Binnenkort kan geen erfgoedprofessional nog om het Faro- verdrag – het Europese kaderverdrag inzake de waarde van cultureel erfgoed voor de samenleving – heen. Dit verdrag benadrukt de maatschappelijke waarde van erfgoed en wil burgers hieraan laten meedoen. In gebiedstransformaties wordt hiermee geëxperimenteerd. Dit artikel schetst hoe dit in de veranderingen in de erfgoedwereld past en hoe hiermee is gewerkt in de Zuiderwaterlinie, één van oudste en meest gebruikte waterlinies van Nederland.
Maatschappelijke waarden – dus niet alleen de waarde van fysieke erfgoed – staan centraal in het Europese kaderverdrag inzake de waarde van cultureel erfgoed voor de samenleving (Raad van Europa, 2005). Dit lijkt te suggereren dat mening van de burgers tot nu toe niet belangrijk was, maar dat is niet helemaal waar. Al in 1873 ageerde Victor de Stuers in een brief tegen de sloop van de Haagse Gevangenenpoort voor behoud ervan voor ons nageslacht. De Stuers benadrukte dat deze behouden moest blijven als herinnering, ondanks dat deze gevangenis verwees naar de moord op de gebroeders de Wit en dus niet een heroïsch hoofdstuk uit onze geschiedenis representeerde. Hoewel dit feitelijk niet de allereerste vorm van bescherming van gebouwd erfgoed was of de eerste persoon die opriep tot erfgoedbehoud, wordt deze brief door velen als het begin van de monumentenzorg in Nederland beschouwd. De archeologische monumentenzorg vond óók zijn oorsprong in een burgerinitiatief. Dit laat zien dat behoud van erfgoed altijd verbonden is geweest met het belang dat mensen daaraan hechtten. Niet voor niets definiëren we erfgoed tegenwoordig als datgene dat een groep mensen op een bepaald moment en op een bepaalde plaats waardeert. Maar de rol van de burger is wel aan het veranderen, met een nieuwe vertaling ervan in ons erfgoedbestel.
Sector, factor, vector
Om de impact van het Faroverdrag op ruimtelijke transformaties rond erfgoed beter te begrijpen, is het belangrijk terug te kijken hoe mens en erfgoed in het verleden met elkaar verbonden waren. Veelal wordt hiervoor verwezen naar drie rollen die erfgoed in het ruimtelijk beleid heeft gespeeld, samengevat in ‘sector’, ‘factor’ en ‘vector’ (Jansen, 2014). Oorspronkelijk vormde erfgoed (destijds monumentenzorg en archeologie) vooral een beleidsveld (sector), met beschermende wet- en regelgeving. Aansluitend streefde men ernaar om erfgoed een volwaardige factor in de ruimtelijke ordening te laten spelen. Recentelijk bepleiten erfgoedspecialisten dat erfgoed een leidende onderlegger voor nieuwe ontwikkelingen moet zijn: een vector. Erfgoed is dan niet meer alleen de kers op de taart, maar vormt de cake die de basis hiervan vormt. Aanvankelijk stond de vectorrol voor een leidende rol in ruimtelijke transformatie, door bijvoorbeeld het onderstrepen van het narratief van de plek (eventueel met kunst), het hergebruiken van landschappelijke systemen met oude of vernieuwende ontwerpen, of als oude waterstructuren. Dit laatste is gedaan voor de Zuiderwaterlinie in Noord-Brabant, één van Nederlands langste waterlinies. Maar de vectorrol kan breder worden geïnterpreteerd door nadruk te leggen op de noodzaak van het bewaren van erfgoed voor mensen, en waarom mensen bepaald erfgoed waarderen of niet. Deze maatschappelijke, sociale waarden staan in het Faro-verdrag voorop en benadrukken hoe ons materiële en immateriële erfgoed mensen aan hun omgeving en aan elkaar binden. Dit doen zij in gebruiken en feesten, en in verhalen van onze voorouders – of die nu uit Nederland of van elders kwamen.
Motto’s
Om deze rollen te vertalen naar hoe mensen om zijn gegaan met erfgoed, kunnen we vier motto’s onderscheiden: behoud door wettelijke bescherming, behoud door ontwikkeling, behoud door beleving en maatschappelijke waardering voor behoud. Deze motto’s staan niet voor een bepaalde tijdsperiode, maar geven een benadering weer die nu nog steeds wordt toegepast (Verschuure-Stuip, 2022). In de twintigste eeuw ontwikkelde de erfgoedwereld zich door allereerst het erfgoed te inventariseren, categoriseren en beschrijven met behulp van experts. Behoud werd mogelijk gemaakt in wet- en regelgeving en met behulp van opsommingen van criteria, die verschilden voor archeologie, gebouwen en landschappen. In de jaren ‘80 en ‘90 van de vorige eeuw tekende zich een nieuwe aanpak af. Via Nota Belvedère (2000) werden erfgoed en ruimtelijke planning aan elkaar verbonden. Erfgoed zonder dat mensen het gebruikten, kon niet het doel zijn voor behoud alleen. Daarom transformeerden leegstaande gebouwen en kregen zij soms compleet andere functies, zoals kerken die veranderden in hotels of boekhandels. Het motto behoud door ontwikkeling onderstreepte dat het hergebruiken van erfgoed noodzakelijk was. De nadruk diende te liggen op beheer en inspireren van het publiek. Een voorbeeld hiervan is de transformatie van een oud fabrieksterrein in DRU Industriepark Ulft naar een nieuw cultureel centrum en poppodium op moderne manier. De Nota Belvedère schudde de erfgoedwereld op: schotten tussen bovengrondse en ondergrondse monumenten verdwenen en de definitie van erfgoed werd uitgebreid met landschappen, gebouwen, (historische) systemen en verhalen.
Publiekswaardering en participatie
In het begin van de 21ste eeuw verschoof de aandacht in het erfgoedbeleid naar het publiek, via de termen als publieksbereik (archeologie) en publieksbeleving (erfgoed). Dit werd samengevat in het motto behoud door beleving. Aanvankelijk ging het er vooral om het publiek te informeren, verhalen te vertellen en elke plek een eigen identiteit te geven. Dit om een bredere verbondenheid van de bezoeker en bewoners te realiseren. Publieksbereik, het zichtbaar maken van erfgoed voor een breder publiek zoals beschreven in het Verdrag van Valetta (1992), werd gevolgd door participatie en co-creatie uit het Verdrag van Faro (2005). Participatie is meer dan het faciliteren van bezoek of het inspreken op bewonersbijeenkomsten. Het gaat over het actief mee laten waarderen, mee laten werken en mee laten beslissen van burgers in erfgoed in eigen omgeving. Het stimuleert eigenaarschap van dit erfgoed, samengevat in het motto maatschappelijke waardering voor behoud.
Faro vraagt om participatie en co-creatie van experts en bewoners, waarbij participatie zowel als doel én middel wordt gezien (Ministerie OCW, 2018). Dit vraagt om een nieuwe verhouding tussen burgers en experts. Deze aanpak resulteert in verschuivingen van thema’s en onderwerpen. Hierbij eist ook ons recente verleden meer aandacht op. Dit omdat het meer recente verleden voor het publiek ook tot de verbeelding spreekt. Dit zien we bijvoorbeeld in project Kamp Wyldemerck. Professionele archeologen gingen hier samen met de Molukse gemeenschap graven naar de sporen van de barakken in de bossen waar deze gemeenschap tussen 1954-1969 woonde. Dit project laat zien dat de overheid een andere rol gaat spelen, namelijk het faciliteren en meewerken aan burgerinitiatieven. In deze Faro-werkwijze is wederom de definitie van erfgoed aangepast, die nu zowel de materiële als immateriële kant benadrukt. Het gaat ook om meerstemmig erfgoed: sporen uit het verleden die rauwe randjes kennen of soms een omstreden verleden voor bepaalde groepen voorstaan, net als de Gevangenenpoort dit ooit was. Dit heeft implicaties: als je als expert aan zo’n transformatie begint, gaat het niet alleen meer om de sporen zelf, maar ook om de vraag voor wie deze sporen impact hebben gehad en hoe je daaraan recht doet.
Erfgoed wordt nog vaak verbonden met ruimtelijke thema’s als vestigingsklimaat, duurzaamheid en klimaatadaptatie. De vraag is hoe erfgoed kan bijdragen aan het sociale domein: aan integratie, sociale cohesie, veiligheid en leefbaarheid. Hoe kun je vanuit de eigenheid van de plek (‘place attachment’) nieuwe ontwikkelingen stimuleren om erfgoed leidend te laten zijn? Om dit te implementeren heeft het projectbureau Faro een routekaart en een uitvoeringsagenda samengesteld. Deze is gebaseerd op drie richtinggevende principes, namelijk Participatie in de volle breedte, Open houding naar andere erfgoedopvattingen en Erfgoed middenin de samenleving (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, 2022). Ze vormen de basis voor implementatie en nadere uitwerking van deze Europese wetgeving in onze Nederlandse wetgeving. Erfgoedwetgeving die waarschijnlijk in het voorjaar van 2024 wordt geratificeerd.
Sleutels in handen
Hoe geven we, als experts, de spreekwoordelijke sleutels (iets meer) in handen van eigenaren, omwonenden en lokale, maar ongetrainde, partners? Hoe kun je vernieuwende toekomstperspectieven laten zien zonder meteen een ontwerp neer te leggen als een voldongen feit? Een bekende aanpak is meningspeiling, via vragenlijsten, apps of interviews. Een andere manier is het organiseren van participatieve ontwerpworkshops ofwel ‘design charrettes’. Ontwerpworkshops kunnen diverse doelen nastreven, zoals het genereren van ideeën, het opstarten van ontwikkelingen of om participatie te vergroten (Girling, Kellett, Johnstone, 2006). Door daar studenten bij te betrekken, kan dit voor zowel de studenten, burgers (eigenaren en omwonenden) als docenten meerwaarde opleveren (Verschuure-Stuip, Brinkhuizen, 2021). Studenten kunnen, gevoed door de mening van burgers en betrokkenen, in korte tijd probleem en oplossingsmogelijkheden visualiseren. Visualisaties die – bij voldoende betrokkenheid gedurende de ontwerpworkshop – aansluiten bij de meningen uit de omgeving. Voor burgers kunnen toekomstbeelden en ontwerpersvisies een gamechanger zijn in het nadenken over toekomstmogelijkheden. De geschetste toekomstvisies kunnen een opening bieden voor overheid, eigenaren en omwonenden om met elkaar in gesprek te gaan. Voor studenten en docenten is het interessant om na te denken over de wijze waarop de soms uiteenlopende meningen kunnen worden uitgewerkt in ‘challenged-based learning’. Daarmee kunnen de uitkomsten van dergelijke studentenworkshops een vliegwiel zijn voor een langer lopend traject met overheid, eigenaren en omwonenden. Dergelijke ontwerpworkshops maken onderdeel uit van het nadenken over het gehele participatieproces dat naast het ontwerpproces van het erfgoed steeds meer aandacht vraagt van experts.
Zuiderwaterlinie
Tijdens de Landschapstriënnale 2021 zijn ontwerpworkshops met studenten ingezet in het ‘Living Lab Zuiderwaterlinie’. De Zuiderwaterlinie is één van de oudste waterlinies in Nederland en loopt van Bergen op Zoom tot Grave. Hier is de afgelopen jaren hard gewerkt om dit erfgoed beleefbaar te maken. Kunstwerken ontworpen door jonge kunstenaars met leerlingen en studenten uit de directe omgeving, vertellen de geschiedenis van de waterlinie, stellingen en forten. De toekomstvisies waren de uitkomst van samenwerking tussen lokale eigenaren, omwonenden en historische verenigingen, met interdisciplinaire studententeams van de universiteiten Wageningen, Delft, Leiden en Amsterdam (VU) en Saxion Hogeschool. Het doel was om ideeën die lokaal leefden, via presentaties, filmpjes en discussies, in ontwerpschetsen te verwerken en te presenteren aan lokale en provinciale bestuurders (Verschuure-Stuip, Brinkhuizen, 2021).
Dit ‘living lab’ maakte onderdeel uit van een bredere aanpak om dit militaire erfgoedlandschap te behouden. De aandacht voor de Zuiderwaterlinie startte met een visie vanuit de overheid (Rijk, provincie, gemeenten), samengevat in het boek Zuiderwaterlinie Noord-Brabant een open boek (Vermeulen et al, 2016). Dit boek vertelt niet alleen het historische verhaal van de linie, maar ook een toekomst voor de linie als een amfibisch-toeristisch landschap. De vele interviews in het boek laten zien dat er een breed draagvlak onder bestuurders en bewoners was om de Zuiderwaterlinie te revitaliseren. De plannen ontvingen lokale, bestuurlijke en wetenschappelijke aandacht en zijn opgenomen in de projectenbank Faro van de RCE. Momenteel ligt het initiatief niet meer primair bij de overheid. De ‘Alliantie Zuiderwaterlinie’ werkt hard om de Zuiderwaterlinie verder te ontwikkelen.
Tot slot
Erfgoed gaat tegenwoordig al lang niet meer alleen om het maken van een goed transformatieplan, maar ook om het proces om deze plannen participatief te ontwikkelen. Dit vraagt van experts om zowel een ruimtelijke transformatie als een participatief proces te ontwerpen. Daarbij zijn participatie, co-creatie, publiekswaardering en betrokkenheid bij de eigen leefomgeving niet alleen verbonden met de erfgoedwereld, maar geldt dit voor veel ruimtelijke, maatschappelijke en sociale vraagstukken waarbij de gehele samenleving wordt gevraagd te participeren. Dit vraagt om nadere uitwerking van methoden om uiteenlopende betrokkenen te betrekken. Daarnaast vraagt het om aanscherping van de vragen ‘Van wie is dit erfgoed, voor wie willen we dit behouden en, vooral, wat moet eigenlijk ontworpen worden?’.
Dit artikel is onderdeel van de Themareeks Erfgoed en Archeologie in de ruimtelijke ordening.
Haar onderzoek en onderwijs richt zich op de geschiedenis en het erfgoed van landschapsarchitectuur, het lezen van narratief en de waarden van de stedelijke en landschappelijke identiteit, methode van transformatie, onderzoek naar buitenplaatsen en landgoederen op de grote schaal in buitenplaatsenlandschappen, stedelijk erfgoed en militair erfgoed.
0 reacties