In veel landen wordt geworsteld met de bestuurlijke aanpak van regionale ruimtelijke vraagstukken. Moet de bestuurlijke indeling worden aangepast? Zo ja, moet dat voor het hele land worden gedaan? Of zou een nieuwe bestuurlijke indeling zich kunnen beperken tot die regio’s waar de ruimtelijke samenhangen het sterkst zijn, zoals de grotere stedelijke regio’s met hun verstrengelde woningmarkten en intensieve mobiliteit?
Welke oplossing ook wordt voorgesteld, er ontstaat altijd rumoer. Onder bestuurders omdat hun bestuurszetel verdwijnt of dreigt te verdwijnen. Onder burgers omdat zij zich niet herkennen in een nieuwe bestuurlijke entiteit of bevreesd zijn om op te gaan in de grote, centrale stad. Onder nationale politici, vooral van liberale snit, omdat nieuwe, grotere bestuurlijke eenheden wel eens erg machtig zouden kunnen worden: teveel overheid.
Zogeheten asymmetrische regiovorming die zich beperkt tot één of slechts een beperkt aantal regio’s – recent voorbeeld: de veertien Città Metropolitana in Italië – laat zich betrekkelijk makkelijk weer terugdraaien afhankelijk van de richting van de politieke wind. Voorbeelden zijn de Greater London Council die 23 jaar na oprichting in 1986 de nek werd omgedraaid. Een meer recent voorbeeld: de Deense Hovedstadens Udviklingsråd (‘Hoofdstedelijke Ontwikkelingsraad’) die er in 2007, in een sluw proces van gecentraliseerde decentralisatie, aan moest geloven. Bevoegdheden op het vlak van ruimtelijke ordening werden in uitgedunde vorm overgenomen door de nationale overheid (Andersen, 2008).
Een voorbeeld van Nederlandse snit wordt gevormd door de acht WGR-plus gebieden (WGR: Wet Gemeenschappelijke Regelingen). Negen jaar na hun instelling hielden deze in 2015 op in hun bestaan. Hiermee kwam een einde (althans: ten dele) aan decennialange discussies over de herindeling van het binnenlands bestuur waarin zo’n beetje alle denkbare varianten van regionaal bestuur de revue passeerden. Als het al kwam tot wetsvoorstellen werden die veelal en route bijgesteld en weer ingetrokken.
Dit politieke steekspel, zo men wil: lijdensweg, begon met de Tweede nota over de ruimtelijke ordening uit 1966, waarin een vondst van ruimtelijke onderzoekers en stedenbouwkundige ontwerpers werd gepresenteerd. Steden en dorpen zouden op tal van plekken, net zoals in het buitenland, opgaan in een nieuwe ruimtelijke entiteit: het stadsgewest. De inrichting van bestuur zou aangepast moeten worden aan die nieuwe realiteit. Uiteindelijk werd het dus niets. Een zogeheten vierde bestuurslaag tussen gemeente en provincie, met gekozen volksvertegenwoordigers, voert bestuurlijke drukte al te zeer op. Een bestuurslaag zonder een direct gekozen bestuur – zoals de acht WGR-plus regio’s – ontbeert legitimiteit.
Achteraf zou geconcludeerd kunnen worden dat een bestuursconstructie met zo’n wanstaltige naam gedoemd was om te sterven. Dat gezegd hebbende: wat is de situatie thans? Feitelijke is sprake van een dikke, voor de buitenwacht (burgers zogezegd) schier ontoegankelijke, vierde bestuurslaag met een zeer fragiele vorm van legitimiteit. Er zijn vele honderden samenwerkingsverbanden die hun wettelijke grondslag hebben in de Wet Gemeenschappelijke Regelingen. Sommigen komen zelfs tot 1.200, zoals Annemarie Kok van de Rijksuniversiteit Groningen (zie haar artikel in het NRC en op de website van het Montesquieu Instituut). Als dit getal klopt is het WGR register op Overheid.nl, dat ruim 400 regelingen laat zien, verre van compleet.
Veel gemeenschappelijke regelingen betreffen taken van gemeenten (en soms ook van waterschappen en provincies) die opgeschaald kennelijk op een meer efficiënte wijze kunnen worden uitgevoerd dan wel zonder opschaling helemaal niet (meer) kunnen worden waargemaakt. Het overhevelen van (zorg)taken met uitgeklede budgetten en, straks met de Omgevingswet, nieuwe, verzwaarde taken naar het lokaal bestuur kan niet anders worden aangeduid als gemankeerde decentralisatie, een variant die in de academische literatuur bij mijn weten nog niet geïdentificeerd is.
Om het verhaal over regio’s compleet te maken moet, tot slot, ook nog gekeken worden naar regio-indelingen waarvoor het rijk verantwoordelijk is (zie regioatlas.nl). Hier gaat het om 79 indelingen, die bij elkaar opgeteld leiden tot 1.018 verschillende regio’s, inclusief de voor ruimtelijke ontwikkeling niet onbelangrijke acht MIRT-gebieden en de dertig Regionale Energiestrategiën, beide voorbeelden van ver doorgevoerde sectorale beleidsverkokering. Het staat de lezer vrij om van 1.028 het getal twaalf af te trekken, zijnde de provincies. De meest gepasseerde bestuurslaag die het land rijk is.
Zijn interesse gaat uit naar planning, governance en ruimtelijk ontwerpen op het regionale en nationale schaalniveau en naar pogingen om te komen tot vormen van ruimtelijke planning op transnationaal en EU niveau.
Hij heeft planologie gestudeerd op de Universiteit van Amsterdam en is daar in 1991 gepromoveerd op een proefschrift over ruimtelijke concepten. Na enige jaren gewerkt te hebben bij een planologisch en stedenbouwkundig adviesbureau keerde hij in 1994 terug als postdoc om, samen met Andreas Faludi, onderzoek te doen naar European spatial planning.
In 2000 maakte hij de overstap naar de Technische Universiteit Delft en werd daar in 2008 hoogleraar. Zijn meest recente publicaties zijn de bij Routledge verschenen bundel The Randstad: A polycentric metropolis, geredigeerd samen met Vincent Nadin en The Routledge Handbook of Regional Design,geredigeerd samen met Michael Neuman.
Nabrander: op 24 juni j.l. bracht de Raad voor het Openbaar Bestuur het advies uit ‘Droomland of niemandsland?; Uitgangspunten voor het besturen van regio’s’. Het persbericht opent aldus: “Nu steeds meer taken op een regionaal niveau tussen gemeenten en provincies worden belegd, moet het nieuwe kabinet er werk van maken om regio’s democratischer te organiseren. Bovendien moet de wildgroei aan regionale samenwerkingsverbanden worden gestopt en heeft het Rijk tot taak om te sturen op een meer congruente regio-indeling.” Zie: https://www.raadopenbaarbestuur.nl/actueel/nieuws/2021/06/24/regio-moet-democratischer