Een zeldzaam geëngageerd handboek

15 december 2018

Shane Ewen (2016)

What is urban history?

Polity Press, Cambridge
173 p.
ISBN 978-0-7456-5269-6
€ 19,99

Van alle wetenschappelijke disciplines die zich bezighouden met de ruimtelijke ordening is stadsgeschiedenis waarschijnlijk de jongste. Vooral in Nederland staat het vakgebied ondanks pionierswerk van architectuurhistorici als Ed Taverne en Auke van der Woud nog in de kinderschoenen. De recente oprichting van het Vlaams-Nederlandse tijdschrift Stadsgeschiedenis (2008) en de ontwikkeling van onderwijsprogramma’s aan de Universiteit van Amsterdam (2012) en de Universiteit Leiden (2018) demonstreren echter een toenemende academische belangstelling. De Angelsaksische landen kennen een rijkere stadshistorische traditie, waarvan What is Urban History? een uitstekende weerspiegeling is.

De publicatie is onderdeel van een lange reeks door Polity Press uitgegeven handboeken, waarin experts hun eigen vakgebied duiden. Volgens auteur Shane Ewen betreft stadsgeschiedenis de studie van stedelijke nederzettingen in hun economische, politieke, culturele en ruimtelijke context en hun plaats in regionale, nationale, inter- en transnationale netwerken. Stadshistorici zouden dus niet enkel stedelijke ruimte of menselijk gedrag mogen bestuderen, maar op zoek moeten gaan naar verbanden tussen de twee. Deze alomvattende en interdisciplinaire definitie is bepalend voor de hoofdstukindeling, waarin achtereenvolgens de geschiedenis van het vakgebied, stedelijke identiteitsvorming, stedelijk bestuur, relaties met het ommeland, stedelijke cultuur en transnationale benaderingen centraal staan. Ieder hoofdstuk begint met een aantal definities van het eigenlijke onderwerp en prikkelende onderzoeksvragen, waarna Ewen een aantal klassieke studies en gerenommeerde auteurs de revue laat passeren. Het boek leest hierdoor eerder als een verzameling thematische essays dan als een handboek.

Hoewel historici doorgaans van mening zijn dat we weinig leren van onze geschiedenis, laat Ewen een heel ander geluid horen. Hij schrijft naar eigen zeggen voor studenten en collega’s zonder stadshistorische achtergrond, maar richt zich ook tot beleidsmakers in een wereld die steeds sneller verstedelijkt. Infrastructuur, ongelijkheid en sociale veiligheid zijn volgens de bevlogen auteur vraagstukken van alle tijden, en hoewel de geschiedenis geen kant-en-klare oplossingen biedt, is het wel degelijk mogelijk om parallellen te trekken. Zo stelt Ewen dat overspannen woningmarkten leiden tot een ruimtelijke segregatie die vergelijkbaar is met de situatie in negentiende-eeuwse steden. In lijn met zijn stelling dat we stedelijke ruimte moeten koppelen aan menselijk gedrag, demonstreert hij in het hoofdstuk over identiteit dat segregatie leidt tot een verhoogd bewustzijn van gender, klassenverschillen en etnische afkomst, waarbij voorsteden in Noord-Amerika en sloppenwijken in Afrika en Azië als casussen dienen. De lezer komt dankzij de soepele koppeling van theorie en empirie niet alleen op de hoogte van historische parallellen, maar raakt ook bekend met de hoogtepunten uit het vakgebied. Het boek is daarom een ideaal vertrekpunt voor stadshistorische scripties, proefschriften en beursaanvragen, vooral ook omdat ieder hoofdstuk wordt afgesloten met een opsomming van academische lacunes.

Een belangrijke academische meerwaarde van de stadshistorische discipline is haar uitgesproken interdisciplinaire karakter. Naast de methode van archiefonderzoek maakt de stadshistoricus graag gebruik van sociologische, geografische en antropologische benaderingen. Opvallend genoeg stonden rond het fin de siècle niet historici maar sociologen als Georg Simmel en Max Weber aan de wieg van de moderne stadsgeschiedenis, waardoor het vakgebied zich altijd heeft laten kenmerken door een open houding jegens andere disciplines. Zoals Ewen in het hoofdstuk over stedelijke cultuur en moderniteit demonstreert, zijn stadshistorici door hun interdisciplinaire werkwijzen uitstekend toegerust om de wisselwerking tussen globale veranderingsprocessen en het dagelijks leven van stedelingen te onderzoeken. Zo leidde de industriële revolutie niet alleen tot enorme ingrepen in stedelijke infrastructuren en de introductie van baanbrekende bouwtechnieken, maar bijvoorbeeld ook tot een veranderende stedelijke consumptiecultuur en nieuwe stedelijke kunstuitingen.

Een treffend voorbeeld is het negentiende-eeuwse Parijs, waar de boulevards van de Franse stedenbouwkundige Haussmann en andere ingrepen in de publieke ruimte een nieuwe invulling gaven aan tijd en ruimte. Door voornamelijk met kwalitatieve bronnen te werken, hebben stadshistorici laten zien hoe tijdgenoten deze veranderingen ervoeren en interpreteerden, aldus Ewen. Zo blijkt dat de straat – ondanks pogingen om deze te zuiveren van ongewenste elementen – altijd een plek is geweest van conflicten en confrontaties, waar burgers hun onvrede uitten over het stedelijk gezag en streden voor sociale rechtvaardigheid. Zo bezien zijn de overeenkomsten tussen de Parijse Commune van 1871 en de recente straatprotesten van Occupy en tegenstanders van autocratische regimes in het Midden-Oosten groter dan de verschillen, ondanks de anderhalve eeuw die deze historische gebeurtenissen van elkaar scheiden.

In het hoofdstuk over stedelijk bestuur besteedt Ewen uitgebreid aandacht aan de manieren waarop politieke en zakelijke elites sinds het begin van de negentiende eeuw hebben geïnvesteerd in sociale en sanitaire voorzieningen, waarbij het eigenbelang doorgaans samenviel met filantropische beweegredenen. Immers, voorzien in sociale voorzieningen was evengoed een vorm van sociale controle, aldus Ewen in een theoretische exercitie. Belangrijk voor de strekking van het hoofdstuk is Ewens observatie dat we ons moeten verdiepen in de non-gouvernementele organisaties en zakenbelangen achter de politieke schermen, willen we begrijpen hoe een stad reilt en zeilt.

Dergelijke oproepen maken van What is urban history? een enthousiasmerend en geëngageerd handboek, wat gezien andere titels binnen hetzelfde genre een knappe prestatie is. Echter, wie op zoek is naar een uiteenzetting van historische onderzoeksmethoden of een geschiedenis van globale verstedelijkingsprocessen kan zich beter wenden tot het werk van Simon Gunn of Peter Clark. Andere kanttekeningen betreffen de temporele en geografische reikwijdte: Ewen beperkt zich tot de moderne tijd en hoewel steden in alle werelddelen ter sprake komen, is het door de keuze van literatuur en casussen duidelijk dat hier een Brits stadshistoricus aan het woord is. Het zijn dan ook voornamelijk Angelsaksische collega’s die met instemming worden geciteerd, en bij de casusselectie buiten de Westerse wereld ligt de nadruk op steden in het Brits Gemenebest. Deze tekortkomingen vallen echter in het niet bij de verdienste van het eerste stadshistorische handboek, dat een plek verdient op de leeslijst van het groeiend aantal Nederlandse onderzoekers en studenten dat zich met het onderwerp bezighoudt.

Author profile
Tim is universitair docent aan de Universiteit van Amsterdam waar hij onderzoek doet naar de naoorlogse stadsvernieuwing in West-Europa.

Tim Verlaan (t.verlaan@uva.nl) is als universitair docent verbonden aan de afdeling Geschiedenis, en doet bij het ACUH onderzoek naar de sociaal-economische, politieke en culturele geschiedenis van West-Europese steden. Hiervoor werkte hij als universitair docent Architectuurgeschiedenis aan de Vrije Universiteit en als gastonderzoeker aan Fordham University te New York, het Institut für Raumbezogene Sozialforschung te Berlijn en het Centre for Urban History te Leicester. Zijn proefschrift handelt over de discussies die bestuurders, burgers en projectontwikkelaars in de jaren zestig en zeventig voerden over de toekomst van Nederlandse binnensteden, en is in het najaar van 2017 als De ruimtemakers verschenen bij Vantilt. Hij is medeoprichter van Failed Architecture en redacteur van Urban History, en vervult diverse adviserende functies op het gebied van architectuur en stedenbouw. Grootstedelijke ontwikkelingen als gentrificatie en stadsvernieuwing staan centraal in zowel zijn onderwijs- als onderzoekstaken.

Author profile
Tim is universitair docent aan de Universiteit van Amsterdam waar hij onderzoek doet naar de naoorlogse stadsvernieuwing in West-Europa.

Tim Verlaan (t.verlaan@uva.nl) is als universitair docent verbonden aan de afdeling Geschiedenis, en doet bij het ACUH onderzoek naar de sociaal-economische, politieke en culturele geschiedenis van West-Europese steden. Hiervoor werkte hij als universitair docent Architectuurgeschiedenis aan de Vrije Universiteit en als gastonderzoeker aan Fordham University te New York, het Institut für Raumbezogene Sozialforschung te Berlijn en het Centre for Urban History te Leicester. Zijn proefschrift handelt over de discussies die bestuurders, burgers en projectontwikkelaars in de jaren zestig en zeventig voerden over de toekomst van Nederlandse binnensteden, en is in het najaar van 2017 als De ruimtemakers verschenen bij Vantilt. Hij is medeoprichter van Failed Architecture en redacteur van Urban History, en vervult diverse adviserende functies op het gebied van architectuur en stedenbouw. Grootstedelijke ontwikkelingen als gentrificatie en stadsvernieuwing staan centraal in zowel zijn onderwijs- als onderzoekstaken.

Recensie gegevens:
Auteur(s):Tim Verlaan

15 december 2018

De tekst en tabellen in deze bijdrage zijn gepubliceerd onder een CC BY-NC-ND licentie. Voor hergebruik van foto’s en illustraties dient u contact op te nemen met Rooilijn.
Whatsapp

Reageer op deze publicatie

0 reacties

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.