Werken met de natuur

29 september 2023

Wanneer je op Funda kijkt, zie je dat 8 van de 10 aangeboden woningen een tegeltuin hebben, aangeprezen als onderhoudsvriendelijke tuin. De verstening van het stedelijk landschap schrijdt voort en dat is wrang in een tijd waarin klimaatsverandering de hittegolven heter en de stortbuien heviger maakt. Met de landelijke actie Steenbreek (https://steenbreek.nl) en veel gemeentelijke initiatieven om tegelwippen te stimuleren wordt geprobeerd om het tij te keren, maar tevergeefs. De tegenkrachten zijn te sterk. Dat heeft onder meer te maken met het verdwijnen van de huisvrouw, die vroeger vaak ook tuinvrouw was. In het perspectief van de emancipatie kun je daar natuurlijk alleen maar blij mee zijn. Die ontwikkeling willen we niet terugdraaien. De tegeltuin is echter ook vaak een esthetische kwestie. Er is een sterke stroming die keurige tegels veel mooier vindt en groen vooral als onkruid ziet.

Blauwgroene structuren in stedelijke gebieden

Tegen die stroom is moeilijk op te roeien. Het blijft belangrijk om met goede voorbeelden te laten zien dat ook een groene tuin onderhoudsvriendelijk kan zijn. Maar de kansrijke oplossingen voor de hittestress en overstromingen zullen we in een andere richting moeten zoeken: in de groenstructuur op wijk- en stadsniveau. Dat gaat over parken en over beschaduwde looproutes. Het gaat over schaduw en koelte en over verdamping die de temperatuur verlaagt. De groenstructuur kan meestal in nauwe samenhang met de waterstructuur worden ontwikkeld. Dan gaat het over een goede opvang van regenwater, over piekberging voor zware buien. Op de hogere gronden zijn in veel steden al wadi’s aangelegd die de piek opvangen en laten infiltreren. In het lage polderland kunnen we op veel plaatsen voorwaarden scheppen voor fluctuerend waterpeil. Vooral aan de randen van de stad kan seizoensberging, het vasthouden van regenwater in de regentijd om voldoende reserve te hebben voor droge tijden, een rol spelen. Vaak kan waterzuivering, door bij voorbeeld rietkragen, hierbij een rol spelen. Dit zijn concrete voorbeelden van werken met de natuur in de bestaande stad. Participatie van bewoners en gebruikers kan hierbij een grote rol spelen. Andere bekende illustraties van werken met de natuur zijn het programma Ruimte voor de Rivier en de strategie voor Dynamisch Kustbeheer.

Deze voorbeelden laten zien dat en hoe natuur uit de hoek van natuurbehoud en in het centrum van menselijk handelen kan komen. Natuurbehoud blijft belangrijk maar de kern wordt verlegd naar werken met de natuur. Het besef dat dit nodig is drong in de afgelopen eeuw in golven door tot ontwerpers, planners en politici. Elke keer waren er ook weer tegenkrachten die de golf terugdrongen.

Design with Nature

In de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw ging natuur in de betekenis van natuurlijke processen en natuurlijke condities een belangrijker rol spelen in planning en ontwerp van stedelijke landschappen. Een duidelijke document daarvan is Design with Nature van landschapsarchitect Ian Mc Harg (1970), die, bijvoorbeeld in Washington DC begint met de geologische kaarten om de basis van het ecosysteem te begrijpen. Hij treedt hiermee in het voetspoor van pioniers als Olmsted, Geddes en Mumford. Natuur krijgt hier de lading van basisvoorwaarden en deze lijn wordt voortgezet door Mc Hargs leerlingen. Anne Whiston Spirn maakt in The Granite Garden (1984) duidelijk dat ook de stad een ecosysteem is en Michael Hough geeft in zijn City Form and Natural Process (1984) vele overtuigende voorbeelden waarbij werken met de natuur een sleutelrol speelt in het ontwerpproces voor het stedelijk landschap. Natuur krijgt dan een heel andere lading: niet grenzen stellen maar richting geven aan plannen, aan beleid. Dat was ook het uitgangspunt voor de in dezelfde periode ontstane benadering van Frans Maas en Leo Tummers in hun ontwerp voor de wijk Haagse Beemden in Breda dat begin jaren 70 ontstond. In Delft bij de Faculteit Bouwkunde ontstond onder leiding van Frans Maas eind jaren 60 een vakgroep Landschapskunde en Ecologie waar deze ideeën over werken met de natuur verder uitgewerkt werden en ik had het voorrecht één van de medewerkers te zijn. Voor mij was het ook een persoonlijke ommezwaai: van natuurbescherming naar werken met de natuur. Die sluiten elkaar uiteraard niet uit maar de benadering is heel anders.

De milieugolf van de jaren 60 tot 80

Omgaan met natuurlijke condities en natuurlijke processen als basis voor een ecologische benadering kwam duidelijk in beeld in de golf van milieubewustzijn van de jaren 60 en 70. Design with Nature is daar een voorbeeld van maar de golf was veel breder. Natuur en Milieu vonden elkaar, in Nederland voortaan gebundeld in één Stichting. De milieuwetgeving kwam goed op gang en er kwam zelfs aandacht voor Grenzen aan de groei, voor de economische motor die tot grote milieuproblemen kan leiden. Begin jaren 80 echter, keerde het tij. De economische crisis van die periode en het verlangen om de verworven welvaart vast te houden leidde tot een hoofdrol voor Reagan en Thatcher en andere leiders voor wie het op groei gebaseerde economisch denken weer centraal kwam te staan. Milieu raakte in het maatschappelijke en politieke leven weer wat op de achtergrond en natuur werd opnieuw in de hoek geschoven van natuurbehoud, ver van de stad en ver van het gewone leven. In een Vader en Zoon prent van Peter van Straten zegt de vader: Zeur niet zo over het milieu, geniet liever van de natuur.

In de architectuuropleiding in Delft rekende Carel Weeber af met de ecologische benadering van stedelijk ontwerpen die maar tot bloemkoolwijken leidde. Daarmee werd natuur ook door ontwerpers weer in de hoek gezet, de hoek van een romantische vormentaal. Die moest plaatsmaken voor strakke vormen, het grid werd weer de norm. Niet zo origineel maar wel een esthetisch toonbeeld van beheersing. De belangstelling van architectuurstudenten voor design with nature nam sterk af. Bij de colleges ecologie zaten nu, begin 1980, nog tien studenten in de zaal in plaats van 200.

De sustainable development-golf

Dat duurde tot rond 1990 toen er een nieuwe milieugolf optrad. In het economische en politieke denken kwam het begrip sustainable development op en ook in de wereld van planning en ontwerp kwam ecologie als werken met de natuur weer in het centrum van de belangstelling. Dat was een internationale trend die onder meer leidde tot de VN milieuconferentie in Rio in 1992. In Nederland werd door de Rijks Planologische Dienst,
onder aanvoering van Henk ter Heide, Jan Goedman en Jenneken Berends, een ecologische benadering ontwikkeld van stedelijke planning en ontwerp, waaraan ik ook mijn bijdrage kon leveren. Het leidde tot strategische concepten zoals Ecópolis en de Strategie van de Twee Netwerken, die onder meer het uitgangspunt vormde voor één van de scenario’s voor Nederland in 2030. In de praktijk werkte dit denken sterk door in stedelijke projecten, zoals de Utrechtse wijk Leidsche Rijn, Wateringse Veld in De Haag, de Waalsprong in Nijmegen en de herstructurering van Haarlem Schalkwijk, om maar enkele voorbeelden te noemen.

Een ongemakkelijke waarheid

In de nieuwe eeuw blijft de milieugolf uit de jaren 90 nog wel doorwerken, bij voorbeeld in de Sustainable Development Goals en de VN conferenties. Die vlag dekt helaas niet de hele lading, want parallel hieraan is de globalisering van de economie op gang gekomen met zijn vrijhandelsverdragen en met ingrijpende gevolgen voor industrie en landbouw. Daarmee raakt de aandacht voor natuurlijke condities en natuurlijke processen weer op de achtergrond totdat in steeds bredere kring het besef van de klimaatsverandering begint door te dringen. Al Gore heeft in 2006 die Ongemakkelijke Waarheid treffend in beeld gebracht. Zo treffend dat het voor sommigen te ongemakkelijk wordt. Dat kan niet waar zijn!

Helaas, het is waar en het dwingt ons tot een fundamentele bezinning. In steeds bredere kringen en vooral ook bij de jongere generaties dringt dit besef door. Gelukkig staat het nu ook hoog op de politieke agenda. De kernproblemen zoals die van klimaat en energie, van overstromingen en droogte, vragen dringend om een bevrijding van natuur uit het hoekjesdenken en het centraal stellen van werken met de natuur. Daarmee wordt gewerkt aan de basisvoorwaarden voor het menselijk leven en overleven.

Deze column maakt deel uit van een serie van Sybrand Tjallingii, getiteld: ‘Natuur, van grens naar drager.’ Klik hier om deel 1 te lezen!

Author profile
Sybrand studeerde biologie in Utrecht en heeft gewerkt als onderzoeker bij de RU Utrecht (landschapsonderzoek), TU Delft (bouwkunde), en Alterra Wageningen.

Sybrand studeerde biologie in Utrecht en was in zijn werkzame leven actief als onderzoeker bij de RU Utrecht (landbouwonderzoek), TU Delft (bouwkunde) en Alterra Wageningen. Daarnaast heeft hij als gastdocent gewerkt in Venetië en Brussel.

Author profile
Sybrand studeerde biologie in Utrecht en heeft gewerkt als onderzoeker bij de RU Utrecht (landschapsonderzoek), TU Delft (bouwkunde), en Alterra Wageningen.

Sybrand studeerde biologie in Utrecht en was in zijn werkzame leven actief als onderzoeker bij de RU Utrecht (landbouwonderzoek), TU Delft (bouwkunde) en Alterra Wageningen. Daarnaast heeft hij als gastdocent gewerkt in Venetië en Brussel.

Column gegevens:

29 september 2023

De tekst en tabellen in deze bijdrage zijn gepubliceerd onder een CC BY-NC-ND licentie. Voor hergebruik van foto’s en illustraties dient u contact op te nemen met Rooilijn.
Whatsapp

Reageer op deze column

0 reacties

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.