Waarde met erfgoed in de ruimtelijke ontwikkeling

Erfgoed, of cultureel erfgoed, is datgene wat men van de voorouders erft. Het is de nalatenschap van het verleden, waarmee we leven in het heden. Cultureel erfgoed draagt bij aan de identiteit van een samenleving. Veel mensen waarderen het erfgoed in hun (directe) omgeving en de maatschappij geeft het graag door aan toekomstige generaties.

Dit is wat we schreven in het inleidende artikel van deze reeks. Aansluitend hebben verschillende auteurs hierover hun licht laten schijnen, in relatie tot ruimtelijke ontwikkelingsprojecten. In dit afsluitende artikel staan we stil bij datgene wat wij hiervan hebben geleerd en kijken vooruit. Want als één ding duidelijk is geworden dan is het wel dat wij vandaag het erfgoed maken voor morgen.

Een korte terugblik

De erfgoedwereld is in beweging. De Erfgoedwet is net geland en de Omgevingswet zojuist ingevoerd. Binnenkort wordt ook nog het verdrag van Faro geratificeerd – een Europees kaderverdrag voor erfgoed. Deze beweging begint zichtbaar te worden in de ruimtelijke ontwikkeling. Ondergronds en bovengronds erfgoed wordt steeds vaker met elkaar verbonden. We zien sporen van de zoektocht naar nieuwe waarden die met oud erfgoed gerealiseerd kunnen worden. En we zien dat bekritiseerde zaken – zoals de giflandschappen van eerdere verontreinigingen of de betonnen wederopbouw – waarde krijgen in nieuwe verhalen.

In zijn artikel “gemeenten als poortwachters van wetenschappelijk onderzoek” schetst Hans Koopmanschap een somber beeld. Hij betoogt dat inzake archeologisch onderzoek in 70 jaar tijd weinig is veranderd. Hij signaleert dat de archeoloog nog steeds van goede wil is, maar dat de keuze voor wat belangrijk is om te behouden uiteindelijk wordt bepaald door de waan van de dag. Agnes de Boer toont zich in haar artikel “De Omgevingswet: kansen voor erfgoed” optimistischer, maar wel met de kanttekening dat dit afhangt van de wil en inzet van alle betrokkenen in het ruimtelijk ontwikkelingsproces. Daarbij signaleert zij een belangrijke nieuwe participant: de burger. Nienke van Kuijeren en Rob van Eerden laten in hun bijdrage zien hoe de provincie Noord-Holland anticipeert op nieuwe kansen van veranderend beleid- en regelgeving en welk effect dat heeft op het erfgoedbewustzijn in hun provincie. Daarbij richten zij zich juist ook op die nieuwe participant: de burger. 

Jan-Willem Oudhof laat met het project Markermeerdijken zien dat integratie van de “conditie archeologie” in het ontwikkelproces ertoe leidt dat je samen verder komt. Hij legt daarbij de nadruk op het via erfgoedonderzoek verbinden van mensen en daarmee het vergroten van acceptatie van ontwikkelingen zoals dijkverzwaring. Dat staat nog ver af van de bewonersparticipatie die Gerdy Verschuure-Stuip beschrijft in haar artikel “Samenwerking rond de sporen van de Zuiderwaterlinie”. In dit project zijn bewoners door middel van “living labs” en “ontwerpworkshops” betrokken bij de door de provincies en waterschappen ingezette revitalisering van de Zuiderwaterlinie. Een revitalisering bedoeld om het hoofd te bieden aan de regionale waterbergingsopgave. Van een andere orde is de ontwikkeling die wordt geschetst door Lex de Jong en Frank Moerman in hun bijdrage “Kleine huisjes grote kansen”. Zij beschrijven hoe particulieren zich inzetten om beeldbepalende brugwachtershuisjes te behoeden voor verval of erger. Een belangrijke zorg die zij signaleren is of sprake is van aantoonbare maatschappelijke waarde bij deze vorm van herbestemming. 

Rowin van Lanen en Menne Kosian breken in hun bijdrage “Met erfgoed droge voeten” een lans voor het gebruik van erfgoedkennis voor de maatschappelijke uitdagingen van vandaag, zoals de klimaattransitie. Zij laten zien wat er zou kunnen als erfgoedbrede kennis van waterinfrastructuur wordt gebruikt bij grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen. Ook Thijs Westensteijn snijdt dit aan, in zijn boek “De toekomst van het verleden”: diepgaande kennis van (pre)historische systemen kunnen ons helpen maatschappelijke opgaven het hoofd te bieden.  

Tenslotte toont Willem Hendriks in zijn artikel “Giflandschappen” hoe dit soort landschappen van eerdere verontreiniging bovengronds onherkenbaar zijn getransformeerd, ‘uitgegumd’ zeg maar. Daarmee verdwijnt deze herinnering snel uit ons bewustzijn en is dit erfgoed alleen nog zichtbaar voor archeologen van de toekomst. Hoewel we ons bewust zijn dat deze omgang met het landschap geen goed idee was, is de vraag of we door het wegpoetsen ervan ons voldoende bewust zijn van de impact van dat handelen. Wat in deze lijn te denken van de energietransitie en de grote hoeveelheid WKO-pijpen die we op dit moment onder de grond werken? 

Project onder de loep

Gedurende het ontwikkelproces van een willekeurige plek in Nederland bestaat een goede kans dat je erfgoed tegenkomt. Daarin wordt geprobeerd archeologische waarden waar nodig in te passen (in situ bewaren), en als dat niet mogelijk is op te graven (ex situ bewaren). Bij de bovengrondse inrichting van archeologische vindplaatsen wordt vaak geprobeerd om dit ondergrondse erfgoed bovengronds zichtbaar en beleefbaar te maken. Zo werd dan het straatwerk aangepast, een informatiebord geplaatst of een passend toponiem gezocht. Tegenwoordig zien we in dit soort gevallen dat het erfgoed een inspiratiebron vormt voor de inrichting, zoals speeltuinen (bijvoorbeeld De Uithof in Den Haag), evenemententerreinen (bijvoorbeeld Park Matilo in Leiden), groenvoorzieningen (bijvoorbeeld Steentijdwildernis in gemeente Almere) en ontmoetingsplaatsen (bijvoorbeeld Castellum Hoge Woerd). Succesvolle voorbeelden worden gepresenteerd op de website “www.archeologieleeft.nl  (#archeosucces). 

Eén van de gepresenteerde archeosuccessen is het inrichten van de archeologische speeltuin Kadijken. Kadijken is een woonwijk ontwikkeld aan de noordzijde van Enkhuizen. Het bevindt zich in een voormalige vaarpolder waarin tuinbouw plaatsvond. De huidige verkaveling, tot stand gekomen in de ruilverkaveling van de jaren ’70, gaat terug op de verkaveling uit de 17e eeuw – die op haar beurt aansluit op de middeleeuwse verkaveling (Timmerman, 2017). Het gebied staat bekend om haar rijkdom van archeologische vindplaatsen uit de Bronstijd en wordt dan ook wel de ‘Randstad van de Bronstijd’ genoemd. Tijdens opgravingen voorafgaand aan de realisatie ervan, werd een deel van een nederzetting uit deze periode opgegraven (Roessingh 2018). Een klein deel van deze vindplaats is beschermd. 

Deze beschermde vindplaats is ingericht als openbare speeltuin, een ontmoetingsplaats voor alle leeftijden. De archeologische vondsten hebben gediend ter inspiratie. De plattegrond van een opgegraven bronstijdhuis werd een klimrek. Een fuik werd uitgewerkt tot klimtoestel. Een grafheuvel dient als glijbaan en de wipkip is een wipschaap geworden: in de Bronstijd kwamen nog geen kippen voor. Bij de speeltuin is een informatiebord geplaatst. Na tien jaar concludeert het Steunpunt Cultureel Erfgoed Noord-Holland: “Speeltuin Kadijken laat zien dat erfgoed een bijzondere toegevoegde waarde kan hebben wanneer het opgenomen wordt in de fysieke leefomgeving, en bovendien kansen biedt op het gebied van educatie, inclusie, en het vergroten van sociale cohesie in een nieuwe wijk. In het ontwerp en de uitvoering van de speeltuin op maat zijn deze kansen optimaal benut”.  

Een geslaagd project? De speeltuin is voor vijftien jaar voorzien, en maakt dus geen geïntegreerd, duurzaam onderdeel uit van het ruimtelijk ontwerp. Het ontwerp draagt daarmee op termijn niet bij aan de ruimtelijke kwaliteit, samenhang en identiteit van de ontwikkelde wijk. Welke kansen die in deze reeks naar voren zijn gebracht zijn hier onbenut gebleven?

Klimrek en ondergrond geïnspireerd op opgravingsresultaten van een Bronstijdhuis in Enkhuizen Kadijken (Foto: André Russcher).

Als eerste vormt de kennis over het aanwezige erfgoed niet het uitgangspunt voor het ontwerp van de wijk. De omgeving van de speeltuin is ingericht met jaren ‘30 ‘retrowoningen’ in de stijl van tuinsteden zoals Buiksloterham. Een koppeling met dergelijke architectuur naar de tuinbouwgeschiedenis van de ontwikkelde locatie ligt voor de hand. Deze geschiedenis is niet alleen herkenbaar in de verkaveling en archeologische grondsporen (zie afbeelding) maar is ook letterlijk verankerd in de genen van de Enkhuizer gemeenschap. In deze gemeenschap is ENZA, één van de grootste zaadbedrijven ter wereld, een belangrijke werkgever. Deze tuinbouwgeschiedenis zou versterkt kunnen worden met een stadslandbouwproject op het monument – dat tevens had kunnen bijdragen aan de lokale cohesie, gezondheid, biodiversiteit, bodemvitaliteit, verminderen hittestress en vergroten de opnamecapaciteit van water.

Grondsporen van bedden voor de teelt van groenten uit de 17e eeuw tijdens de opgravingen in Enkhuizen Kadijken (foto ADC-ArcheoProjecten).

Een stapje verder had inspiratie voor de bouwwijze uit het verleden voor het heden kunnen zijn. Zo had stroleembouw en/of houtskeletbouw kunnen worden toegepast. Technieken die al in de Bronstijd werden toegepast, technieken die in circulaire woningbouw steeds vaker worden toegepast. De benodigde leem had lokaal gewonnen kunnen worden, net als in het verleden, uit het benodigde grondverzet dat heeft plaatsgevonden bij het bouwrijp maken van het plangebied. 

Ook afkoppeling van het riool voor regenwater geïnspireerd op het verleden behoort op deze locatie tot de mogelijkheden. In de Late Bronstijd woonde men hier immers al op huisterpen en rondom de velden en huizen werden greppelsystemen aangelegd om overtollig regenwater te laten infiltreren. Het monument zou in een dergelijk ontwerp kunnen worden ingericht als natte natuur geïnspireerd op diezelfde tijdsperiode. De publicatie Steentijdlandschappen van de Gemeente Almere geeft handvatten hoe dit vorm kan worden gegeven met aandacht voor het behoud van de aanwezige archeologische waarden. 

Grondsporen van greppels voor het opvangen van regenwater daterend uit de Bronstijd tijdens de opgravingen in Enkhuizen Kadijken (Foto: ADC-ArcheoProjecten).

Tijdens de opgravingen werden zogenaamde kuilenkransen aangetroffen. Deze kuilenkransen markeren plaatsen waar mogelijk iets is opgeslagen, zoals gewassen of granen, erwten, hooi of mest? Een link tussen deze typische structuren uit de Bronstijd en een biovergister – en daarmee de energietransitie – is snel gelegd (zie afbeelding). Het inpassen van de beschermde vindplaats in de woonwijk door deze te bestemmen voor lokale duurzame energieopwekking maakt dat het te beschermen terrein duurzaam onderdeel had kunnen worden van de wijk.

 

Links: Drie kuilenkransen zoals aangetroffen in de opgravingen in Enkhuizen Kadijken (Lohof & Roessingh 2011). Rechts: Biogasvergister (https://groenkennisnet.nl/nieuwsitem/pocketvergisting-biogasvergisting-op-kleine-schaal-1).

De speeltuin Kadijken in Enkhuizen laat dan ook zien dat een goede verankering van erfgoed in de ontwikkeling van de locatie om een brede blik vraagt, een samenhangende integratie van erfgoed in het ontwerpproces en de wil om moderne opgaven daarin te verbinden met lessen uit het verleden.

Naar de toekomst

Wat nemen we aan het eind van deze reeks nu mee voor de toekomst?  Als eerste: het gaat bij erfgoed niet om objecten maar complexen: het object in zijn bredere ruimtelijke én sociale context. Een object, zoals een brugwachtershuisje of molen, is onderdeel van een grotere ruimtelijke en sociale structuur. Een herbestemming is alleen succesvol wanneer recht wordt gedaan aan de rol van het object binnen die structuren of wanneer het object wordt opgenomen in nieuwe structuren. Ook bij een gebiedsontwikkeling is het van belang om het erfgoed een nieuwe plaats te geven in deze nieuwe structuur. Of andersom, om de gebiedsontwikkeling te laten aansluiten bij een bestaande (erfgoed)structuur.

Aansluitend: erfgoed, zeker de grotere structuren, kan ons helpen om maatschappelijke opgaven voor ‘de grote verbouwing van Nederland’ het hoofd te bieden. Voor de energietransitie en omgaan met klimaatverandering bijvoorbeeld, maar ook in discussies rondom diversiteit en inclusiviteit moet erfgoed een rol spelen. Maar dan moet je dit erfgoed wel (h)(er)kennen, tijdig meenemen in het ontwikkelingsproces en de impact buiten de grenzen van het ontwikkelgebied goed in kaart brengen. Doordat bevoegdheid op gemeentelijk niveau ligt, is daartoe afstemming op bovengemeentelijk niveau noodzakelijk. Anders dreigt fragmentatie en versnippering.

Als derde: erfgoed kan een belangrijke verbindende rol spelen in ruimtelijke opgaven. Dit wordt versterkt wanneer de burger hierin betrokken wordt, of de burger het initiatief daartoe neemt. Hoe dat burgerinitiatief vorm moet krijgen binnen de nieuwe spelregels is nog een open vraag. Dit vraagt om meer onderzoek en gedurfde experimenten.

Tot slot: dit alles vraagt veel van de toekomstige erfgoedprofessional. Zij/hij/hen moet van meerdere markten thuis zijn. Deze rol is tot op heden veelal expertisegericht, en toetsend, en vraagt – zeker in de context van de Omgevingswet – om aanvullende competenties. De erfgoedprofessional van de toekomst moet kunnen verbinden (met andere sectoren, professionals, processen, etc.), agenderen (bestuurlijk, ontwikkelaars, in gebiedsagenda’s, etc.) én inspirerend richting geven aan wat er mogelijk zou kúnnen zijn. Deze rol ligt bovendien allesbehalve vast.  De erfgoedprofessional zal zich geregeld weer opnieuw moeten uitvinden. Een spannende en veelzijdige, maar ó zo belangrijke, taak. Wij kijken er naar uit.

 

Dit artikel is onderdeel van de Themareeks Erfgoed en Archeologie in de ruimtelijke ordening.

Author profile
Geert is lector Bodem en Ondergrond bij Saxion hogeschool en adviseur bij Antea Group

Geert Roovers studeerde in 1993 af als Civiel Ingenieur aan de Technische Universiteit Delft. Roovers werkt bij Antea Group als senior consultant op het gebied van ruimtelijke besluitvormingsprocessen, water en infrastructuur. Daarnaast voerde hij wetenschappelijk onderzoek uit naar de bestuurskundige aspecten van besluitvorming in deze werkvelden. In 2012 promoveerde hij op de interactie tussen systeembenaderingen en besluitvorming in het rivierbeheer. Recent voerde Roovers onderzoek uit naar publieke organisaties en asset management.

Author profile
Associate Lector Archeologie Saxion

Wilko Kornelius van Zijverden is Associate Lector bij het Lectoraat SAST en hoofddocent aan de opleiding Archeologie van Saxion.

Wilko van Zijverden studeerde fysische geografie aan de Universiteit Utrecht en Archeologie aan de Universiteit Leiden. Na het behalen van zijn masterdiploma’s werkte hij als fysisch geograaf in het archeologisch werkveld. In 2007 startte hij naast zijn baan als geoarcheoloog als deeltijddocent aan Saxion Hogeschool in Deventer. In 2011 startte hij in deeltijd een promotieonderzoek naar het Westfriese landschap waarop hij in 2017 promoveerde aan de Universiteit Leiden. In 2021 is Wilko benoemd tot parttime Associate Lector bij het Lectoraat SAST naast zijn werk als hoofddocent bij de opleiding Archeologie van Saxion. Daarnaast heeft hij nog altijd een kleine aanstelling als geoarcheoloog bij  EARTH-Integrated Archaeology in Amersfoort.

Author profile
Beleidsadviseur erfgoed en archeologie bij de provincie Noord-Holland.

Nienke van Kuijeren houdt zich binnen de provincie Noord-Holland bezig met publiekscommunicatie rond erfgoed en archeologie. Dit doet zij deels vanuit Archeologiemuseum Huis van Hilde in Castricum, dat eigendom is van de provincie Noord-Holland, waar zij de uitgaven van archeologische rapporten, publieksbrochures en publieksboeken coördineert. Daarnaast houdt ze zich bezig met de promotie van de historische beeldcollectie Provinciale Atlas die de provincie sinds 1888 bezit en het verhalenplatform Oneindig Noord-Holland dat verhalen ontsluit over cultuurhistorie en geschiedenis van de provincie Noord-Holland.

Author profile
Planoloog en Programmamaker bij Arcam

Daphne studeerde in 2018 af als planoloog en erfgoeddeskundige. Daphne heeft een bachelor Sociale Geografie en Planologie, een master Planologie en een master in Erfgoedstudies. Daphne is programmamaker bij Architectuurcentrum Amsterdam. Hier organiseert zij lezingen en debatten en cureert tentoonstellingen over transitieopgaven in de stad.

Literatuur

Archeologische speeltuin Uithof: https://www.youtube.com/watch?v=KUCxzCl5SsM

Castellum Hoge Woerd: https://www.castellumhogewoerd.nl/

Gemeente Almere (2012). Steentijdwildernis in Almere. Visie en toolbox voor inrichting, visualisatie en gebruik van steentijdvindplaatsen.

Lohof, E. & Roessingh, W. (2011). Bronstijdboeren op de kwelders. Archeologisch onderzoek in Enkhuizen-Kadijken, ADC-Monografie 11

Park Matilo: https://parkmatilo.nl/

Timmerman, L. A. (2017). Middeleeuwse agrarische veenontginningen in de Vier Noorder Koggen. Een interdisciplinair onderzoek naar de opbouw van het natuurlijke landschap en de kolonisatie- en  ontginningsgeschiedenis van West-Friesland (800-1300), MA-thesis, Universiteit Groningen.

Roessingh, W. (2018). Dynamiek in beeld. Onderzoek van Westfriese nederzettingen uit de bronstijd, PhD-thesis, Universiteit Leiden.

Author profile
Geert is lector Bodem en Ondergrond bij Saxion hogeschool en adviseur bij Antea Group

Geert Roovers studeerde in 1993 af als Civiel Ingenieur aan de Technische Universiteit Delft. Roovers werkt bij Antea Group als senior consultant op het gebied van ruimtelijke besluitvormingsprocessen, water en infrastructuur. Daarnaast voerde hij wetenschappelijk onderzoek uit naar de bestuurskundige aspecten van besluitvorming in deze werkvelden. In 2012 promoveerde hij op de interactie tussen systeembenaderingen en besluitvorming in het rivierbeheer. Recent voerde Roovers onderzoek uit naar publieke organisaties en asset management.

Author profile
Associate Lector Archeologie Saxion

Wilko Kornelius van Zijverden is Associate Lector bij het Lectoraat SAST en hoofddocent aan de opleiding Archeologie van Saxion.

Wilko van Zijverden studeerde fysische geografie aan de Universiteit Utrecht en Archeologie aan de Universiteit Leiden. Na het behalen van zijn masterdiploma’s werkte hij als fysisch geograaf in het archeologisch werkveld. In 2007 startte hij naast zijn baan als geoarcheoloog als deeltijddocent aan Saxion Hogeschool in Deventer. In 2011 startte hij in deeltijd een promotieonderzoek naar het Westfriese landschap waarop hij in 2017 promoveerde aan de Universiteit Leiden. In 2021 is Wilko benoemd tot parttime Associate Lector bij het Lectoraat SAST naast zijn werk als hoofddocent bij de opleiding Archeologie van Saxion. Daarnaast heeft hij nog altijd een kleine aanstelling als geoarcheoloog bij  EARTH-Integrated Archaeology in Amersfoort.

Author profile
Beleidsadviseur erfgoed en archeologie bij de provincie Noord-Holland.

Nienke van Kuijeren houdt zich binnen de provincie Noord-Holland bezig met publiekscommunicatie rond erfgoed en archeologie. Dit doet zij deels vanuit Archeologiemuseum Huis van Hilde in Castricum, dat eigendom is van de provincie Noord-Holland, waar zij de uitgaven van archeologische rapporten, publieksbrochures en publieksboeken coördineert. Daarnaast houdt ze zich bezig met de promotie van de historische beeldcollectie Provinciale Atlas die de provincie sinds 1888 bezit en het verhalenplatform Oneindig Noord-Holland dat verhalen ontsluit over cultuurhistorie en geschiedenis van de provincie Noord-Holland.

Author profile
Planoloog en Programmamaker bij Arcam

Daphne studeerde in 2018 af als planoloog en erfgoeddeskundige. Daphne heeft een bachelor Sociale Geografie en Planologie, een master Planologie en een master in Erfgoedstudies. Daphne is programmamaker bij Architectuurcentrum Amsterdam. Hier organiseert zij lezingen en debatten en cureert tentoonstellingen over transitieopgaven in de stad.

Artikelnummer: Jaargang 57 /

6 februari 2024

De tekst en tabellen in deze bijdrage zijn gepubliceerd onder een CC BY-NC-ND licentie. Voor hergebruik van foto’s en illustraties dient u contact op te nemen met Rooilijn.
Whatsapp

Reageer op dit artikel

0 reacties

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Themareeks erfgoed