring als geheel. Ze gaven aan dat het spel en het raamwerk hen hebben geholpen om de complexiteit van stedelijke toeristische ontwikkeling beter te begrijpen, en ook dat beslissingen die op het eerste gezicht niets met toerisme te maken hebben, toch een grote impact kunnen hebben.
Een ander punt dat werd gewaardeerd, is dat het spel de potentiële meerwaarde van samenwerking naar voren bracht. Ook dat het spel de spelers de mogelijkheid had geboden om in korte tijd een grote verscheidenheid aan belanghebbenden te ontmoeten en hun standpunten te begrijpen werd als positief ervaren. Het is hiervoor wel belangrijk dat mensen open staan voor dit soort nieuwe ontmoetingen. Hoewel dit in Nederland redelijk vanzelfsprekend was, bleek dit niet altijd even gemakkelijk in steden die bestuurlijk meer top-down georiënteerd waren. In die context leek het erop dat mensen minder snel het achterste van hun tong lieten zien. Dit is een beperking van een dergelijke werkvorm, hoewel dit mogelijk verminderd kan worden door mensen voor te bereiden en bijvoorbeeld een stad die niet de hunne is te laten spelen.
Om een indruk te krijgen van de langetermijnimpact van het spel, zijn de contactpersonen binnen de steden een half jaar nadat het spel werd gespeeld opnieuw bevraagd. Ook in dit latere stadium keken zij nog steeds positief terug op de ervaring, maar ze gaven ook aan dat het spel niet direct tot nieuw beleid heeft geleid. Dit is op zich niet verrassend; het is onwaarschijnlijk dat een enkele ervaring een dergelijke impact zal hebben. Het geeft echter wel aan dat een meer integrale aanpak van beleidsdenken op dit gebied vereist is.
Hoewel het Smart City Hospitality project inmiddels is afgelopen, betekent dit niet dat het raamwerk en het spel niet doorontwikkeld worden. Het spel is inmiddels alweer meerdere keren gespeeld en blijkt flexibel genoeg om ook toegepast te kunnen worden op een ander schaalniveau (het is een keer gespeeld op een regionaal niveau in Noord-Holland). Ook zal het spel worden doorontwikkeld met het oog op verduurzaming van cultureel toerisme in het Horizon 2020 project ‘SmartCulTour’ wat 1 februari 2020 is gestart.
Samenvattend kan dus gezegd worden dat het spel een sterke meerwaarde heeft voor het samenbrengen van mensen en het geven van inzicht in de complexiteit van toeristische ontwikkeling, met name in steden waar een redelijk open beleidscultuur heerst. Tegelijkertijd leidt het spelen van een spel op zichzelf niet automatisch tot innovaties in beleid. Hiervoor zullen steden een langdurig traject in moeten gaan, waarbij ze op gezette tijden bijeenkomen. Het is dan wel belangrijk dat toeristische ontwikkeling in een breder stedelijk kader wordt geplaatst en samenwerking tussen verschillende belanghebbenden wordt gestimuleerd. Hiervoor kan het Smart City Hospitality framework, zeker voor degenen die het spel hebben gespeeld, een goede basis voor discussies bieden. Op deze wijze kan toerisme worden ingezet om bij te dragen aan oplossingen voor bredere stedelijke problemen en het benutten van contextspecifieke kansen.
Dit artikel verscheen eerder in Rooilijn, jaargang 53, nummer 2, pp 94-101.
Dr. Ko Koens is sinds februari lector van de onderzoekslijn New Urban Tourism bij hogeschool Inholland en daarmee onderdeel van de onderzoeksgroep Creative Business. Door urbanisatie en groeiend stedelijk toerisme neemt de druk op steden toe. Hoe vinden we een nieuwe balans tussen bezoekers en bewoners waarbij toerisme en sociale transformatie in wijken hand in hand kunnen gaan? Koens zoekt en analyseert internationaal goede voorbeelden en onderzoekt en beproeft lokaal nieuwe initiatieven vanuit de living labs van Inholland.
Daarnaast werkt hij als Associate Professor Hotel en Facility bij de Breda University of Applied Sciences (BUas).
Frans Melissen (1971) attained his MSc and PhD degrees (Industrial Engineering and Management Science) from Eindhoven University of Technology, where he also worked as a student counselor and lecturer/researcher. Subsequently, he joined the Faculty of Business and Economics of the University of Groningen as an associate professor. In 2006 he started his career at Breda University of Applied Sciences and he is the University’s Professor of Sustainable Experience Design. Together with Lars Moratis, he is also the University’s Professor of Management Education for Sustainability and Chair in Management Education for Sustainability at Antwerp Management School.
Through his Sustainable Experience Design professorship, it is Frans’ ambition to contribute to developing, successfully applying and disseminating theories, methods, tools and techniques that could assist organizations, businesses, professionals, and the like, in hospitality, tourism, events and beyond, in successfully designing (and staging) sustainable (hospitality) experiences.
Through his Professorship/Chair in Management Education for Sustainability (a cooperation between Breda University of Applied Sciences and Antwerp Management School), together with his co-professor/chair Lars Moratis, he aims to develop new knowledge and ideas about the state of, strategies for and visions about management education for sustainability and apply and share these insights within the educational and the business sector.
Through both Professorships, Frans aspires to serve as a force for change on the interface of sustainability, education, and business, and thus contribute to a sustainable transformation of wider society.
0 reacties