Nu de pretparken nog steeds gesloten zijn, neemt de Mall of the Netherlands in Leidschendam de plaats in van de Efteling. Het is er gezellig druk, hier en daar ook té – maar dat lijkt niemand te deren. Het winkelcentrum is net ingrijpend gerenoveerd en het parkeren is (tijdelijk) gratis. Dus wat let je?
Ik wil het zien omdat ik benieuwd ben wat, if anything, we hier kunnen leren over de toekomst van onze winkelstraten na corona. Deze glimmende nieuwe Mall verschijnt in het winkellandschap op een penibel moment: de winkelstraten hebben het na de maandenlange sluiting moeilijk en de leegstand neemt toe. Als de steunmaatregelen van de overheid zijn uitgewerkt zal die nog verder omhoogschieten. Ketens als H&M en Hema verkleinen het aantal filialen, veel zelfstandigen zullen het na de maandenlange sluiting niet redden. De bekende touroperator D-Reizen heeft al het loodje gelegd.
Hoe ziet het winkelen er post-corona uit? Vorige week heeft het Ministerie van Economische Zaken aangekondigd honderd miljoen uit te trekken voor ‘het realiseren van toekomstbestendige winkelstraten en vitale binnensteden’. Zoals ik in het opiniestuk ‘Weg met de winkelstraat’ voor NRC schreef, kan deze ellende ook de veelbesproken reset bieden. Dit is, met alle pijn van dien, de kans om de huidige monocultuur van de winkelstraten te veranderen. Weg met de eendere betonnen troggen met etalages vol eendere spullen, op naar winkelstraten die groener, socialer, lokaler, ambachtelijker en afwisselender zijn. Met minder winkels en meer woningen en wellicht ook werkplekken. Dat zal betekenen dat er nieuwe, soms tijdelijke niet-retail functies in de winkelstraten komen en dat de winkels zullen moeten indikken. Niet makkelijk, maar het kan.
En het is nodig. We weten allang dat we veel te veel winkelmeters hebben in Nederland, en dat terwijl we steeds meer online kopen. Zoals lector Cees-Jan Pen van Hogeschool Fontys tegen me zei: “De binnensteden worden gegijzeld door de retail.” Het grootste verschil tussen een mall en een straat is dat de mall als één samenhangend geheel is bedacht, met één eigenaar en één beheerregime. Het eerste is weliswaar de concurrent van de tweede, maar nu we nadenken over hoe we de binnenstad aantrekkelijker maken en houden, zijn er misschien lessons to be learned van het winkelcentrum. De winkelstraten kunnen hun voordeel doen met die samenhang in beheer en presentatie.
In een blog over de Mall prees onderzoeker Gert-Jan Slob van Locatus, marktleider op het gebied van retailinformatie, de duidelijke indeling in sfeergebieden, de bijdrage van alle winkels aan gezamenlijke marketing en evenementen, de strakke regie van de beheerder: “Die dient het grotere belang en dat grotere belang is op de langer termijn toch eigenbelang”. Dat geldt evenzeer voor de winkelstraat als voor het winkelcentrum.
De crisis zit de middenstand, en daarmee de winkelstraten, op de hielen. De winkelstraat spiegelt zich niet aan een gesloten wereld als de Mall, maar de Mall in Leidschendam wel aan de winkelstraat: één beuk, de Gallery genaamd, is duidelijk geïnspireerd op een 9 Straatjes-achtige omgeving met veel verschillende kleine winkels en boetieks. Een kunstmatige, frictieloze variant op de binnenstad, waar het schoon en heel en immer aangenaam is.
Langetermijnplanning en collegiaal samen optrekken zitten de middenstand niet direct in de genen. Om de winkelstraten te redden, met hun kakofonie aan eigengereide eigenaren variërend van pensioenfonds tot particulier, zullen er meer mogelijkheden tot overheidssturing moeten komen, zoals subsidies voor herverkaveling en verplaatsing, en een soepele omgang met bestemmingsplannen, in de vorm van bijvoorbeeld ‘dubbelbestemmen’. Daar staat tegenover dat die overheid een plan moet hebben, dat stoelt op een visie die breder is dan regelgeving alleen.
Onze winkelstraten zijn economische maar toch zeker ook sociale plekken in de stad, de moeite waard om ons voor in te spannen. De transformatie ervan wordt een spannend experiment. De honderd miljoen van het kabinet zijn een goede start – waar gaan we die aan uitgeven?
Tracy Metz komt oorspronkelijk uit Californië en kwam na haar studie naar Europa, waar ze in Nederland in de journalistiek terechtkwam. Ze schrijft kritisch, onafhankelijk, met gezag én gevoel voor humor over architectuur, stedenbouw, natuur en landschap – kortom, over onze verhouding tot de gebouwde en natuurlijke omgeving om ons heen. In 2012 richtte ze Stadsleven op, een boeiende live talkshow en digitaal magazine over het leven in steden. Sinds 2013 is zij directeur van het John Adams Institute, het centrum voor Amerikaanse cultuur in Nederland. Haar bijdrage aan het publieke debat over stad en landschap werd in 2016 onderscheiden met de Grote Maaskantprijs. Meer informatie over haar werk vindt u op https://www.tracymetz.nl/
Steden en centra met naast traditionele winkelconcepten ook ruimte voor ambachten, kunstenaars en startup‘s die de bezoeker verrassen en inspelen op beleving. Als het dan ook nog gaat om lokale mensen, dan is de cirkel rond. Dan is er verbondenheid en daardoor komt men ook graag terug naar dat centrum. Vanuit VOLOP Brabant zetten wij ons daar graag voor in. en zien we ook wat dat doet met een stad of centrum!