Over het inrichten van ‘vanzelfsprekende ontmoetingsplekken’

31 oktober 2023

Het sociale klimaat in een wijk is gebaat bij semi-publieke ruimten waar bewoners uit verschillende sociale kringen elkaar vanzelf en geregeld tegen komen omdat ze er iets te zoeken en te doen hebben. Kan je die plekken ook maken en waar moet je dan op letten? Acht aanbevelingen op basis van onderzoeken en uitproberen.

Bewoners van een wijk leven voornamelijk langs elkaar heen. Dat kan niet anders en daar is niks mis mee. Sterker nog, voor het sociale klimaat in een wijk zijn oppervlakkige contacten belangrijker dan hechte sociale netwerken. Binnen zo’n netwerk van familieleden, vrienden en andere ‘naasten’ wordt persoonlijke aandacht en zorg uitgewisseld. Niet onbelangrijk, maar het speelt zich af binnen een relatief kleine kring van meestal ‘ons soort mensen’ die elkaar kunnen bevestigen in het idee dat zij het samen goed met en voor elkaar hebben maar dat de rest van de wijk/stad/wereld heel anders is, niet deugt, onverschillig of onveilig is. Het gaat goed met mij, met ons, maar…

Om je thuis en op je gemak te voelen in een sociaal gemixte wijk zijn contacten buiten je eigen sociale kring belangrijk. Niet per sé vriendschappen of koffiedrinkrelaties; het is al genoeg als je ‘bekende gezichten’ van elkaar bent. ‘Vertrouwde vreemden’ zoals Milgram (1977) ze noemde naar aanleiding van zijn onderzoek tijdens spitstijden op een forensenstation in New York. Door kijken en afluisteren, soms een korte uitwisseling (“Weer te laat!”) weten mensen op den duur nog best veel over die andere wachters op het perron te vertellen. Zo’n perron is formeel gezien een semi-publieke ruimte en functioneert op forensentijden als ‘vanzelfsprekende ontmoetingsplek’; al werkt het in deze tijden van oortjes en smartphones mogelijk anders dan in de jaren zeventig van de vorige eeuw. Een ‘vanzelfsprekende ontmoetingsplek’ is een plek waar verschillende soorten mensen elkaar tegen komen omdat ze er iets te zoeken hebben, zoals een tabak/tijdschriftenzaak met een pakketfunctie, een kinderboerderij, een haringkraam met een luifel, een goed gesorteerde kringloopwinkel, een autowasplaats of een buurtbibliotheek. Door elkaar daar geregeld tegen te komen, herhaling is belangrijk, kunnen uitwisselingen tussen ‘onbekenden’ ontstaan. Een blik van herkenning, een groet, een kort praatje, het afluisteren ervan, en uiteindelijk misschien ook een vraag, want door deze ‘publieke vertrouwdheid’ (Fischer, 1982) worden mensen uit verschillende sociale kringen beter benaderbaar voor elkaar.

Sociaal-fysieke infrastructuur

Niet alleen individuele mensen, ook een wijk kan daar profijt van hebben. Een sociaal-fysieke infrastructuur van functionele ontmoetingsplekken is de doorslaggevende factor voor het aantal bewonersinitiatieven en de collectieve zelfredzaamheid, concludeert Sampson (2005) op basis van een wijkvergelijkend onderzoek in Chicago over een periode van dertig jaar. Eric Klinenberg begint zijn boek Palaces for the people met een dramatischer voorbeeld. Ook uit Chicago trouwens. In de week van 14 tot 20 juli 1995 stierven daar door een extreme hittegolf 799 mensen. Uit onderzoek bleek dat er naar verhouding veel oude geïsoleerde bewoners van arme, onveilige wijken gestorven waren. Maar er waren ook grote verschillen tussen de arme, onveilige wijken. Sommige van die wijken hadden zelfs een lagere sterftescore dan de rijkste wijken van Chicago. De statistieken konden dat niet verklaren, maar door in die wijken rond te lopen, ontdekte Klinenberg waar het hem in zat: “the social infrastructure: the physical places and organizations that shape the way people interact”. In de wijken met hoge sterftescores hadden mensen geen andere normen en waarden dan in de wijken met een lage sterftescore, ze misten simpelweg in hun wijk een aantrekkelijke sociaal-fysieke infrastructuur waar dagelijkse vanzelfsprekende ontmoetingen plaats kunnen vinden, waar sociaal kapitaal kan ontstaan.

Wat is een aantrekkelijke sociaal-fysieke infrastructuur en kan je zulke plekken ook maken? Of anders gezegd: als je een nieuwe plek inricht, hoe zorg je er dan voor dat verschillende groepen mensen hem herkennen als (ook) voor hen bedoeld? En hoe zorg je voor levendigheid? Waar moet je op letten en over nadenken? Ik formuleer hieronder acht punten die er volgens mij toe doen, waarbij ik me richt op binnenruimtes. Mijn kennis hierover is mede gebaseerd op eigen onderzoeken en een experiment. De onderzoeken deed ik (samen met Corrie Kreuk) in een kopieerwinkel in het Oude Westen Rotterdam (Van der Zwaard, 2010) en in het Vaderhuis in het Haagse Laakkwartier (Van der Zwaard & Kreuk, 2012). Het experiment is Leeszaal Rotterdam West en begon ik met Maurice Specht en doe ik met (in tien jaar tijd) zo’n 350 andere vrijwilligers (Specht & van der Zwaard, 2015).

1. De samenstelling van de voorbereidingsgroep

Allereerst helpt het als de plannen voor zo’n plek met een heterogene groep mensen wordt gemaakt. Eerst met een kleine groep gelijkgestemden een plek inrichten en dan zeggen dat ‘iedereen’ welkom is, werkt niet. Mensen komen niet, want uit de aanwezige mensen en de sfeer concluderen ze dat de plek niet van en voor ‘ons soort mensen’ is. Of ze passen er niet in, ze storen of vinden niets van hun gading, want er is niet echt op hen gerekend. Met een gemixte voorbereidingsgroep kunnen er van tevoren al oplossingen bedacht worden voor eventuele ingewikkeldheden van gemengd gebruik. Of positiever geformuleerd: kan ervoor gezorgd worden dat de leuke kanten van gemengd gebruik er maximaal uitspringen. Je kunt de pooltafels en daarmee de jongeren in een hoekje zetten; je kunt er ook banken omheen zetten. Kijken naar mensen die bezig zijn, en er commentaar op geven, is voor sommige oudere mannen een fijne manier om ‘onder de mensen’ te zijn. Kijk maar naar bouwplaatsen en garages.

Gemixt gebruik in de Leeszaal (foto: Saskia Risseeuw)

2. Zichtbaarheid en openheid

Je moet naar binnen kunnen kijken. Mensen associëren geslotenheid met beslotenheid: in gebruik door een bepaalde groep. Daarnaast willen mensen graag van buitenaf zien hoe het er van binnen uit ziet en wie er zitten. Dat is het verschil tussen een traditionele buurtkroeg en een grand café. De binnenzitters vinden het trouwens ook fijn om naar buiten te kunnen kijken. Dus geen gordijnen, lamellen, plakplastic en (meestal verouderde) affiches voor de ramen. Voor gebruikers die beschutting nodig hebben, zijn er tijdelijke oplossingen (gordijnen kunnen ook weer open) of afgebakende deelruimtes.

3. Een duidelijke overgang tussen binnen en buiten

Een plek kan alleen open en gastvrij zijn als hij afgebakend is met een deur, een drempel of een andere fysieke aanduiding. Als mensen weten: hier stap ik in een domein waar ‘iemand’ over gaat, waar vermoedelijk bepaalde regels gelden. Die (liefst ongeschreven) regels geven een zekere rust, mensen weten waar ze zich aan te houden hebben en wat ze van anderen kunnen verwachten. Afbakeningen creëren intimiteit, omdat ze het gevoel versterken van samen op één plek te zijn; voor min of meer hetzelfde doel. Dat verkleint de afstand tussen mensen en maakt het makkelijker om iets te vragen of om als buitenstaander te reageren op een gesprek. Denk ook aan de onverwachte ontboezemingen in een trein of wachtruimte.

4. Beweging en activiteiten

“Ik kwam om wat te doen”, zeggen de mannen van het succesvolle Vadercentrum in het Haagse Laakkwartier. En dat geldt natuurlijk ook voor de winkel, autowasstraat en bibliotheek. Dat vereist nadenken over programmering (trekt het aanbod een gemengd publiek?) maar ook over inrichting. Als het doen weggestopt is in aparte lokalen, dan kan het gebouw nog steeds een sfeerloze en levenloze verzameling gangen en trappen zijn. Als mensen al doende een beetje langs elkaar heen schuiven, zoals bijvoorbeeld tussen de kasten van een bibliotheek, ontstaan mogelijkheden voor uitwisseling. Het doen geeft gespreksstof voor ‘small talk’ of juist informatieve gesprekken tussen onbekenden: “Hoe zoekt u naar een boek?” vroeg een man mij laatst bij een tafel met ‘nieuwe aanwinsten’ in de hal van de bibliotheek van Rotterdam. Hij (nieuwkomer) was meer op zoek naar een praatje dan naar een boek; dat kan natuurlijk ook.

Vadercentrum Adam in het Haagse Laakkwartier

5. Nog in te vullen ruimte

Binnen een jaar had Leeszaal Rotterdam West (totaal oppervlak 350m2) helemaal vol kunnen staan met boekenkasten. De stroom tweedehandsboeken gaat maar door. Dat hebben we echter bewust niet gedaan. Als mensen langs de eerste serie boekenkasten heen zijn gelopen, stuiten ze op een lege ruimte, aan drie kanten omlijnd door een drietredentrap, die er bijna om vraagt om er iets te organiseren: een presentatie, filmvoorstelling, concert, lezing etc. Er waren vanaf het begin vrijwilligers die dat wilden doen, maar deze ruimte is nog veel vaker gebruikt door bezoekers die ter plekke op ideeën kwamen. Nieuwe ideeën omdat ze graag iets willen doen in de Leeszaal; of oude ideeën waarvoor ze in de Leeszaal een plek vinden om te realiseren. Activiteiten die weer nieuwe bezoekers trekken. Een vanzelfsprekende ontmoetingsplek is nooit af; er moet altijd ruimte blijven om iets toe te voegen.

6. Gastheren en gastvrouwen

Sommige winkeliers en haringverkopers zijn echte animators. Ze knopen makkelijk praatjes aan en brengen met hun kwinkslagen levendigheid en warmte in en om de toonbank. Soms kan een treinconducteur een halve coupé met telefoonwatchers aan het praten krijgen. Niet iedereen heeft die kwaliteiten en niet op elke vanzelfsprekende ontmoetingsplek loopt iemand rond die erover gaat, maar bij het creëren van een nieuwe plek of vitaliseren van een oude plek, is het nuttig om over die gastvrouw/-heerfunctie na te denken. Een bord met huisregels aan de muur roept heel andere associaties op dan een persoon waar je iets aan kunt vragen en die je daarmee over de drempel helpt. Het ongemak om met je laptop naast een onverzorgde dakloze krantenlezer te zitten, is een stuk minder als je weet dat er iemand oplet. Uiteindelijk kan je dan ontdekken dat je met een dakloze ook gewoon iets kunt uitwisselen.

Winkelier en klanten van een ijzerhandel (foto: Regina Wieringa)

7. De geschiedenis van een plek

Wijken veranderen. ‘Oude’ wijkbewoners, die niet altijd heel erg oud zijn, zien vertrouwde ontmoetingsplekken verdwijnen. Tegelijkertijd zien ze plekken ontstaan die voor de nieuwe bewoners bedoeld lijken te zijn. Hoewel het één geen honderd procent gevolg is van het ander, kan naast een gevoel van verlies ook een gevoel van verdringing ontstaan. Een Rotterdamse rapper en buurtgenoot zei onlangs tegen me: “Het was een lelijk plein, maar het was wel ons voetbalplein. Nu is het een mooi groen plein, waar je niet meer kan voetballen. Het lijkt wel of onze vertrouwde lelijkheid er niet meer mag zijn.” Bij het creëren van een nieuwe ontmoetingsplek kan je niet om de geschiedenis van die plek, straat en wijk heen. Verzamel verhalen (en mensen), geef ze een podium en neem ze mee in het maken van nieuwe plannen.

8. Verschillende sferen en gebruikers

Ook vanuit het gezichtspunt van gemeentelijk welzijnsbeleid lijkt het creëren of vitaliseren van ontmoetingsplekken effectief sociaal beleid. Maar daar zit ook een valkuil. Vanuit beleid kan je uit efficiëntie-overwegingen bij centralisering uitkomen. Ofwel één ‘Huis van de Wijk’ of hoogstens een paar plekken waar iedereen zich in moet kunnen vinden. Dat is echter een onmogelijke opgave en een onwenselijke situatie. Het is een uitdaging om heterogene initiatiefgroepen te formeren en plekken in te richten voor gemengd publiek en gebruik, maar dat moeten niet allemaal dezelfde soort plekken worden. Niet iedereen houdt van haring en/of voetbal en/of kerstballen. Niet iedereen heeft een auto of kinderen van de basisschoolleeftijd. Een wijk heeft vanzelfsprekende ontmoetingsplekken nodig met verschillende sferen en gebruikers.

Feit is natuurlijk dat er de afgelopen decennia nogal wat semi-publieke binnenruimtes zijn verdwenen in de wijken. Zoals winkels, garages, postkantoren, bankfilialen, clubhuizen en buurtbibliotheken (Van der Zwaard, 2022). Over de laatste is er goed nieuws. Na vijftien jaar onverschilligheid en afbraak heeft de minister onlangs weer geld vrij gemaakt voor kleine bibliotheekvestigingen. Dat is pure winst voor het sociale (en culturele) klimaat in dorpen en wijken.

 

Dit artikel is onderdeel van de themareeks ‘semi-publieke ruimte‘.

Author profile
Joke van der Zwaard is zelfstandig onderzoeker, publicist en activist

Joke van der Zwaard doet onderzoek naar kwesties van sociale ongelijkheid, stedelijk samen leven en emancipatie, is mede-initiatiefnemer van Leeszaal Rotterdam West en mede-organisator van het Stadslab Zeggenschap van Bewoners van Recht op de Stad Rotterdam. www.jokevanderzwaard.nl

Literatuur

Fischer, C.S. (1982). To Dwell among Friends: Personal Networks in Town and City. The University Press.
Klinenberg, E. (2020). Palaces for the People. How to build a more equal & united City. Vintage.
Milgram, S. (1977). ‘he Familiar Stranger: An Aspect of Urban Anonymity. In: S. Milgram, The Individual in a Social World: Essays and Experiments. Adison Welsley Pub.Co.
Sampson, R. J., McAdam, D., MacIndoe, H., & Weffer-Elizondo, S. (2005). Civil society reconsidered: The durable nature and community structure of collective civic action. American journal of sociology111(3), 673-714.
Specht, M. & Van der Zwaard, J. (2015). De uitvinding van de Leeszaal. Collectieve tactieken en culturele uitwisselingen. Trancity*Valiz
Van der Zwaard, J. (2010). Scènes in de Copycorner. Van vluchtige ontmoetingen tot publieke vertrouwdheid. Sun Trancity.
Van der Zwaard, J. & Kreuk, C. (2012). Ik kwam om wat te doen. Werkwijze en betekenis van Vadercentrum Adam. Rotterdam, E3D. Te downloaden via https://haagsevaders.nl/in-de-media/methodiek-boek-vadercentrum/
Van der Zwaard, J. (2022). Public Library as Hotspot. Neighbourhood Library as Small Change. Ten Years of Newspaper Clippings. https://www.publiclibraryof.net/?hotspot (Eva Olthof), Nederlandse tekst: www.jokevanderzwaard.nl

Author profile
Joke van der Zwaard is zelfstandig onderzoeker, publicist en activist

Joke van der Zwaard doet onderzoek naar kwesties van sociale ongelijkheid, stedelijk samen leven en emancipatie, is mede-initiatiefnemer van Leeszaal Rotterdam West en mede-organisator van het Stadslab Zeggenschap van Bewoners van Recht op de Stad Rotterdam. www.jokevanderzwaard.nl

Artikel gegevens:
Artikelnummer: jaargang 56 /

31 oktober 2023

De tekst en tabellen in deze bijdrage zijn gepubliceerd onder een CC BY-NC-ND licentie. Voor hergebruik van foto’s en illustraties dient u contact op te nemen met Rooilijn.
Whatsapp

Reageer op dit artikel

0 reacties

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.