Burgerparticipatie gaat over het betrekken van de burger bij overheidszaken. Dit roept direct de vraag op of de overheid de burger wel echt volledig wil betrekken bij overheidszaken. Daarnaast kan je je afvragen of de burger wel betrokken kan worden bij overheidszaken. Dit lijken gemakkelijke vragen, maar de antwoorden op deze vragen bepalen in grote mate de kans van slagen van goede burgerparticipatie en tot op zekere hoogte van maatschappelijke democratie.
Maatschappelijke democratie is inspraak, betrokkenheid en zeggenschap van mensen over hun maatschappelijke omgeving, zoals buurten, wijken, instellingen en organisaties. In overheidsinstanties waar een vinkjes-cultuur heerst en er eigenlijk geen echte ambitie is om maatschappelijke democratie te stimuleren en vorm te geven, zal het dan ook niet van de grond komen en zal de inzet van de overheid en de burger om het te realiseren een verspilling van tijd zijn.
Zo is vaak sprake van window-dressing waarbij de gemeenschap in het lokale buurthuis samenkomt, de plannen openbaar worden gemaakt en iedereen zich druk maakt om bij de microfoon te komen en zijn of haar punt te maken, voor of tegen de plannen. Ondertussen weten de wijze dames en heren achter de discussietafel vaak wel beter, aangezien het besluit al genomen is, het budget is vastgesteld en er enkel voor de vorm een dergelijke avond wordt georganiseerd.
Ook als concept is burgerparticipatie een probleem. Burgers zijn het nagenoeg altijd met elkaar oneens. Mensen denken vooral vanuit hun eigenbelang. Het is niet voor niets dat onze volksvertegenwoordigers is tal van samenstellingen en overlegstructuren tot een compromis proberen te komen en daarbij altijd het algemeen belang in ogenschouw nemen. Op het moment dat burgers rechtstreeks met ambtenaren om tafel kunnen, is het nut van volksvertegenwoordiging in principe verdwenen. Uiteraard werk dit in de praktijk anders maar er is wel degelijk een verhoogd risico dat het algemeen belang uit beeld raakt.
Door de jaren heen hebben we verschillende vormen van burgerparticipatie de revue zien passeren. Of we deze vormen nu met modewoorden als burgerparticipatie 2.0 of 3.0 benoemen of niet, het feit blijft dat de gemiddelde leeftijd van participerende burgers dichter bij de honderd dan bij de twintig ligt. Ondanks de inspraakmogelijkheden lijkt het zo te zijn dat in de meeste burgerparticipatieprocessen slechts een deel van de maatschappij is vertegenwoordigd.
Ten slotte kan het niet onbenoemd blijven dat, wanneer het daadwerkelijk lukt de burger succesvol bij te laten dragen aan de overheidsdoelen, er mooie dingen kunnen ontstaan. Op zulke momenten ontstaat er niet alleen een verhoogd maatschappelijk draagvlak, maar bestaat er ook een aanzienlijke groei in het gevoel van verantwoordelijkheid voor het behalen van deze doelen. Het is derhalve van belang om te zoeken naar nieuwe vormen van burgerparticipatie want de bestaande vormen bedienen ogenschijnlijk slechts een select deel van de samenleving en sluiten niet aan bij de transformatie en ontwikkelingen in onze maatschappij.
Het beter betrekken van burgers bij besluiten en projecten die hun leefomgeving raken is een positieve ambitie, die prima kan bestaan naast onze democratische instituties. Het is namelijk geen vervanging daarvan, maar een aanvulling erop. Waar het in concrete situaties vooral mis gaat, is dat het niet duidelijk is wat participatie is. Gaat het om het leveren van input of kunnen burgers daadwerkelijk meebeslissen? Lokale overheden zouden de komst van de omgevingswet kunnen aangrijpen om heldere keuzes te maken over wie, wanneer en in welke vorm kan participeren. Inclusief een antwoord op burgerinitiatieven die zelf het voortouw nemen, maar vroeg of laat ook met lokale overheden te maken krijgen. Want als het samen lukt, ontstaat er vaak iets moois!