Natuur zit in de hoek. De biodiversiteit holt achteruit en de kwaliteit van Natuurgebieden wordt steeds meer bedreigd. Om de Natuur te beschermen zijn Europese afspraken gemaakt. Nederland komt zijn Europese verplichtingen voor Natura 2000 gebieden niet na en de rechter heeft de politiek teruggefloten: de stikstofuitstoot dichtbij natuurgebieden is veel te hoog. De regering wil hier boeren dan maar uitkopen. Dat stuit op veel weerstand: “dan moeten er maar wat minder natuurgebieden komen.” Dat verzet speelt niet alleen bij de boeren. Ook in de stedenbouw, de industrie en het verkeer wordt Natuur steeds meer als een hinderlijke randvoorwaarde ervaren. En waar komt die hinder uit voort? Uit de hoek van de natuurbescherming.
Het verlangen naar wilde natuur werd al duidelijk in de laatste periode van de negentiende eeuw. Parijse schilders trokken de stad uit naar Barbizon in het bos van Fontainebleau en voor schilders van de Haagse School werd dat het dorpje Noorden bij de Nieuwkoopse plassen. Weissenbruch ging er heen “om een klap van de natuur te krijgen”. Natuur en stad werden beleefd als verschillende werelden. Het contrast begon een aantrekkingskracht te krijgen. In die tijd ontstond ook het idee om natuur te beschermen. In Nederland werd de concrete aanleiding de dreiging om het Naardermeer vol te storten met stadsafval uit Amsterdam. Het verzet van een groep verontruste burgers leidde tot de oprichting van de Vereniging tot behoud van Natuurmonumenten in 1906. Natuurbescherming is ontstaan in een bepaalde hoek van de samenleving. De laatste vijftig jaar is het wel een breed gedragen stroming geworden, maar de steun voor natuurbescherming komt toch vooral van groepen stadsbewoners. Boeren hebben het niet uitgevonden. Mede daardoor wordt natuur makkelijk in de hoek gezet van een leuke hobby voor stedelingen die veraf staan van het echte leven van hard werken, boeren en bouwen. Dat idee is al oud. De dichter Bloem zei het al in de jaren veertig van de vorige eeuw: “Natuur is voor tevredenen of legen”. Zolang er weinig conflicten zijn leidt deze opvatting niet tot grote problemen. In de naoorlogse ontwikkeling van industrie, stedenbouw en landbouw, groeiden echter de spanningen en aanvaringen.
Zo was het vanzelfsprekend dat ik, begin jaren zeventig, als landschapskundige met een biologische achtergrond in de eerste baan na mijn studie actief werd in het Kromme Rijn Project, een interdisciplinair onderzoek waarin de waarde van natuur in kaart werd gebracht om die te beschermen. De resulterende kaarten maakten duidelijk waar in het landschap ten oosten van de stad Utrecht de conflicten lagen. Een sprekend voorbeeld was de heftige discussie over het plan om dwars door het landgoed Amelisweerd een nieuwe autoweg aan te leggen. Nu er vijftig jaar later plannen zijn voor de verbreding van die weg ontstaan er opnieuw spanningen. Natuur en stedelijke ontwikkeling worden als tegenstanders gezien. In de praktijk lukt het niet goed om natuur uit die hoek te krijgen en te integreren in handelingsgerichte strategieën voor de langere termijn.
Tegenwoordig is biodiversiteit het kernbegrip in de discussies over de praktijk van omgaan met de natuur. Dat zien we niet alleen in de stikstofdiscussie maar ook in de stad. Begin jaren negentig was ik betrokken bij de oprichting van het Platform Stedelijke Ecologie dat ontwerpers en ecologen in Nederland bij elkaar bracht in het werken aan de ecologische stad: Ecopolis. De samenwerking tussen die disciplines leverde veel nieuwe plannen op, zoals in het project Voorbeeldplannen bij de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening. Ook in veel VINEX-wijken speelde deze gedachtegang bij ontwerp en realisatie een grote rol. Bij het Platform stond de ecologie van de stad centraal. Natuur kwam al een beetje uit de hoek. Dat was blijkbaar toch wat te hoog gegrepen want toen, halverwege de jaren negentig, steeds meer steden een stadsecoloog kregen, werden dat toch biologen die zich richtten op wilde planten en dieren in de stad, op ecologie in de stad. Het Platform bloedde dood. Ecologie en natuur werden weer in de hoek gezet. De stadsecologen ontdekten overigens wel dat het stedelijke landschap goede voorwaarden kan scheppen voor biodiversiteit. Stad en natuur is niet meer de belangrijkste tegenstelling. Zowel in de stedenbouw als in de landbouw kan samenwerken met groen- en natuurbeheer niet alleen positief werken voor de biodiversiteit maar ook verdienmodellen opleveren.
Toch is dat een hardnekkig misverstand, zeker bij economische tegenwind. Na de economische crisis van 2008 leidde het idee dat de natuur maar een kostbare ‘hobby’ is in Nederland tot zeer drastische bezuinigingen op de overheidsbijdrage aan natuur. Dat gold overigens ook voor die andere ‘hobby’: cultuur. Voor grote projecten komt het overigens wel goed uit dat natuur in de hoek zit. Zo werd in de onderhandelingen tussen de havenbazen en natuurorganisaties in 2008 besloten om ter compensatie van de Tweede Maasvlakte uitbreiding van de Rotterdamse haven een natuurgebied te ontwikkelen in het Buijtenland van Rhoon, een groen akkerbouwgebied aan de zuidwestrand van de stad. Boeren waren niet betrokken bij het overleg. Het idee van natuur in de hoek leent zich daarvoor. Met integratie van ecologie in het landschap en in het handelen heeft het weinig te maken. In het Buijtenland van Rhoon leidde het tot verzet en impasse. Gelukkig is het inmiddels vlot getrokken door een actieve boerencoöperatie die een integraal plan heeft ontwikkeld. De aandacht voor biodiversiteit is terecht, maar het risico van hokjesdenken en het daarmee verbonden compensatiedenken leidt tot een ontsnappingsstrategie die de aandacht afleidt van de motoren van de klimaatproblematiek.
Dat brengt ons wel bij de vraag: wat is natuur? Overleven, welvaart, en ruimtelijke inrichting zijn nauw verbonden met klimaatverandering en energie, met vervuiling en afval, en met schoon en voldoende drinkwater. Daarbij gaat het niet zo zeer over natuurgebieden en soortenrijkdom maar om natuurlijke processen en natuurlijke condities en hoe wij daar mee omgaan. Dat is natuur die niet in een hoek zit maar basisvoorwaarden schept voor ons leven op aarde. Biodiversiteit is wel een indicator die aangeeft dat we verkeerd omgaan met natuurlijke processen en condities. Het centraal stellen van biodiversiteit en natuurbescherming is belangrijk, maar leidt ook tot symptoombestrijding en daarmee komen we er niet. Het leidt af van een meer centrale rol van natuurlijke processen en natuurlijke condities. Dat is werken met de natuur in het gewone leven, boeren en bouwen en dus in de integratie van ontwerp, planning en beleid. Dat gebeurt veel te weinig en daar wringt de schoen.
Gelukkig zien we opnieuw tegenstromen ontstaan. In steeds bredere kringen en vooral ook bij de jongere generaties dringt het besef van steeds grotere urgentie door. De kernproblemen zoals die van klimaat en energie vragen dringend om een bevrijding van natuur uit het hoekjesdenken. Ruimtelijke ordening is weer terug van weggeweest en het belangrijk om hierin het werken met natuurlijke condities te integreren. Dan gaat het niet primair om grenzen stellen maar om voorwaarden scheppen en richting geven. Pas als we dat doen komt natuur uit de hoek. Het is in dit verband veelbelovend dat in de Ruimtelijke Ordening de onderlaag uit de lagenbenadering nu ook ingevuld wordt met de ondergrond als drager van natuurlijke condities. In het beleid krijgt Bodem en Water Sturend meer aandacht. Dat klinkt goed. Maar de vraag hoe we dit beleid uitvoeren is cruciaal. Waar is wat werkt. Gelukkig zijn er ondertussen veel goede praktijkvoorbeelden, oude en nieuwe, waar we kunnen zien wat werkt. Wie welke rol speelt, welke verdienmodellen ermee samenhangen en hoe het er uitziet. Pas als er een breder gedragen besef ontstaat van de noodzaak én de praktische mogelijkheden, ontstaan er nieuwe perspectieven. Voorbeeldplannen die gerealiseerd worden, projecten die werken. Zouden we op die manier de natuur uit de hoek kunnen trekken?
Sybrand studeerde biologie in Utrecht en was in zijn werkzame leven actief als onderzoeker bij de RU Utrecht (landbouwonderzoek), TU Delft (bouwkunde) en Alterra Wageningen. Daarnaast heeft hij als gastdocent gewerkt in Venetië en Brussel.
0 reacties